Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1253

Zaaknummer

H 60 - 2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Processtukken zijn in concept aan cliënt voorgelegd en met hem besproken. Indien cliënt van mening is dat niet alle stukken in het geding zijn gebracht dient hij dit aan de advocaat kenbaar te maken.

Inhoudsindicatie

Indien een cliënt aan zijn advocaat te kennen geeft zich voor het instellen van cassatie tot een cassatieadvocaat te wenden, mag deze erop vertrouwen dat zijn cliënt daartoe ook daadwerkelijk overgaat.

Inhoudsindicatie

klacht ongegrond

Uitspraak

 

H 60 - 2010

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

 

klager

 

tegen

 

verweerster

 

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 22 maart 2010, door de raad ontvangen op 23 maart 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klager op 20 februari 2010 per fax ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 18 oktober 2010. Ter zitting is alleen verweerder verschenen.

 

2. De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klager in de periode juli - december 2009 rechtsbijstand verleend in een onteigeningsprocedure bij de rechtbank Roermond. Door de rechtbank is op 9 december 2009 ten name van de gemeente X. de vervroegde onteigening uitgesproken van een aan klager in eigendom toebehorend perceel.

Verweerder heeft bij brief dd. 10 december 2009 een afschrift van dit vonnis aan klager toegestuurd. Verweerder heeft klager bericht dat tegen het vonnis geen hoger beroep mogelijk was, maar dat wel het middel van cassatie kon worden ingesteld. Hij heeft klager tevens bericht dat daartoe uiterlijk op 22 december 2009 een verklaring ter griffie van de rechtbank diende te worden ingediend. Verweerder berichtte voorts dat de cassatieprocedure niet door hem kon worden gevoerd, nu dit slechts was voorbehouden aan een cassatieadvocaat gevestigd in het arrondissement Den Haag.

Verweerder heeft op 16 december 2009 ter griffie van de rechtbank Roermond cassatie als bedoeld in artikel 52 lid 2 Onteigeningswet ingesteld.

Verweerder heeft bij brief dd. 28 december 2009 aan klager een afschrift van een bericht van de rechtbank toegestuurd, waaruit blijkt dat door hem tijdig cassatie was ingesteld tegen het door de rechtbank op 9 december 2009 gewezen vonnis. Verweerder deelde klager nogmaals mede dat het voeren van een cassatieprocedure aan een cassatieadvocaat was voorbehouden. Verweerder bevestigde voorts de telefonische mededeling van klager dat door hem zelf zo nodig een advocaat ter zake de formulering van de cassatiemiddelen zou worden benaderd. Verweerder zond zijn declaratie en berichtte tot sluiting van het dossier te zullen overgaan.

Aan het bepaalde in artikel 53 Onteigeningswet dat binnen zes weken na afloop van de twee weken termijn als bedoeld in artikel 52 lid 2 Onteigeningswet een cassatiedagvaarding aan de gemeente moet zijn betekend is niet voldaan. Hiermee heeft het vonnis van de rechtbank Roermond dd. 9 december 2009 gezag van gewijsde gekregen.

 

3. De klacht

 

3.1              De klacht bestaat uit het navolgende:

Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, doordat hij:

1.         een onvolledige pleitnota in het geding heeft gebracht;

2.         wellicht niet alle cruciale stukken bij de rechtbank heeft ingediend;

3.         aan klager bewust heeft verzwegen dat de dagvaardingstermijn voor cassatie  

            zes weken bedroeg.

 

4. Het verweer

 

4.1       De pleitaantekeningen zijn vooraf in concept aan klager toegezonden. Na aanpassing van de concept pleitnota, mede vanwege de door klager aangegeven aandachtspunten, is de definitieve pleitnota aan klager voorgelegd en akkoord bevonden. De pleitaantekeningen zijn ook nog voorafgaand aan de zitting uitgebreid met klager besproken en tijdens de zitting is door de voorzitter ook nog ruimschoots aan klager gelegenheid gegeven om zijn standpunt nader toe te lichten.

