Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0524
Zaaknummer
5579
Inhoudsindicatie
Verweerder behartigde geen tegenstrijdige belangen door voor B.V. op te treden.
Uitspraak
15 maart 2010
No. 5579
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
mr. J.F.M. A.,
advocaat te Amsterdam,
namens
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Adviesbureau Klaagster B.V.,
Klager 1 en
Klager 2,
klagers,
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 24 augustus 2009 onder nummer 09-077H, aan de partijen gezonden op 25 augustus 2009, waarbij mr. A. in een klacht tegen verweerder op onderdeel a van de klacht niet-ontvankelijk is verklaard en de klacht op onderdeel b ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 21 september 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- een schrijven van mr. A. aan het hof van 7 december 2009.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 januari 2010, waar klagers, bijgestaan door mr. A., en verweerder zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:
a. niet zowel voor B als voor diens schuldeiser M. zou kunnen optreden, nu er sprake is van tegenstrijdige belangen en
b. mr. A. persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld zonder daarvoor een rechtsgrond te noemen.
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klagers de norm, vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet, overtreden en niet de zorgvuldigheid jegens klager betracht die een behoorlijk advocaat betaamt.
4. De feiten
De door de raad in zijn bestreden beslissing onder 3 vastgestelde feiten staan ook in hoger beroep vast, nu deze vaststelling in hoger beroep niet is bestreden.
Het hof overweegt hierbij dat in de minuut van de beslissing en in de aan de partijen te zenden afschriften daarvan namen correct dienen te worden genoemd en niet te worden vervangen door letters als X, Y en Z, zoals de raad heeft gedaan. Het hof zal de in de beslissing van de raad genoemde letter X lezen als B, Y als M., A als Klager 2, B als Klager 1, I als Klaagster en Z als Z..
Op grond van hetgeen onder 6.2 zal worden overwogen, zal in plaats van klager worden gelezen: mr A..
5. De grief
Het hof leest in de appelmemorie de volgende grief:
Ten onrechte heeft de raad klagers betiteld als wederpartij en het begrip belanghebbende eng uitgelegd.
6. De beoordeling
6.1 Het hof overweegt dat het hoger beroep is beperkt tot de beslissing van de raad om klagers in hun klacht op onderdeel a niet-ontvankelijk te verklaren en dat geen grief is gericht tegen de ongegrondverklaring van de klacht op onderdeel b.
6.2 Het hof dient eerst te onderzoeken wie in deze zaak de klagers zijn. In de beslissing van de raad is mr. A. als klager aangemerkt.
Uit de brieven van mr. A. aan de deken van 22 september 2008, 25 september 2008, 26 september 2008 en 19 november 2008 (in de laatste twee brieven is achter inzake vermeld: Adviesbureau Klaagster B.V. c.s./(klacht) mr. Verweerder), waarin hij zijn klachten formuleert en toelicht, blijkt duidelijk dat mr. A. niet voor zichzelf, maar als advocaat van Klaagster, Klager 1 en Klager 2 optreedt. Ook in zijn appelmemorie heeft mr. A. aangegeven dat hij namens Klaagster, Klager 1 en Klager 2 in beroep komt en ook ter zitting van het hof is door zowel mr A. als Klager 1 en Klager 2 bevestigd dat Klaagster, Klager 1 en Klager 2 de klagers in deze zaak zijn. Het hof zal Klaagster, Klager 1 en Klager 2 als klagers aanmerken. Dit brengt mede dat de beslissing van de raad, voor zover mr A. in de klacht op onderdeel a niet-ontvankelijk is verklaard, niet in stand kan blijven. Het hof zal aan de hand van de grief de klacht op onderdeel a als klacht van klagers opnieuw beoordelen.
6.3 Op grond van regel 7 lid 1 van de Gedragsregels 1992 is een advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat.
Deze regel heeft de bescherming van die partijen - de cliënten van de desbetreffende advocaat - ten doel, hetgeen - volgens vaste jurisprudentie van het hof (HvD 27 augustus 1990, 1355; Advocatenblad 1991, blz. 174) - medebrengt dat een wederpartij van een of meer van die cliënten of een derde zich niet op deze regel kunnen beroepen.
6.4 Niet gesteld of gebleken is dat verweerder als advocaat is opgetreden voor de klagers of een van hen. Verweerder is advocaat van Z. en M. en sinds Z. (enig) bestuurder van B is, ook van B.
De feiten dat Klaagster een van de aandeelhouders van B is en dat de klagers bestuurders van B zijn geweest, brengen niet zonder meer mede dat de klagers op één lijn met B moeten worden gesteld in die zin dat ook zij als cliënten of voormalige cliënten van verweerder moeten worden beschouwd. Cliënten van verweerder waren en zijn zij niet en hun belangen zijn nooit door verweerder als advocaat behartigd.
De bepaling van regel 7 lid 1 strekt in casu derhalve slechts tot bescherming van de belangen van enerzijds Z. en M. en anderzijds B en niet tot dat van klagers als wederpartijen van Z., M. en/of B, ook al waren of zijn zij aandeelhouder respectievelijk bestuurders van B.
6.5 Nu op grond van het hiervoor overwogene klagers geen rechtens te respecteren belang bij hun klacht op onderdeel a hebben, zullen zij niet-ontvankelijk in hun klacht op dat onderdeel moeten worden verklaard.
6.6 De slotsom is dat de bestreden beslissing zal worden vernietigd, voor zover mr. A. in de klacht op onderdeel a niet-ontvankelijk is verklaard, dat klagers in hun klacht op dat onderdeel niet-ontvankelijk zullen worden verklaard en dat de bestreden beslissing voor het overige zal worden bekrachtigd.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 24 augustus 2009, voor zover mr. A. in de klacht op onderdeel a niet ontvankelijk is verklaard,
en, in zoverre opnieuw beslissende,
- verklaart klagers in hun klacht op onderdeel a niet-ontvankelijk;
- bekrachtigt de voornoemde beslissing van de raad voor het overige.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, P. Heidinga, H. van Loo en E. Schutte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2010.