Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA0709

Zaaknummer

52/09

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag in beginsel afgaan op het feitencomplex zoals dat door zijn cliënt wordt verstrekt. Slechts in uitzonderingsgevallen is de advocaat gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.

Uitspraak

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 52/09

Bij brief van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 30 juni 2009 is op 1 juli 2009 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

de heer [ ]

klager

 

tegen

 

mr. [ ]

verweerder

 

 

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs. P. Schulting, voorzitter, A.J.H. Geense, J. de Goede,

J.D. Leerink, A.A. Vogelsang, leden en mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Leeuwarden op 27 november 2009 de klacht behandeld.

Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn accountant, alsmede verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. B.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier alsmede de pleitnota van mr. B.

 

Feiten

Klager verhuurt via zijn onderneming ‘P. R.verhuur’, metalen rijplaten. Aannemings- en verhuurbedrijf M. B.V. beschuldigt hem ervan een aantal rijplaten van haar te hebben ontvreemd. M. B.V. heeft via haar advocaat, verweerder, conservatoir derdenbeslag tot afgifte op deze rijplaten laten leggen.

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Klager heeft zich, via zijn advocaat mr. W.,  erover beklaagd dat verweerder hem ten onrechte in stukken, gericht aan de rechtbank, ervan beschuldigt dat hij de rijplaten waarop beslag is gelegd heeft ontvreemd van M. B.V., hoewel verweerder weet dat klager deze rijplaten heeft gekocht van IJsselmeer Ziekenhuizen en aan deze instantie heeft betaald. Bovendien heeft de politie, na onderzoek, geconcludeerd dat er geen aanleiding bestond voor een nader onderzoek.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Verweerder wijst de klacht van de hand en stelt dat hij niets anders heeft gedaan dan het standpunt van zijn cliënte, M. B.V., te verwoorden en dat dat zijn taak is als advocaat, indien hij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van dat standpunt. Hij had daartoe geen reden. Immers de door IJsselmeer Ziekenhuizen overgelegde verklaring bewijst niet dat de door deze instantie aan klager verkochte rijplaten dezelfde waren als de rijplaten waarop beslag is gelegd. Integendeel, de van IJsselmeer Ziekenhuizen gekochte rijplaten vertonen een ander logo dan de rijplaten van M. B.V. Bovendien is op de rijplaten, waarop beslag is gelegd, het logo van M. B.V. nog duidelijk zichtbaar evenals de voor haar rijplaten kenmerkende sleufgaten.

 

Beoordeling

Voorop staat dat de advocaat in beginsel mag afgaan op het feitencomplex zoals dat door zijn cliënt wordt verstrekt. Zoals door verweerder aangevoerd, is de advocaat  inderdaad slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De vraag die voor ligt is of zich hier een uitzonderingsgeval voordeed. Dat zou het geval kunnen zijn als verweerder op het moment van het indienen van het beslagrekest wist dat de rijplaten niet anders dan van klager konden zijn. De raad meent dat de vraag ontkennend dient te worden beantwoord.

Verweerder heeft uitvoerig geschetst wat de feitelijke gang van zaken is geweest voorafgaand aan en ten tijde van het indienen van het beslagrekest. Daarbij lijkt de brief van IJsselmeer Ziekenhuizen van 23 oktober 2008 een cruciale rol spelen. In deze brief staat onder meer:

 ….“middels dit schrijven verklaren wij IJsselmeer Ziekenhuizen dat wij eigenaren waren van de rijplaten met kenmerken V/E. Deze rijplaten zijn afkomstig van bouwbedrijf d.V. Wij hebben de opdracht gegeven aan de firma P. om de rijplaten op te halen en te betalen conform de gestelde eisen en prijsafspraak. Deze betaling heeft ook plaatsgevonden zodat u de nieuwe eigenaar bent van de rijplaten”….. (namen zijn niet volledig weergegeven – rvd)

Hieruit mocht verweerder afleiden dat de in beslaggenomen rijplaten heel goed andere konden zijn dan de door klager van IJsselmeer Ziekenhuizen gekochte rijplaten met het logo V/E en dat de in beslaggenomen rijplaten wel degelijk de bij de cliënte van verweerder ontvreemde platen betrof. De stelling van verweerder vindt ook steun in de foto’s van de in beslaggenomen rijplaten, waarop nog het logo van de M. B.V. (vM) zichtbaar is. Door dit logo staat het logo van klager (P). Bovendien wordt in de brief van de stichting IJsselmeer Ziekenhuizen melding gemaakt van het kenmerk V/E. Dit is een ander logo dan dat van M. B.V. Ook hadden de sleufgaten van de rijplaten van M. B.V. specifieke kenmerken, waarover in de bewuste brief van de stichting IJsselmeer Ziekenhuizen niet wordt gerept. Het onderzoek naar de feitelijke toedracht zoals dat bij pleidooi namens verweerder is uiteengezet, is door klager niet weersproken. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder in zijn beslagrekest geen feiten heeft gepresenteerd waarvan hij wist dat die op dat moment onjuist waren. De raad is van oordeel dat de klacht dan ook ongegrond is.

 

Beslissing

De raad oordeelt de klacht ongegrond.

Aldus gewezen op door mrs. P. Schulting, voorzitter, A.J.H. Geense, J. de Goede, J.D. Leerink, A.A. Vogelsang, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Groningen van 19 februari 2010 door mr. R.J. Meijer, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

 

Voorzitter                   Griffier

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.