Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA0924

Zaaknummer

36/09

Inhoudsindicatie

Klager heeft terecht geklaagd over het feit dat de advocaat onvoldoende informatie verstrekte over het verloop van de procedure.

Inhoudsindicatie

De klachten die samenhangen met de door klager voor de advocaat in privé verrichte werkzaamheden, zoals het advies om in verband met het faillissement van klager voor de betalingen voor die werkzaamheden een BV te laten oprichten door de echtgenote van klager, zijn deels gegrond deels ongegrond verklaard.

Uitspraak

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 36/09.

 

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Leeuwarden van 21 april 2009 is bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

1. de heer [  ]

2. mevrouw [  ]

3. mevrouw [  ]

klagers

 

tegen

 

mr. [  ]

verweerder

 

Procesverloop

De Raad, bestaande uit de mrs. M.M.A.Wind, voorzitter, M.E. Derix, M.I.van Horssen-Bok,  H.J.Meijer en J.V. van Ophem, leden en J.M.G.Kuin-van den Akker, plv. griffier, heeft in een openbare zitting op vrijdag 13 november  2009 de klacht behandeld.

 

Ter zitting is klager sub 1 verschenen, tevens als gevolmachtigde van klaagsters sub 2 en 3. Verweerder is, zonder bericht, niet verschenen.

De raad heeft kennis genomen van  het van de deken ontvangen dossier.

 

 

Feiten

Klager sub 1 heeft eind november 2006 verweerder ingeschakeld voor het verlenen van rechtsbijstand in een geschil tussen zijn moeder en haar andere kinderen.

Bovendien verzocht hij verweerder om tussenkomst in een geschil dat hijzelf had met de curator in zijn eigen faillissement, mr. G.

Ook verzochten klager sub 1 en (zijn thans ex-)vrouw klaagster sub 2 verweerder een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek in te dienen.

Verweerder heeft klager sub 1 vervolgens benaderd om renovatiewerkzaamheden aan zijn woonboerderij in F. uit te voeren.

 

 

Klacht

De klacht bestaat uit de volgende onderdelen.

 

1. 

Verweerder heeft klaagster sub 3 vanaf eind september 2007 nimmer geïnformeerd over het verloop van de procedure tussen haar en haar andere kinderen.

 

2a. 

Verweerder heeft klager sub 1. voorgesteld renovatiewerkzaamheden uit te voeren aan verweerders woonboerderij in F. en deze - in verband met het faillissement van klager sub 1 - uit te laten voeren op naam van een door klaagster sub 2 via verweerder aan te kopen BV, welke R. BV werd genoemd. Aan de verkoper werd een bedrag van € 1.000,00 betaald. Daarnaast moest klager sub 1 verweerder € 4.000,00 zwart betalen bij wijze van commissie.

 

2b. 

Verweerder stelde daarnaast voor dat klager sub 1 de door hemzelf te verrichten werkzaamheden niet zou factureren, maar dat verweerder deze zwart uit zou betalen. De wél te factureren - door derden te verrichten - werkzaamheden zouden door verweerder deels worden verrekend met de gelden die verschuldigd waren voor de voor de moeder van klager sub 1 te verrichten werkzaamheden deels worden uitbetaald.

Deze afspraak is door verweerder niet gestand gedaan. Hij was ontevreden over het door R. BV uitgevoerde werk.

Bovendien stelde verweerder nog een vordering op klager te hebben van € 7.500,00 welk bedrag hij zwart wenste te ontvangen. Toen klager sub 1 weigerde dit te betalen zond verweerder een factuur aan klaagster sub 3 van € 7.812,77 gedateerd 22 november 2007.

 

2c. 

Toen klaagster sub 2 verweerder rappelleerde tot betaling beschuldigde deze klager sub 1 en klaagster sub 2 van flessentrekkerij en dreigde hij contact op te nemen met de curator van klager sub 1.

Klager sub 1. is van mening dat verweerder onbehoorlijk gehandeld heeft. Hij maakt er een gewoonte van om diensten c.q. werkzaamheden af te keuren om onder zijn betalingsverplichtingen uit te komen.

