Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0382

Zaaknummer

B 113 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Geen sprake van excessief declareren omdat de opdrachtbevestiging duidelijk is over het tarief, de declaraties, voorzien van een urenspecificatie, duidelijk zijn en de declaraties, met uitzondering van één declaratie, steeds zonder protest zijn voldaan en nimmer vragen zijn gesteld over de urenspecificaties.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

B113 -2009

 

 

BESLISSING

 

 

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van:

 

 

klaagster,

 

 

tegen

 

 

verweerder.

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

Verloop van de klachtenprocedure.

 

Bij schrijven van 28 mei 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 19 oktober 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 30 november 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerder verschenen.

 

 

Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Het kantoor van verweerder heeft klaagster bijgestaan in zes procedures: twee kort geding procedures, twee appelprocedures, een middels een verzoekschrift ingeleide bodemprocedure alsook een klachtprocedure tegen de Raad voor de Kinderbescherming. De procedures hadden samengevat betrekking op de omgang tussen de ex-echtgenoot van klaagster en hun kinderen.

Het kantoor van verweerder heeft aan klaagster meerdere declaraties verzonden in verschillende dossiers. Op 3 mei 2007 is aan klaagster ter zake de bodemprocedure en de eerste kort geding procedure een voorschot in rekening gebracht ten bedrage van € 7.500,-- exclusief BTW. Deze nota is door klaagster behouden, niet betwist en voldaan.

Op 24 mei 2007 heeft klaagster een tussentijdse nota ontvangen waarbij de tot dan toe gewerkte uren in rekening werden gebracht, het voorschot van 3 mei 2007 werd verrekend en een nieuw voorschot van € 7.500,-- exclusief BTW in rekening werd gebracht. Deze nota was voorzien van een urenspecificatie en is zonder protest door klaagster voldaan.

Op 29 mei 2009 zijn klaagster en verweerder overeengekomen dat de bodemprocedure zou worden voortgezet voor een bedrag van € 7.000,-- exclusief BTW. De afspraak zag enkel op toekomstige uren. Het bedrag van € 7.000,-- exclusief BTW werd niet in rekening gebracht, maar werd onderhands verrekend met het reeds op 24 mei 2007 bij klaagster in rekening gebrachte voorschot van € 7.500,--. Het resterende bedrag van € 500,-- is later met klaagster verrekend.

Ter zake de spoedappelprocedure na het eerste kort geding hebben klaagster en verweerder een vast bedrag van € 3.000,-- exclusief BTW afgesproken. Omdat er nog € 500,-- te verrekenen viel ter zake het op 24 mei 2007 bij klaagster in rekening gebrachte voorschot, is aan klaagster een bedrag van € 2.500,-- exclusief BTW in rekening gebracht. Deze nota heeft klaagster zonder protest voldaan op 30 mei 2007.

Ter zake de tweede kort geding procedure heeft klaagster een voorschotnota d.d. 19 december 2007 voldaan ten bedrage van € 2.500,-- exclusief BTW, welk voorschot is verrekend op de tweede declaratie ten bedrage van € 3.600,-- exclusief BTW. Abusievelijk was een bedrag van € 270,-- teveel in rekening gebracht, welk bedrag verweerder heeft gecrediteerd op 21 januari 2008. De nota’s zijn zonder protest door klaagster voldaan.

Ook ter zake de spoedappelprocedure na het tweede kort geding hebben klaagster en verweerder een vast bedrag afgesproken van € 4.000,-- exclusief BTW. Aan klaagster zijn twee nota’s verzonden die door klaagster zonder protest zijn voldaan.

De voor het executiegeschil in rekening gebrachte kosten zijn door verweerder volledig gecrediteerd. Voor de behandeling van de klachtzaak tegen de Raad voor de Kinderbescherming zijn bij klaagster voorts geen kosten in rekening gebracht.

Het geschil met mevrouw X. is in behandeling genomen tegen een gereduceerd uurtarief van € 170,-- exclusief BTW. Aan klaagster is een opdrachtbevestiging verzonden alsmede de algemene voorwaarden. De voorschotnota en de einddeclaratie welke leidden tot een door klaagster te betalen bedrag van € 471,20 inclusief BTW en kantoorkosten zijn door klaagster niet voldaan.

Ter zake de kosten voor advies politie, justitie en besprekingen met klaagster is op 31 maart 2008 een declaratie aan klaagster gestuurd ten bedrage van € 3.493,75 exclusief BTW. Nadat klaagster aanvankelijk had geprotesteerd tegen deze declaratie hebben klaagster en verweerder een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin klaagster verklaart de nota te zullen betalen zodra zij haar woning heeft verkocht. De vaststellingsovereenkomst is op 14 mei 2008 aan klaagster verzonden en klaagster heeft de vaststellingsovereenkomst op 20 mei 2008 ondertekend.

 

 

Inhoud van de klacht.

Verweerder heeft excessief, immers ver uitgaand boven de met hem afgesproken bedragen, gedeclareerd:

1. verweerder heeft declaraties gezonden, waarvoor geen/minder werkzaamheden zijn verricht dan gedeclareerd.

2. met verweerder was een fixed fee van € 7.500,00 afgesproken voor de bodemprocedure; verweerder heeft zijn werkzaamheden beëindigd voordat die procedure was geëindigd; toch heeft verweerder de gehele fee in rekening gebracht; verweerder heeft dus excessief gedeclareerd.

3. verweerder vraagt betaling van € 4.157,56 (nota 2008.143) conform een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst zonder dat een duidelijke urenspecificatie wordt gegeven.

4. in april en november 2007 was met verweerder een uurtarief van € 185,00 afgesproken, maar dat is later omhoog gebracht naar € 225,00, in strijd met de afspraak.