 

4.2.      Klager heeft destijds ingestemd met de conclusie van antwoord tevens houdende producties en niet eerder dan nadat de concept conclusie van antwoord in het geheel met klager is besproken. Verweerder heeft een integraal afschrift van deze conclusie aan klager toegezonden.

 

4.3.      Verweerder heeft klager bij brief dd. 10 december 2009 gewezen op de mogelijkheid in cassatie te gaan, alsmede medegedeeld dat verweerder in een eventuele cassatieprocedure niet als advocaat zou kunnen optreden. Klager heeft verweerder telefonisch bericht dat hij zelf een cassatieadvocaat zou benaderen. Verweerder heeft deze telefonische mededeling bij brief dd. 28 december 2009 bevestigd en medegedeeld het dossier te zullen sluiten. Verweerder heeft na 28 december 2009 geen instructies meer van klager ontvangen. Hij mocht er op vertrouwen dat klager de cassatieprocedure in samenspraak met zijn cassatieadvocaat zou opstarten. Er is geen sprake van dat verweerder bewust de cassatiedagvaardingstermijn zou hebben verzwegen.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1.      Uit de aan de raad overgelegde correspondentie is gebleken dat verweerder de concept pleitnota ter goedkeuring aan klager heeft voorgelegd en met klager heeft besproken. Nu klager de klacht dat de pleitnota onvolledig was op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is het eerste onderdeel van de klacht niet komen vast te staan en zal door de raad als ongegrond worden afgewezen.

 

5.2.      Uit de aan de raad overgelegde correspondentie is gebleken dat verweerder de conclusie van antwoord tevens houdende producties aan klager heeft voorgelegd en met hem heeft besproken. Wanneer klager van mening was dat onvoldoende stukken in het geding werden gebracht, had hij dat op dat moment aan verweerder kenbaar dienen te maken. Klager heeft bovendien op geen enkele wijze nader onderbouwd welke stukken nog in het geding gebracht hadden moeten worden. De raad zal ook het tweede onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.

 

5.3.            Verweerder heeft klager bij herhaling erop gewezen dat hij in de cassatieprocedure

niet als advocaat kon optreden en dat klager voor het voeren van een cassatieprocedure een cassatieadvocaat diende in te schakelen. Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij tijdens het telefoongesprek met klager de cassatiedagvaardingstermijn van 6 weken heeft vermeld en dat klager tijdens dit gesprek te kennen gaf dat hij reeds een cassatieadvocaat had geraadpleegd en dat hij op de hoogte was van de regels ten aanzien van het instellen van cassatie.

 

5.4.      Hoewel verweerder er goed aan had gedaan om in zijn brief dd. 28 december 2009 tevens de door hem klaarblijkelijk telefonisch aan klager medegedeelde cassatiedagvaardingstermijn van zes weken schriftelijk te bevestigen, lag het op de weg van klager, daadwerkelijk een cassatieadvocaat in te schakelen, zoals door hem aan verweerder telefonisch was medegedeeld. Onder bovenvermelde omstandigheden mocht verweerder erop vertrouwen dat klager zich tot een cassatieadvocaat zou wenden, die de cassatieprocedure verder ter hand zou nemen. Dat klager dit heeft nagelaten kan verweerder niet worden verweten.

 

5.5.      Op grond van het bovenstaande is niet komen vast te staan dat verweerder de cassatiedagvaardingstermijn van zes weken bewust heeft verzwegen. De raad zal het derde onderdeel van de klacht daarom eveneens als ongegrond afwijzen.

 

 

6. Beslissing

 

De raad wijst de klacht in alle onderdelen als ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. R.F.L.M. van Dooren, H.C.M. Schaeken, E.P.C.M. Teeuwen en J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans -van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2010.

 

 

 

Griffier                                                            voorzitter

 

 

Verzonden op: 14 december 2010

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.