Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0713

Zaaknummer

09-336A

Inhoudsindicatie

 Klacht over optreden advocaat wederpartij. Klachtonderdelen zijn slechts ontvankelijk voor zover ze verweerders handelen jegens klaagster zelf betreffen. Uitlatingen van verweerder in televisieuitzendingen en in een krantenartikel waren kritisch maar in hun context niet onnodig grievend. Klachtonderdeel dat verweerder een zaak voor zijn cliënte niet goed zou hebben behandeld is ongegrond. Correspondentie rondom een te verkrijgen uitstel valt niet onder de reikwijdte van gedragsregel 13. Vanwege het niet aangrijpen van eerdere gelegenheden daartoe heeft klaagster een onvoldoende tuchtrechtelijk te respecteren belang bij haar klacht over de vermelding van de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen in processtukken. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 16 juni 2010

in de zaak 09-336A

___________________________________________________________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 14 december 2009 binnengekomen klacht van :

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

1.         Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 11 december 2009, door de raad ontvangen op 14 december 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2              De klacht tegen verweerder is behandeld ter zitting van 13 april 2010 in aanwezigheid van partijen. Klaagster werd bijgestaan door haar advocaat mr. H. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder heeft pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.

 

1.3              De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken met bijlagen 1 t/m 12 zoals vermeld in de bij de genoemde brief gevoegde inventarislijst en de dvd’s van de televisieuitzendingen.

 

2.         Klacht

 

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocaten­wet heeft gehandeld, omdat hij:

a) zich in strijd met de waarheid en onnodig grievend over klaagster (en advocaten die haar bijstaan) heeft uitgelaten in twee televisieuitzendingen van het programma Zembla op 11 november en 30 december 2007 en in een artikel in de Volkskrant van 21 december 2007;

b) bij de behandeling van de (hierna te noemen) zaak van mevrouw X. vooral zijn eigen belangen heeft gediend en niet die van zijn cliënte;

c) de zaak van mevrouw X. slecht heeft behandeld en klaagster onnodig op kosten heeft gejaagd;

d) een mogelijke oplossing van het geschil heeft gefrustreerd door confraternele stukken in het geding te brengen en te verklaren over de inhoud van schikkingsonderhandelingen die tussen advocaten zijn gevoerd;

e) het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

 

3.         Feiten

           

3.1              Mevrouw X is in 1996 slachtoffer van een verkeersongeval geweest. In verband met de schadevergoeding is zij achtereenvolgens door verschillende advocaten bijgestaan. Omdat zij die kosten niet meer kon betalen heeft klaagster in 2002 een overeenkomst gesloten met mevrouw X op grond waarvan klaagster mevrouw X zou (laten) bijstaan in een procedure met als doel om een schadeuitkering van een verzekeraar te ontvangen. Mevrouw X zou bij succes een percentage van de ontvangen schadevergoeding (onder aftrek van kosten) afstaan aan klaagster.

 

3.2              Tussen klaagster en mevrouw X is een geschil ontstaan over de afrekening. Sinds eind 2007 wordt mevrouw X hierin bijgestaan door verweerder. Mevrouw X heeft zich eind november 2007 (na de televisieuitzending van Zembla op 11 november 2007) tot verweerder gewend. Verweerder heeft verschillende (kort geding)procedures tegen klaagster gevoerd.

 

3.3              Verweerder heeft medewerking verleend aan twee uitzendingen van het televisie­programma Zembla (op 11 november en 30 december 2007) waarin het optreden van bureaus die op basis van “no cure no pay” letselschade­slachtoffers bijstaan, kritisch werd belicht. In een artikel in de Volkskrant van 21 december 2007 wordt de door verweerder behandelde zaak van mevrouw X besproken.

 

3.4              Verweerder is (oud)voorzitter van de Vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade (ASP).

 

4.         Beoordeling

 

4.1              Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad voorop dat de advocaat van de wederpartij – waar de klacht zich in deze zaak toe richt – een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid te beknotten. Anderzijds brengt die vrijheid niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt op ontoelaatbare wijze mag schaden. De advocaat dient zich voorts niet onnodig grievend over de wederpartij uit te laten en hij mag geen feiten poneren waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. De raad zal het optreden van verweerder aan deze maatstaf toetsen. De raad zal de onderdelen van de klacht hierna afzonderlijk behandelen.

 

4.2              Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.

