Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0898

Zaaknummer

R. 3348/09.180

Inhoudsindicatie

De advocaat handelt onzorgvuldig door een voorlopig verleende toevoeging inzake de boedelscheiding niet voor definitieve toevoeging in te dienen en in plaats daarvan klaagster een rekening te sturen. Geen schriftelijke vastlegging van een afspraak om af te zien van de toevoeging.

Inhoudsindicatie

Voorts is onzorgvuldig het indienen van een kansloos verzoek tot verkrijging partneralimentatie. Klachten gegrond. Berisping.

Uitspraak

 PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 28 april 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 6 november 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 juni 2010. Ter zitting is klaagster verschenen, vergezeld van mr. B., advocaat te Den Haag. Verweerder is verschenen. Deze heeft een pleitnotitie overgelegd.

  

FEITEN

2.1  Verweerder heeft klaagster bijgestaan met betrekking tot de boedelscheiding, kinderalimentatie, partneralimentatie en een omgangsregeling na de verbreking van de affectieve relatie met haar partner, hierna: de man.

2.2  Op 21 februari 2006 heeft klaagster een opdrachtformulier getekend betreffende boedelverdeling, alimentatie en omgang, waarvoor blijkens het formulier een toevoeging is aangevraagd.

2.3  Op 23 februari 2006 heeft verweerder een aanvraag toevoeging ingediend betreffende beëindiging samenwoning/nevenvorderingen, waaronder de boedel begrepen was. Naar aanleiding hiervan is op 26 april 2006 een voorwaardelijke toevoeging verleend.

2.4  Op 4 mei 2006 heeft klaagster opnieuw een opdrachtformulier ondertekend betreffende de boedelverdeling. Op het formulier is vermeld dat klaagster niet in aanmerking komt voor toevoeging en de kosten voor rechtsbijstand zelf zal betalen. Gedrukt is daarbij een uurtarief van € 150,--, terwijl met de hand daarnaast de vermelding “E200=” is gemaakt. Voorts is op het formulier vermeld: “geen toevoeging; u dient dit zelf te betalen; voorwaardelijk”.

2.5  Op 21 juni 2006 is aan klaagster een definitieve toevoeging verleend betreffende alimentatie/levensonderhoud.

2.6  Op 7 juli 2006 is aan klaagster een definitieve toevoeging verleend betreffende een omgangsregeling, alsmede een definitieve toevoeging voor de ouderlijke macht/voogdij.

2.7  Met betrekking tot de procedure betreffende partneralimentatie is aan klaagster op 6 oktober 2008 een toevoeging verleend met een eigen bijdrage van € 94,00.

2.8  In een brief van 27 september 2006 van verweerder aan de raadsman van de wederpartij is ondermeer vermeld: “Cliënte deelde mij d.d. 26 september 2006 persoonlijk mee akkoord te gaan met de tussen partijen bereikte overeenstemming ten aanzien van de kinderalimentatie, de partneralimentatie en de omgangsregeling.´

2.9  Verweerder heeft namens klaagster een verzoekschrift strekkende tot betaling van een bedrag aan partneralimentatie ingediend bij de rechtbank ’s-Gravenhage, welk verzoek bij beschikking d.d. 31 maart 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage is afgewezen.

2.10  Verweerder heeft, nadat in het kader van de boedelverdeling de woning van partijen verkocht was, aan klaagster op 1 juli 2008 een declaratie gestuurd ten bedrage van € 6.668,91 incl. BTW. Verweerder heeft er van afgezien de voorwaardelijk verleende toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand in te dienen.

 

KLACHT

3.1 De klacht behelst de volgende verwijten:

A.  Verweerder heeft voor klaagster terzake van de boedelscheiding geen definitieve toevoeging aangevraagd en heeft klaagster in verband met de boedelscheiding € 6.895,-- in rekening gebracht. Weliswaar is uit de verkoop van de gemeenschappelijk bewoonde woning een bedrag van € 23.000,-- vrijgekomen, maar klaagster heeft ook een groot bedrag aan schulden bij familieleden ten behoeve van het levensonderhoud van haar en haar twee kinderen. Voor klaagster is na de betaling aan verweerder slechts € 1.105,-- overgebleven.

B.  Verweerder heeft de belangen van klaagster niet, althans onvoldoende danwel niet juist behartigd door voor klaagster een gerechtelijke procedure ten behoeve van partneralimentatie te beginnen. Naar het oordeel van klaagster had verweerder haar vooraf moeten wijzen op de risico’s van de zaak en haar moeten adviseren om de procedure niet op te starten, daar de zaak op voorhand kansloos was.

 

 

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1  Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat de advocaat in de uitvoering van de cliënt verkregen opdracht zorgvuldig te werk dient te gaan.

De advocaat is gehouden zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en hij dient, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De advocaat is ook gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden en hij behoort het maken van onnodige kosten te vermijden.

Tenslotte is hier van belang de regel dat, wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.

