Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0333

Zaaknummer

09-252H

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht tegen advocaat van de wederpartij, die het standpunt van zijn cliënt uitdraagt en conform de instructies van zijn cliënt handelt. Klager heeft niet aangetoond dat de advocaat buiten de grenzen van de advocatuurlijke vrijheid handelt.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

BESLISSING d.d. 17 februari 2010

in de zaak 09-252H

________________________

 

De raad van discipline heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 september 2009 binnengekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mr.

 

v e r w e e r d e r 

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief aan de raad van 8 september 2009, door de raad ontvangen op 10 september 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 december 2009 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 22, zoals opgenomen in de bij die brief gevoegde bijlagen; en

- de brief van verweerder aan de raad van 7 december 2009 (met bijlagen).

2 De klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:

a) ten onrechte namens zijn cliënte klager heeft gesommeerd tot betaling van EUR 1.700,--, onder aanzegging van rechtsmaatregelen wanneer klager niet aan die sommatie zou voldoen;

b) het daarop door klager op de derdengeldenrekening van verweerder betaalde bedrag van EUR 1.700,-- niet aan klager retourneert.

2.2 Door aldus te handelen heeft verweerder, volgens klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en daaruit voortvloeiende geschillen. Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote.

3.2 Op 27 november 2008 heeft een comparitie plaatsgevonden bij de rechtbank Haarlem, na afloop waarvan een proces-verbaal is opgesteld. Dit proces-verbaal, ondertekend door klager en zijn ex-echtgenote, bevat onder meer de volgende overeenkomst tussen partijen:

"[Klager] zal binnen 14 dagen na heden aan [zijn ex-echtgenote] overhandigen een kopie waaruit blijkt op welk tijdstip het bedrag van EUR 3.200,-- betreffende het opengevallen deel van de spaarloonregeling is vrijgekomen, alsmede een kopie van bankafschriften betreffende door hem verrichte betalingen van het collegegeld over 2005 en 2006 voor hun zoon [X]. Indien komt vast te staan dat voornoemd geldbedrag is vrijgekomen in 2005 en door [klager] zowel het collegegeld voor zoon [X] in 2005 èn 2006 is betaald zal er terzake het opengevallen spaarloonbedrag niets meer te verrekenen zijn. Indien komt te staan dat voornoemd geldbedrag is vrijgekomen in 2006 en [klager] het collegegeld voor 2006 heeft betaald, resteert nog een bedrag van EUR 1.700,--, welk bedrag door partijen bestemd wordt voor de betaling van het collegegeld over het jaar 2007 en 2008 voor [dochter Y]. In dat geval zal [klager] het bedrag van EUR 1.700,-- uiterlijk 1 januari 2009 overmaken op rekening van [zijn ex-echtgenote]."

3.3 Bij brief van 8 mei 2009 aan (destijds) de advocaat van klager heeft verweerder klager gesommeerd tot betaling van EUR 1.700,-- conform de overeenkomst in het proces-verbaal. Verweerder kondigde daarin aan dat, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen, tot betekening en executie zou worden overgegaan. Daarop heeft klager op 26 mei 2009 EUR 1.700,-- op de derdengeldenrekening van verweerder overgemaakt. Er zijn geen executiemaatregelen getroffen.

3.4 Op 18 juni 2009 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder op het kantoor van klager, waarin de standpunten van partijen zijn uitgewisseld.

4 Beoordeling:

4.1 De raad overweegt dat klager verweerder in feite verwijt dat hij het standpunt van zijn cliënte uitdraagt. De cliënte van verweerder en klager verschillen van mening over de vraag of klager heeft voldaan aan zijn verplichtingen op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst als opgenomen in het proces-verbaal van 27 november 2008. Het is niet aan de tuchtrechter om over dit verschil van mening een oordeel te vellen.

4.2 Voorts overweegt de raad dat, nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij (zijn ex-echtgenote), te gelden heeft de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3 De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.4 Het is de raad niet gebleken dat verweerder namens zijn cliënte bewust onjuiste standpunten uitdraagt of anderszins niet conform voornoemde maatstaf heeft gehandeld. Dit geldt temeer nu klager ter zitting heeft erkend dat hij niet (volledig) heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot het leveren van bewijs voor zijn stellingen, op grond van de overeenkomst in het proces-verbaal van 27 november 2008.

4.5 Het namens zijn cliënte sommeren van klager tot betaling conform de overeenkomst als opgenomen in dit proces-verbaal, betreft derhalve geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerder. Door de tijdige betaling door klager op de derdengeldenrekening van verweerder zijn er geen rechtsmaatregelen gevolgd en daarom behoeft dit klachtonderdeel geen verdere behandeling. Ten overvloede overweegt de raad nog dat de (enkele) aanzegging van rechtsmaatregelen voor het geval klager niet tijdig zou betalen evenmin klachtwaardig is.

4.6 Dit klachtonderdeel is derhalve ongrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.7 Ook bij de beoordeling van dit klachtonderdeel hanteert de raad voornoemde maatstaf van het hof van discipline. De weigering van verweerder om het door klager betaalde bedrag van EUR 1.700,-- terug te betalen vloeit voort uit de stellingname namens de cliënte van verweerder en uit het feit dat verweerder geen instructies van zijn cliënte heeft om tot terugbetaling van dit bedrag over te gaan. Bovendien vloeit dit door verweerder uitgedragen standpunt voort uit de overeenkomst tussen klager en zijn ex-echtgenote als opgenomen in het proces-verbaal van 27 november 2008. Aldus is geen sprake van handelen van verweerder, waarmee hij voornoemde maatstaf overschrijdt.

4.8 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. Le Belle, A. Gerritsen-Bosselaar, B. Roodveldt, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010.

 

voorzitter                                                                      griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

 

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.