5. verweerder hanteert een onduidelijke wijze van declareren en er is geen transparante urenregistratie.

6. verweerders opmerking dat er in totaal € 15.000,00 aan werkzaamheden niet in rekening is gebracht, is onnodig kwetsend.

7. verweerder heeft klaagster niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.

 

Standpunt van verweerder 

Van excessief declareren is geen sprake:

1. Op het eerste onderdeel van de klacht heeft verweerder niet gereageerd.

2. De fixed fee was € 7.000,00; de procedure was bijna klaar; klaagster heeft zelf een andere advocaat benaderd.

3. Door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst is de verschuldigdheid van het betreffende declaratie uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk erkend. Als klaagster de vaststellingsovereenkomst wenst aan te vechten dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter; het is geen tuchtrechtelijke aangelegenheid.

4. Het uurtarief van € 185,00 betrof de bodemprocedure en het eerste kort geding; dat is daar ook toegepast.

5. De urenspecificaties zijn meer dan duidelijk. Klaagster heeft daarover ook nooit vragen gesteld.

6. De opmerking van verweerder is niet onnodig kwetsend; de opmerking getuigt juist van een begripvolle houding jegens klaagster.

7. Klaagster kwam niet in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand vanwege een door haar ontvangen erfenis; dit is bevestigd in een brief van 3 mei 2007. In augustus 2007 is het kantoor van verweerder gestopt met de toevoegingspraktijk. Klaagster heeft daarna toch telkens betalende opdrachten gegeven.

 

Beoordeling van de klacht. 

De klacht ziet op de door (het kantoor van) verweerder aan klaagster verzonden declaraties ter zake de door hem en zijn toenmalige kantoorgenoot verrichte werkzaamheden. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten, doch slechts waakt tegen excessief declareren. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de opdrachtbevestiging van verweerder duidelijk is over het te hanteren tarief. Ook de declaraties, voorzien van een urenspecificatie, zijn naar het oordeel van de raad duidelijk. Voorts blijkt uit de overgelegde stukken dat klaagster iedere declaratie, met uitzondering van die ter zake het geschil met mevrouw X., steeds zonder protest heeft voldaan. Ter zitting heeft klaagster bovendien uitdrukkelijk verklaard dat zij aan verweerder nimmer vragen heeft gesteld of opmerkingen heeft gemaakt over de op de urenspecificaties vermelde werkzaamheden. De raad is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt van een onverantwoorde tijdsregistratie of dat anderszins excessief is gedeclareerd. De raad komt tot de slotsom dat niet is gebleken van excessief declareren, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

 

Ad 1

De stelling van klaagster dat verweerder haar declaraties heeft gezonden, waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht of minder werkzaamheden zijn verricht dan gedeclareerd is naar het oordeel van de raad onvoldoende feitelijk onderbouwd, zodat dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan en als ongegrond moet worden afgewezen.

 

Ad 2, 3 en 4

De klachtonderdelen die klaagster onder 2, 3 en 4 aan de orde stelt betreffen civielrechtelijke vraagstukken. De raad is met verweerder van oordeel dat door de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst de verschuldigdheid van het betreffende declaratie uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk door klaagster is erkend. Als klaagster de vaststellingsovereenkomst wenst aan te vechten dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter. Ook indien klaagster de door haar aan verweerder verrichte betalingen (deels) wenst terug te vorderen omdat in haar visie niet alle voor de fixed fee afgesproken werkzaamheden door verweerder zijn verricht en het door verweerder gehanteerde uurtarief in haar visie niet is overeengekomen, dient klaagster zich daarvoor te wenden tot de civiele rechter. Ook deze onderdelen van de klacht zijn derhalve ongegrond.

 

Ad 5

De raad stelt vast dat door het kantoor van verweerder veel declaraties zijn gestuurd vanwege het feit dat het kantoor van verweerder meerdere dossiers van klaagster heeft behandeld. Door de veelheid aan declaraties en dossiers is er aan de zijde van klaagster wellicht onduidelijkheid ontstaan, maar dat is niet te wijten aan verweerder. De declaraties zijn steeds terug te voeren op de behandelde dossiers. De bijgesloten urenspecificaties zijn naar het oordeel van de raad eveneens duidelijk. Klaagster heeft ter zitting voorts uitdrukkelijk verklaard dat zij aan verweerder nimmer vragen heeft gesteld of opmerkingen heeft gemaakt over de urenspecificaties. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.

 

Ad 6

De opmerking van verweerder dat er in totaal € 15.000,00 aan werkzaamheden niet in rekening is gebracht, heeft klaagster wellicht onaangenaam getroffen, maar de opmerking is naar het oordeel van de raad niet van dien aard dat deze tuchtrechtelijk laakbaar is. De raad is van oordeel dat de opmerking niet als beledigend of kwetsend kan worden gekwalificeerd. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

 

Ad 7

De klacht van klaagster dat verweerder klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand is door verweerder gemotiveerd weersproken onder verwijzing naar zijn brief d.d. 3 mei 2007, waaruit het tegendeel blijkt. Het kantoor van verweerder is in augustus 2007 gestopt met de toevoegingspraktijk. Klaagster heeft daarin kennelijk geen aanleiding gezien zich tot een ander kantoor met een toevoegingspraktijk te wenden en klaagster heeft daarna toch telkens betalende opdrachten gegeven aan verweerder. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve naar het oordeel van de raad ongegrond.

 

 

De raad komt tot de slotsom dat alle onderdelen van de klacht als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

 

BESLISSING.

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. M.B.Ph. Geeraedts, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, A.L.W.G. Houtakkers, leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 8 februari 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,

griffier. voorzitter.

 

 

Verzonden op: 11 februari 2010

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.