 

Klachtonderdeel A

5.2  Inzake de boedelscheiding heeft verweerder op 26 april 2006 een voorwaardelijke toevoeging voor klaagster verkregen. Uit het dossier blijkt dat de boedelscheiding eerst in de loop van 2008 is voltooid, waarbij de verkoop van de woning van partijen een belangrijk feit was.

In het licht van deze feiten kan het - naar de Raad aanneemt: door klaagster ondertekende - opdrachtformulier van 4 mei 2006 niet worden beschouwd als schriftelijke vastlegging van een uitdrukkelijke keuze van klaagster om af te zien van behandeling van de boedelscheiding op toevoegingsbasis en in te stemmen met het berekenen van een uurtarief van € 150,-- danwel € 200,--. In mei 2006 was de uitkomst van de boedelverdeling nog ongewis.

Ook overigens is niet gebleken dat klaagster ermee ingestemd heeft dat verweerder niet zou overgaan tot indiening van de voorwaardelijk verleende toevoeging na de afronding van de boedelverdeling en evenmin dat zij ermee heeft ingestemd dat verweerder zijn werkzaamheden in de boedelscheiding op betalende basis zou verrichten of had verricht.

Verweerder heeft nagelaten om belangrijke informatie, zoals de vraag hoe zou worden omgegaan met de voorwaardelijk verleende toevoeging, schriftelijk aan klaagster te bevestigen en evenmin is er een schriftelijke bevestiging van een afspraak met klaagster dat zij ermee instemt dat de toevoeging niet voor mutatie naar een definitieve toevoeging zou worden ingediend. Integendeel, klaagster heeft onbetwist gesteld dat zij in die periode zeer krap zat en dat zij uit de opbrengst van het huis aanmerkelijke schulden diende af te lossen.

Gelet op het ontbreken van schriftelijke informatie en schriftelijke vastlegging van een afspraak legt de door verweerder aangevoerde omstandigheid dat hij na afronding van de boedelverdeling telefonisch contact heeft opgenomen met de Raad voor Rechtsbijstand en dat hem daarbij te kennen zou zijn gegeven dat klaagster niet voor een definitieve toevoeging in aanmerking kwam, geen gewicht in de schaal.

5.3  Gelet op het voorgaande heeft verweerder klaagster ten onrechte een declaratie gezonden, zodat klachtonderdeel A gegrond is.

Overigens heeft verweerder de regel dat hij het maken van onnodige kosten behoort te vermijden, ook niet in acht genomen. Gebleken is dat bij de beslaglegging geen gebruik gemaakt is van de voorwaardelijk verleende toevoeging, zodat aan klaagster de volledige kosten daarvan zijn berekend.

 

Klachtonderdeel B

5.4  Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel is van belang dat er geen wettelijke onderhoudsplicht voor de wederpartij van klaagster bestaat, nu klaagster en de man niet met elkaar gehuwd zijn geweest en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.

5.5  Ter zitting is aan de orde gekomen dat het door verweerder ingediende verzoekschrift tot het verkrijgen van partneralimentatie een standaardverzoek betreft, waarin geen bijzondere omstandigheden betreffende de relatie tussen klaagster en de man zijn vermeld.

Verweerder heeft aangevoerd dat hij klaagster heeft voorgehouden dat samenwonen op zichzelf geen zorgplicht tot onderhoud schept, doch dat klaagster diverse bijzondere argumenten heeft aangevoerd om de procedure toch door te zetten, waarbij verweerder onder meer de duur van de samenwoning en een ritueel huwelijk heeft genoemd.

Klaagster heeft betwist dat dit aldus is gebeurd en dat zij bijvoorbeeld een ritueel huwelijk als argument heeft aangevoerd, daar zij geen ritueel huwelijk heeft gesloten.

Verweerder heeft ook aangevoerd dat hij een standaardverzoekschrift heeft ingediend en dat hij de gronden zou aanvullen nadat hij van klaagster bepaalde informatie zou hebben ontvangen, alsmede dat klaagster haast had. Ook dit heeft klaagster bestreden.

De Raad merkt op dat deze verweren door verweerder voor het eerst ter zitting zijn voorgedragen.

5.6  Vaststaat dat verweerder ook in verband met het aanspannen van de procedure wegens partneralimentatie geen informatie of afspraken ten behoeve van klaagster schriftelijk heeft bevestigd. Daartoe bestond aanleiding daar verweerder ertoe is overgegaan een kansloos verzoek in te dienen.

5.7  Bij gebreke van schriftelijke bevestiging als bedoeld onder 5.6 wordt het hiervoor onder 5.5 besproken verweer verworpen.

5.8  Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door een verzoek tot verkrijging van partneralimentatie voor klaagster in te dienen, terwijl de kans op succes daarvan nihil was.

5.9  Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel B gegrond.

 

MAATREGEL

6.1  De Raad acht gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

  

BESLISSING

7.1  De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-    verklaart klachtonderdelen A en B gegrond;

-   legt als maatregel op een berisping.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 5 juli 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.