Verweerder betwist niet dat hij de in de klacht genoemde uitlatingen (omschreven op pagina 3,4 en 5 klachtdossier) daadwerkelijk heeft gedaan. Verweerder heeft deze uitlatingen gedaan in zijn hoedanigheid van voorzitter van ASP. Het televisieprogramma Zembla staat erom bekend zich kritisch op te stellen ten aanzien van de onderwerpen die het behandelt. Het is dan ook niet ondenkbaar dat klaagster één en ander als grievend heeft ervaren. Naar het oordeel van de raad pasten de uitlatingen van verweerder echter in de context van het programma, waarin het optreden van bureaus die op basis van “no cure no pay” letselschade­slachtoffers bijstaan, kritisch werd belicht, zodat zij niet onnodig grievend zijn. Het handelen van verweerder is daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het artikel in de Volkskrant, dat niet van verweerders hand is, maar door een verslaggever van het dagblad is geschreven, kennelijk naar aanleiding van het programma Zembla, is eveneens een kritisch artikel. Niet valt in te zien dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.

Voor zover klachtonderdeel a betrekking heeft op verweerders handelen jegens klaagster is het dan ook ongegrond.

 

4.3              Klaagster klaagt tevens over verweerders uitlatingen jegens klaagsters advocaat, mr. Y. Bij de onderhavige klacht is mr. Y echter geen partij. Klaagster heeft bij dit klachtonderdeel geen zelfstandig belang.

Voor zover klachtonderdeel a betrekking heeft op verweerders handelen jegens mr. Y is klaagster dan ook niet ontvankelijk.

 

4.4              Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt.

Klaagster neemt het in dit klachtonderdeel op voor de belangen van verweerders cliënte mevrouw X,die verweerder onvoldoende zou hebben gediend in het geschil met klaagster Het is dus niet de cliënte van verweerder maar de wederpartij van zijn cliënte die zich daarover beklaagt. Nu mevrouw X niet in deze klachtzaak betrokken is (en zij overigens geen klacht tegen verweerder heeft ingediend), kan klaagster niet worden ontvangen in deze klacht.

Klaagster is ten aanzien van klachtonderdeel b dan ook niet ontvankelijk.

 

4.5              Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt.

Klaagster verwijt verweerder dat hij de zaak voor mevrouw X slecht heeft behandeld. Dat is echter geenszins komen vast te staan. Uit diverse vonnisen die in het klachtdossier zijn opgenomen blijkt dat klaagster bij herhaling weigerachtig bleef om aan mevrouw X een voorschot op haar schadevergoeding te voldoen. Dat verweerder voor zijn cliënte met succes betaling daarvan in rechte heeft afgedwongen beschouwt de raad als positief resultaat voor mevrouw X.

Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond, waarbij in het midden kan blijven of klaagster als belanghebbende kan worden beschouwd.

 

4.6              Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de raad als volgt.

Het klachtonderdeel valt uiteen in de bezwaren van klaagster tegen enerzijds het overleggen van correspondentie rondom het (niet) bewilligen in een verzocht uitstel en anderzijds het vermelden in processtukken van de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen.

 

4.7              Ten aanzien van het overleggen van correspondentie rondom het vragen van uitstel geldt dat deze niet valt onder de reikwijdte van de confraternele correspondentie als bedoeld in gedragsregel 12 voor advocaten, zodat het overleggen daarvan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

 

4.8              Ten aanzien van het vermelden in processtukken van de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen geldt het volgende. Tussen partijen staat – wat er verder van dit klachtonderdeel ook zij – vast dat het concept van de kort geding dagvaarding waarin de bewuste passage is opgenomen, reeds op 3 oktober 2008 aan klaagster is toegezonden. Het kort geding zou echter eerst op 28 oktober 2008 plaatsvinden. Klaagster (of haar advocaat) heeft op geen enkele  wijze – dat wil zeggen, noch op de zitting, noch daarvoor of onmiddellijk daarna – bezwaar gemaakt tegen de bewuste passage in de dagvaarding. Voor het eerst wordt dat gedaan in de onderhavige klacht die in december 2009 bij de deken is ingediend.

Mede gezien de ontwikkelingen in deze zaak sedertdien, heeft klaagster  naar het oordeel van de raad thans  onvoldoende te respecteren tuchtrechtelijk belang om in de klacht te kunnen worden ontvangen.

Klaagster is ten aanzien van klachtonderdeel d dan ook niet ontvankelijk.

 

4.9              Ten aanzien van klachtonderdeel e geldt het volgende.

Aan dit klachtonderdeel komt geen zelfstandige betekenis toe op grond van hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de overige klachtonderdelen.

Klachtonderdeel e is dan ook ongegrond.

BESLISSING

 

De raad van discipline:

-          verklaart klachtonderdeel a ongegrond voor zover het verweerders handelen jegens klaagster betreft en verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdeel a voor zover het verweerders handelen jegens mr Y betreft

-          verklaart klaagster niet ontvankelijk in klachtonderdelen b en d

-          verklaart klachtonderdelen c en e ongegrond.

 

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2010 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

 

 

 

voorzitter                                                                                                                                                     griffier

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-          klaagster

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van de beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

 

-                 klaagster

-                 verweerder

-                 de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor­den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d.      Telefonische informatie

076 - 548 4607.