 

 

Verweer

Het is juist dat verweerder klager sub 1 heeft benaderd voor het verrichten van werkzaamheden aan zijn woonhuis in F. Al het overige dat door klagers is aangevoerd wordt betwist.

Als er al sprake is van verrekening, is dat gebeurd op voorstel van klager sub 1.

Omdat klager sub 1 de verdiensten niet volledig zelf wilde ontvangen in verband met zijn faillissement heeft klager sub 1 er na advisering zelf voor gekozen op naam van zijn (ex-)echtgenote een BV aan te schaffen. Verweerder heeft klager sub 1 vervolgens verwezen naar iemand die een BV te koop had. Verweerder betwist uitdrukkelijk dat hij een bedrag van € 4.000,00 zwart terzake deze aankoop te hebben ontvangen.

Ook betwist hij dat klager sub 1 zwart voor hem heeft gewerkt.

Verweerder heeft gezien het ondeugdelijke werk van klager sub 1, de nota’s voor de werkzaamheden betwist c.q. verrekend met de door hem geleden schade.

Verweerder heeft klaagster sub 3 steeds geïnformeerd over het verloop van de procedure, hetzij zelf hetzij middels zijn procureur.

 

 

Beoordeling 

1. 

Klaagster sub 3 beklaagt zich erover dat zij sedert september 2007 niet door verweerder op de hoogte is gehouden van het verloop van de door verweerder gevoerde procedure tussen haar en haar andere kinderen en dat zij genoodzaakt was zelf navraag te doen bij de procureur.

Verweerder stelt dat hij klaagster wel heeft geïnformeerd maar er zijn door hem geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij klaagster zelf informeerde over de stand van zaken in het proces.

Uit het dossier blijkt daarentegen wel dat de procureur van verweerder klaagster rechtstreeks berichtte over het verloop van bedoelde procedure, hetgeen de stellingen van klaagster bevestigt. Nu verweerder niet ter zitting is verschenen en geen nadere toelichting heeft gegeven, houdt de raad het ervoor dat verweerder klaagster inderdaad niet informeerde. De raad acht dit in strijd met gedragregel 8 en derhalve klachtwaardig.

 

2a. 

Uit hetgeen over en weer is gesteld leidt de raad af dat verweerder klager sub 1 heeft geadviseerd de werkzaamheden die hij voor verweerder zou (doen) verrichten via een door zijn (ex-) echtgenote aan te kopen BV, aan verweerder in rekening te brengen teneinde zijn verdiensten buiten zijn faillissement te houden..

De raad acht een dergelijke advies in strijd met hetgeen een advocaat betaamt. Dit  onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

2b. 

Niet is komen vast te staan dat klager een bedrag van € 4000 zwart aan verweerder diende te betalen in verband met de aankoop van R. BV.

De gang van zaken rond de betaling en/of verrekening van de werkzaamheden van klager sub 1 en van verweerder roept bij de raad veel vragen op. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting - alwaar verweerder niet verschenen is - heeft de raad zich geen compleet beeld van de situatie kunnen vormen.

Dit klachtonderdeel zal, nu dit onvoldoende is komen vast te staan, ongegrond worden verklaard.

 

2c. 

De door verweerder geuite beschuldigingen aan het adres klager sub 1 en klaagster sub 2 over  flessentrekkerij en dreigementen om de curator te informeren zijn door verweerder niet betwist. De raad oordeelt dat dergelijke uitingen een advocaat niet betamen en acht dit gedrag klachtwaardig. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.

 

 

Beslissing

De raad oordeelt klachtonderdeel 2b ongegrond en de klachtonderdelen 1, 2a en 2c gegrond.

De raad legt verweerder terzake de maatregel op van een berisping.

 

Aldus gewezen door  mrs. M.M.A.Wind, voorzitter, M.E.Derix, M.I.van Horssen-Bok, H.J.Meijer en J.V. van Ophem, leden en uitgesproken ter openbare zitting van de raad van 22 januari 2010 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

 

 

 

Voorzitter                                                                  Griffier

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44,4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.