Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1122
Zaaknummer
10-097A
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft zich onnodig grievend uitgelaten over de wederpartij, door aan de tekst van een sms-bericht van klager aan zijn dochter, een onheuse kwalificatie toe te dichten. Verweerster heeft onvoldoende distantie ten opzichte van haar eigen cliënte betracht. Klacht gegrond. Maatregel van berisping opgelegd.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 23 november 2010
in de zaak 10-097A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
Mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 maart 2010, bij de raad binnen gekomen op 22 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 20 september 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 9 bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt in dat verweerster, als advocaat van de wederpartij, in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, feiten heeft geponeerd waarvan zij weet dat deze onjuist zijn of nopen tot nader onderzoek alvorens te worden gepresenteerd en zich onnodig grievend en insinuerend heeft uitgelaten.
2.2 De klacht valt uiteen in klachtonderdelen a tot en met x, zoals weergegeven door de deken in onderdeel 3.1. tot en met 3.5 van zijn aanbiedingsbrief aan de raad. De raad verwijst voor de volledige klachtomschrijving naar de aanbiedingsbrief van de deken.
2.3 De raad heeft geconstateerd dat klachtonderdeel j) voor klager er uit springt, nu hij daarop ter zitting uitgebreid is ingegaan. Dat klachtonderdeel heeft betrekking op de uitleg die verweerster aan de tekst van een door klager verstuurd SMS-bericht aan zijn dochter heeft gegeven, te weten “waarin hij de schoonheid van haar vrouwelijkheid benadrukt en de wens uitspreekt iets met haar te mogen doen.”
3. Feiten
3.1 Klager is verwikkeld in een langdurige strijd met de moeder van zijn kinderen met betrekking tot het gezag, het verblijf, de omgang en de opvoeding van hun gezamenlijke minderjarige kinderen. Verweerster stond de moeder bij in verschillende procedures.
3.2 Tussen klager en de moeder van de kinderen zijn verschillende procedures gevoerd, een aantal procedures is nog gaande. De kritiek van klager richt zich op drie processtukken uit 2009, te weten de dagvaarding tot het verkrijgen van een contactverbod van 25 augustus 2009, het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van 8 juli 2009 en het verweer hoger beroep wijziging hoofdverblijfplaats van 26 mei 2009.
3.3 In 2009 heeft klager aan zijn dochter een SMS gestuurd met de volgende tekst: “Hoi Lisa, Ik vond het fijn jou te zien. Je bent een lieve knappe meid. Als je een keer met papa wilt praten of iets leuks doen, laat het weten. Groeten en liefs Papa.”
3.4 Verweerster heeft in de door haar opgestelde dagvaarding, die op 25 augustus 2009 betekend is aan klager, onder andere het volgende opgenomen: “Later stuurt de vader een SMS waarin hij de schoonheid van haar vrouwelijkheid benadrukt en de wens uitspreekt iets met haar te mogen doen. Deze sms was de aanleiding van de moeder om samen met Lisa melding te doen bij de politie.” In de dagvaarding is niet de letterlijke tekst van bedoeld sms-bericht, zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven, vermeld.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van de wederpartij van klager, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (2) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (1) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Klager heeft in zijn klacht een groot aantal voorbeelden opgesomd van citaten uit door verweerster opgestelde processtukken, waarvan klager stelt dat deze onwaar zijn. Nu de raad de kwesties waarover klager en zijn ex-partner bij de civiele rechter procederen inhoudelijk onvoldoende kent, kan niet worden beoordeeld of individuele stellingen die klager opsomt, waar of onwaar zijn. Dat verwijt hangt nauw samen met de inhoud van het geschil dat niet ter beoordeling van de raad is. Daardoor kan de raad in deze klachtprocedure niet vaststellen of sprake is van een situatie dat verweerster feiten poneert waarvan zij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn.
4.3 De raad kan echter wel beoordelen of verweerster onnodig grievend is geweest in haar uitlatingen jegens klager. Ter zitting is gebleken dat verweerster nog altijd staat achter de door haar gekozen formulering van de uitleg van het sms-bericht. Zij is niet teruggekomen op door haar gekozen formuleringen of woordkeuzen in de onder 3.2 genoemde processtukken.
4.4 Uit de in het klachtdossier opgenomen processtukken van verweersters hand (genoemd in 3.2) is de raad gebleken dat verweerster zich veelvuldig bedient van scherpe stellingen zonder gebruik te maken van bijvoorbeeld de toevoeging “in de ogen van de vrouw”, of “naar de mening van de vrouw”. Er is sprake van dermate gechargeerd taalgebruik dat sprake is van onnodig grievende uitlatingen. Voort is gebleken dat er weinig of geen distantie van verweerster tot het standpunt van haar cliënte uit blijkt.
Zeker in familiekwesties als de onderhavige mag van de betrokken advocaten een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen dan de belangen van partijen in de procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van de kinderen.
Vast staat dat verweerster de onder 3.3 vermelde tekst in de dagvaarding heeft opgenomen nadat zij enkel haar cliënte had gesproken. Verweerster heeft erkend dat zij niet vooraf gesproken heeft met de dochter aan wie het sms-bericht was gestuurd. Door vervolgens een kwalificatie te geven aan het sms-bericht zoals verweerster heeft gedaan, heeft zij de belangen van de wederpartij, klager, onnodig geschaad.
4.5 De raad komt daarom tot het oordeel dat het belang van klager disproportioneel is geschaad. De klacht is dan ook gegrond voor zover deze ziet op de onnodig grievendheid van verweersters uitlatingen.
4.6 Bij het opleggen van de na te nomen maatregel houdt de raad rekening met het volgende. Verweerster heeft ter zitting niet kenbaar gemaakt dat zij in een volgend geval anders zou handelen. Zij lijkt daardoor niet in te zien dat zij de grens van het betamelijke heeft overschreden. De raad is van oordeel dat verweerster bij de behandeling van de voor haar cliënte behandelde zaak onvoldoende professionele distantie in acht genomen heeft, zeker in aanmerking genomen dat verweerster reeds 16 jaar advocaat is. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster daarmee, met name gezien hetgeen haar in deze klachtzaak wordt verweten, de grenzen van het fatsoen en de redelijkheid overschreden. De raad acht de na te noemen maatregel passend.
BESLISSING:
4.7 De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- deken van de Nederlandse orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dat van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.