Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-10-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1103
Zaaknummer
10-016U
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder ontoelaatbaar te hebben gedreigd met gerechtelijke stappen. De gebezigde bewoordingen overschrijden de grenzen die door de norm van art. 46 Advocaten wet worden gesteld, niet. Er gaat geen zodanige dreiging vanuit dat sprake is van tuchtrechtelijk ontoelaatbare toonzetting. Klager heeft geen belang bij de klacht dat verweerder abusievelijk twee erfgenamen heeft verwisseld. Verweerder heeft, door ervoor te kiezen op een aantal verzoeken van klager niet te reageren, gehandeld binnen de vrijheid die een advocaat heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 20 oktober 2010
in de zaak 10-016U
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 18 januari 2010 bij de raad binnengekomen klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 De raad heeft kennis genomen van de brief van 13 januari 2010, bij de raad binnengekomen op 18 januari 2010, van de deken van de orde van advocaten te Utrecht aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 29 met bijlagen, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 augustus 2010. Klager is verschenen. Verweerder is, na bericht van verhindering, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:
a. onder de dreiging van gerechtelijke stappen (i) de ondertekening van de boedelvolmacht verzoekt en (ii) een "dictaat" oplegt inzake de verdeling van de baten;
b. de afzonderlijke erfgenamen verwisselt, hetgeen tot zeer onverkwikkelijke situaties leidt en waarmee de toch al ernstig verstoorde familierelaties verder onder druk komen; en
c. weigert - ook na herinnering - vragen van klager te beantwoorden.
Door aldus te handelen, dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij, aldus klager, niet die zorg betracht die jegens klager in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Verweerder treedt in een geschil betreffende de nalatenschap op als advocaat van de wederpartij van klager.
3.3 Verweerder heeft klager aangeschreven, waarbij verweerder klager aanzegt dat als klager niet wenst mee te werken aan een minnelijke oplossing, verweerder zich genoodzaakt zal zien een gerechtelijke procedure te overwegen danwel de burgerlijke rechter te betrekken in het geschil. Verweerder heeft in een brief twee erfgenamen verwisseld. Nadat klager verweerder hierop wees, heeft verweerder een verbeterde brief nagestuurd.
4. Beoordeling van de klacht
Onderdeel a.
4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat grote vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid in beginsel niet ten gunste van een wederpartij mag worden ingeperkt, tenzij de belangen van de wederpartij door het handelen van de advocaat nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Meer concreet betekent dit dat de raad de vraag moet beantwoorden of verweerder zich met de betreffende uitlatingen heeft uitgelaten op een wijze die in strijd is met de tegenover klager in acht te nemen zorgvuldigheid. Uit citaten uit een drietal brieven van verweerder d.d. 14 oktober 2008, 24 november 2008 en 20 januari 2009 blijkt dat verweerder klager aanschrijft, waarbij verweerder klager aanzegt dat als klager niet wenst mee te werken aan een minnelijke oplossing, verweerder zich genoodzaakt zal zien een gerechtelijke procedure te overwegen.
4.2 De raad is van oordeel dat verweerder met zijn uitlatingen de grenzen die door de norm van art. 46 Advocatenwet worden gesteld aan de hem als advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënten toekomende vrijheid, niet heeft overschreden. Het stond verweerder vrij gebruik te maken van deze, in de rechtspraktijk gangbare, gebezigde bewoordingen. Er gaat niet een zodanige dreiging vanuit dat sprake is van een tuchtrechtelijk ontoelaatbare toonzetting.
Dit klachtonderdeel is ongegrond.
Onderdeel b.
4.3 Nu klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de persoonsverwisseling in zijn belangen is geschaad danwel enig nadeel heeft ondervonden, moet bij gebrek aan onderbouwing hiervan door, en belang van, klager, dit onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.
Onderdeel c.
4.4 Uitgangspunt van de raad is de ruime mate van vrijheid van een advocaat om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe een advocaat in die beleidsvrijheid te beperken.
Mede gelet op het feit dat verweerder heeft aangegeven, dat hij bij zijn houding jegens klager handelde in opdracht van zijn cliënten, is niet gebleken van een handelen door verweerder in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.
Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart
- de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.A. Le Belle, mr. H. Dulack, mr. B.E. van der Molen, mr. M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. L.O.N. Zwart als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 oktober 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.