Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-10-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1097
Zaaknummer
10-229Alk
Inhoudsindicatie
Oplegging voorwaardelijke schorsing na dekenbezwaar wegens structurele problemen met de financiële bedrijfsvoering alsmede het niet schriftelijk vastleggen van verkregen toestemming om derdengelden met declaraties te verrekenen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 26 oktober 2010
in de zaak 10-229Alk
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 22 juni 2010 binnengekomen bezwaar van:
de deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Alkmaar
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 17 juni 2010, bij de raad binnengekomen op 22 juni 2010, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van 17 augustus 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken genummerd 1 t/m 9, alsmede van de brief met bijlagen van verweerster aan de raad van 4 augustus 2010.
2 Het bezwaar
Het bezwaar houdt in dat verweerster in strijd met het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet:
a) bij herhaling problemen heeft met de financiële bedrijfsvoering van haar kantoor
door de rekeningen ter zake van griffierechten en de hoofdelijke omslag van de
plaatselijke en landelijke orde van advocaten niet tijdig te voldoen;
b) zonder schriftelijke vastlegging van de ondubbelzinnige instemming van haar
cliënten, gehouden derdengelden heeft verrekend met eigen declaraties.
3 Feiten:
3.1 Op 10 maart 2010 heeft een medewerker van de rechtbank Alkmaar de deken een e-mail gezonden met de volgende inhoud:
“Een tijd terug hebben wij contact gehad over de betalingsproblemen van [verweerster].
[Verweerster] heeft met de Rechtbank Alkmaar een rekening-Courant verhouding. Elke maand ontvangt zij een overzicht hiervan en indien zij moet betalen een is er een acceptgiro bijgevoegd met het verzoek binnen 14 dagen te betalen.
De gegevens waarop ik de betalingsproblemen baseer doe ik u hierbij toekomen. (…)”.
3.2 Bij brief van 12 april 2010 heeft de deken verweerster gesommeerd om uiterlijk woensdag 20 april 2010 door middel van bewijsstukken aan te tonen dat de aan de rechtbank verschuldigde bedragen zijn voldaan. In dezelfde brief is verweerster gewezen op een betalingsachterstand van de hoofdelijke omslag 2009/2010 aan de plaatselijke orde.
3.3 Op 10 mei 2010 heeft verweerster op voormelde brief van de deken gereageerd. In deze brief schreef zij:
“(…) Met betrekking tot het financiële aspect in uw brief van 12 april jl. bericht ik u dat ik aan uw verzoek thans niet kan voldoen. Er zijn andere dringende verplichtingen – met name de Belastingdienst – die ik in de afgelopen tijd voor heb laten gaan. Het heeft mijn volle aandacht. Ik hoop dat betaling op korte termijn zal volgen; de kwestie wordt in ieder geval in juni a.s. opgelost.
De praktijk is op dit moment helaas zo dat ik voor het grootste deel op toevoegingen aangewezen ben.”
3.4 Op 4 juni 2010 heeft een medewerker van de rechtbank de plaatselijke orde een e-mail gezonden met de volgende inhoud:
“Hierbij doe ik u weer een overzicht toekomen van [verweerster].
Status 2 is 2e aanmaning
Status 3 is dwangbevel en reeds in bezit Deurwaarder X.
Tot op heden is er niets veranderd met de betalingen.”
3.5 Op 17 juni 2010 heeft de deken het bezwaar ex artikel 46f van de Advocatenwet bij de raad ingediend.
3.6 Bij brief van 4 augustus 2010 heeft verweerster de deken nadere gegevens verstrekt en een kopie van een bankafschrift meegezonden, waaruit blijkt dat op 21 juni 2010 door haar is voldaan de griffierekening met betrekking tot december 2009 en januari 2010, alsmede de hoofdelijke omslag van de Alkmaarse orde van advocaten met betrekking tot 2009/10 en van de Nederlandse orde van advocaten met betrekking tot 2009.
4 Beoordeling van het bezwaar
Ad onderdeel a
4.1 De advocaat behoort zorg te dragen voor een dusdanige organisatie en inrichting van zijn kantoor dat deze in overeenstemming zijn met de eisen van een goede praktijkvoering. De financiële positie van de praktijk maakt daarvan een belangrijk onderdeel uit. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, komt de raad tot de conclusie dat verweerster de financiën van haar kantoor (nog steeds) niet geheel op orde heeft zodanig dat er regelmatig voldoende inkomsten zijn om de lopende verplichtingen tijdig te voldoen. Verweerster heeft de raad er niet van kunnen overtuigen dat zij voldoende inzicht heeft in de mogelijke inkomsten van haar praktijk nu zij enerzijds stelt in hoofdzaak te zijn aangewezen op toevoegingszaken maar anderzijds heeft aangevoerd dat zij nog een behoorlijk aantal zaken moet afrekenen met betalende cliënten. Zeker nu verweerster stelt weinig problemen te ondervinden met voldoening van haar declaraties door cliënten valt niet te begrijpen waarom verweerster geen prioriteit geeft aan het regelmatig verzenden van declaraties. Ten aanzien van de verplichtingen heeft verweerster met betrekking tot griffierechten bewijs overgelegd dat er tot en met januari 2010 is betaald, maar met dusdanige vertraging dat een drietal dwangbevelen is afgegeven. Twee van de drie door de deken genoemde bedragen ter zake van de hoofdelijke omslag van de plaatselijke en landelijke orde van advocaten zijn na het indienen van het bezwaar maar voor de zitting voldaan. De omslag over 2010 van de landelijke orde is tot op heden niet voldaan. Ter zitting is bovendien naar voren gekomen dat verweerster nog immer een aanzienlijke belastingschuld heeft, zodat de vrees bestaat dat de geconstateerde problemen zich in de nabije toekomst opnieuw zullen voordoen. Dit deel van het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
Ad onderdeel b
4.3 Bij de beoordeling van dit onderdeel stelt de raad voorop dat een advocaat dient te voldoen aan de voorwaarden die door de Verordening op de administratie en de financiële integriteit aan hem worden gesteld. Ingevolge het bepaalde in artikel 6 lid 6 van deze verordening mag de advocaat slechts gelden die zich onder een Stichting Derdengelden bevinden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Op vragen van de deken naar verrekening van declaraties met aangehouden derdengelden heeft verweerster laten weten dat de toestemming door haar deels mondeling is verkregen. Het niet schriftelijk bevestigen van de verkregen toestemming levert schending op van artikel 6 lid 6 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Voorts kan niet gezegd worden dat de door verweerster overgelegde brieven waarin verrekening wordt gemeld voldoen aan de schriftelijke vastlegging als bedoeld in voormeld artikel. Ook dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.
5 Maatregel
De raad neemt in aanmerking dat dit niet de eerste keer is dat aan verweerster een maatregel wordt opgelegd in verband met problemen rond de financiële praktijkvoering. Gelet daarop en gelet op het feit dat verweerster de raad niet de indruk heeft gegeven dat zij voldoende doordrongen is van de ernst van de situatie en het belang om de financiële situatie van haar kantoor op orde te hebben, zal de raad de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken opleggen.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar in alle onderdelen gegrond;
- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken;
- bepaalt dat de schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders zal oordelen op grond dat verweerster zich binnen de hierna te vermelden proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, P.W.M. Huisman, J.J. Trap, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 oktober 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 26 oktober 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.