Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0363
Zaaknummer
M 118 - 2009
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Het belang van cliënten brengt met zich mee dat de correspondentie van advocaten onderling vertrouwelijk hoort te zijn en te blijven. Beroep op confraternele correspondentie is slechts toegestaan wanneer het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan slechts na voorafgaand overleg met de andere advocaat en indien deze zijn toestemming onthoudt na advies van de deken.
Alle omstandigheden, waaronder het gegeven dat verweerder het klachtwaardige van zijn handelen inziet, vormen aanleiding tot gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Kllacht gegrond zonder oplegging van enige maatregel.
Uitspraak
M118-2009
BESLISSING
van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch op 7 december 2009 inzake de klacht van
“klager”,
tegen:
“verweerder”.
____________________________________________________________________
Het verloop van de klachtprocedure
Bij schrijven van 5 juni 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovengemelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in voormelde brief. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 december 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 20 oktober 2009. Daarbij werd aan hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen tot 23 november 2009, ten kantore van de griffier. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Bij de mondelinge behandeling was verweerder aanwezig.
Vaststelling van de feiten voor zover voor de klachtprocedure van belang .
Verweerder heeft bij dagvaarding een drietal confraternele brieven overgelegd, waaronder één van klager, zonder hier met klager overleg over te voeren. In een pleitnota in een kort geding heeft verweerder vermeld, dat een juridisch medewerker van zijn kantoor telefonisch contact heeft gehad met de cliënt van klager. Bij brief van 6 mei 2009 heeft verweerder bij de deken pro se een tegenklacht tegen klager ingediend. Bij brief van 25 mei 2009 heeft verweerder verzocht om zijn klacht aan de raad van discipline door te zenden.
Inhoud van de klacht
Verweerder heeft namens zijn cliënt de cliënt van klager gedagvaard en heeft bij inleidende dagvaarding drie confraternele brieven in het geding gebracht, zonder daarbij overleg te voeren met de opstellers daarvan, waaronder klager. Een van de brieven, afkomstig van klager bevat een regelingsvoorstel.
Verweerder heeft in een kortgeding procedure in de pleitnota uitdrukkelijk vermeld dat een juridisch medewerker van zijn kantoor telefonisch contact heeft gehad met de cliënt van klager. Verweerder wist toen dat klager als advocaat van de betrokkene optrad.
Standpunt van klager
Klager stelt dat verweerder in strijd met de gedragsregels correspondentie in het geding heeft gebracht waardoor de belangen van zijn cliënt zijn geschaad. Door verweerder blijkt, zonder toestemming van de wederpartij, een brief van 30 april 2001 en een brief van 19 mei 2001 in het geding gebracht te zijn. Klager is van oordeel dat deze brieven schikkingsonderhandelingen betreffen. Voorts heeft verweerder in een kort geding procedure die door de cliënt van klager is opgestart, in de pleitnota uitdrukkelijk vermeld dat een juridisch medewerker van zijn kantoor telefonisch contact heeft gehad met de cliënt van klager. Op dat moment wist verweerder in ieder geval dat de cliënt van klager door klager werd bijgestaan. Ondanks dit gegeven heeft een juridisch medewerker van zijn kantoor toch gebeld met de cliënt van klager. De juridisch medewerker van verweerder is uiteraard ook gebonden aan de voor advocaten geldende gedragsregels en verweerder dient op de naleving van die regels toe te zien.
De handelwijze van verweerder is in strijd met de gedragsregels 18, 12 en 13.
Standpunt van verweerder
Verweerder heeft bij brief van 7 april 2009 aan de deken van de orde van advocaten te Maastricht laten weten dat, nader beschouwd, de klacht van klager naar verwachting terecht zou kunnen zijn. Verweerder betwist evenwel dat de belangen van de cliënt van klager zijn geschaad: de rechter heeft immers geen kennis genomen van de bedoelde correspondentie. Bij brief van 6 mei 2009 heeft verweerder eveneens een tegenklacht pro se ingediend tegen klager. Deze behelst dat klager het beginsel van gedragsregel 17 schendt door een opmerking van verweerder ten onrechte te heretiketteren als het betichten van klager en diens cliënt van “het hebben van een dubbele agenda”. Verweerder verzoekt doorzending van die klacht naar de raad van discipline.
Beoordeling van de klacht
De raad overweegt dat in rechte geen beroep mag worden gedaan op correspondentie van de ene advocaat aan de andere, ongeacht de inhoud daarvan, behalve wanneer het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert en dan slechts na voorafgaand overleg met de andere advocaat en, indien deze zijn toestemming onthoudt, na advies van de deken. Aan deze regel ligt ten grondslag dat in het bijzonder het belang van cliënten met zich meebrengt dat de correspondentie van advocaat tot advocaat in beginsel vertrouwelijk hoort te zijn en te blijven. Vast staat dat in onderhavige kwestie sprake is van ongeoorloofd handelen van verweerder zodat de klacht op zich gegrond is. Alle omstandigheden van deze klacht, waaronder ook het gegeven dat verweerder het klachtwaardige van zijn gedrag inziet, vormen voor de raad voldoende aanleiding de klacht gegrond te verklaren zonder oplegging van enige maatregel.
Beslissing
De raad verklaart de klacht gegrond en legt verweerder ter zake geen maatregel op.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, R.F.L.M. van Dooren, L.J.M. Luchtman, E.P.C.M. Teeuwen, leden, op: 25 januari 2010
mr. P. Beens, plaatsvervangend griffier mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter
Verzonden: 26 januari 2010
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.