Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0750

Zaaknummer

10-52

Inhoudsindicatie

Klacht over onzorgvuldig optreden eigen advocaat in een echtscheidingsprocedure. Onder leiding van de deken is door partijen een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij klaagster de klacht heeft ingetrokken. Nu geklaagd wordt over hetzelfde feitencomplex en geen nieuwe feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden is klaagster niet ontvankelijk.

Uitspraak

10-52

BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

X

klaagster,

tegen:

Y

advocaat te Z,

verweerster

1.

Klaagster heeft bij brief van 9 juni 2009 bij mr. R.J.A. Dil, deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Arnhem, een klacht tegen verweerster ingediend. De klacht is door de deken onderzocht en na afronding van zijn onderzoek heeft de deken de klacht met de bijgevoegde stukken bij brief d.d. 14 april 2010 ter kennis van de raad gebracht. De stukken zijn op 15 april 2010 door de raad ontvangen.

2.

De klacht luidt als volgt.

Verweerster is tekort geschoten in de zorg, die zij jegens klaagster had en heeft zich niet gedragen zoals een goed advocaat betaamt door:

a.

zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van de boedelverdeling en zich onvoldoende in te spannen met betrekking tot de nakoming van de afspraken die zijn gemaakt met de wederpartij over de bij klaagster in gebruik zijnde Renault Clio,

b.

vanaf augustus 2006 niet meer actief en bereikbaar te zijn voor klaagster met alle gevolgen vandien. Zo kon klaagster onder andere niet onderhandelen met de wederpartij,

c.

in strijd te handelen met het bepaalde in gedragsregel 11 en klaagster niet te informeren over haar tekortschieten,

d.

in strijd te handelen met het bepaalde in gedragsregel 9 en niet de verantwoordelijkheid voor de zaak te nemen,

e.

in strijd te handelen met gedragsregel 5 en het eigenbelang te laten prevaleren,

f.

in strijd te handelen met gedragsregel 3 omdat zij onvoldoende heeft getracht een regeling in der minne te treffen en de haar opgedragen zaak niet voldoende zorgvuldig heeft behandeld,

g.

onvoldoende onafhankelijk van de wederpartij te handelen en na te laten de deken

daarover te raadplegen.

3.

De klacht betreft het optreden van verweerster als advocaat van klaagster vanaf eind 2005 tot mei 2007 in een echtscheidingsprocedure. Met betrekking tot dezelfde zaak heeft klaagster bij brief van 27 mei 2007, aangevuld bij mail van 7 december 2007 een klacht tegen verweerster ingediend. Deze stukken waarbij de klacht in eerste instantie werd geformuleerd werden later door klaagster vervangen door een notitie van 25 februari 2008, die min of meer een samenvatting vormt en een completering van de eerdere klachtbrieven.

4.

Deze eerdere klacht luidt als volgt:

Verweerster heeft zich tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen door:

a.

de zaken van klaagster niet dan wel onvolledig en in ieder geval onzorgvuldig en onvoldoende voortvarend af te handelen en op de lange baan te schuiven, onder andere door geen echtscheidingsconvenant op te stellen,

b.

zich onvoldoende in te spannen ten behoeve van de boedelverdeling,

c.

tijdens de mondelinge behandeling door de rechtbank het standpunt van klaagster onvoldoende onderbouwd naar voren te brengen,

d.

zich onvoldoende in te spannen met betrekking tot de levensverzekeringen en klaagster

daarover gebrekkig te informeren en te adviseren,

e.

op het moment dat ze tekort schoot voortijdig de opdracht neer te leggen en een declaratie te zenden zonder de toevoegingen af te wikkelen, stellend dat er voldoende overwaarde aanwezig was in de woning,

f.

zich onvoldoende in te spannen met betrekking tot de nakoming van de afspraken die zijn gemaakt met de wederpartij over de bij klaagster in gebruik zijnde Renault Clio,

g.

zich onvoldoende in te spannen met betrekking tot crediteuren van de wederpartij die klaagster aanspraken,

h.

onvoldoende deskundig en alert te reageren na een foutieve berekening van de ontvangen alimentatie door de deurwaarder en te snel een beslag op te heffen,

i.

onvoldoende deskundig en voortvarend te handelen met betrekking tot een akte van domicilie keuze waardoor de wederpartij tegen de wens van klaagster in het bezit kwam van een uittreksel GAB,

j.

in het kader van de ondercuratelestelling van de zoon van klaagster onvoldoende voortvarend en deskundig op te treden en vervolgens zonder gegronde reden voortijdig de opdracht neer te leggen en klaagster een declaratie te sturen,

k.

onvoldoende deskundig en voortvarend op te treden met betrekking tot het door de wederpartij ingediende verzoek om de alimentatie op nihil te stellen,

l.

in strijd met de regels te declareren,

m.

te willen procederen ter verdeling van de lijfrente zonder eerst deugdelijk onderzoek te doen,

n.

de echtscheiding niet af te wikkelen in het stadium dat de gevolgen daarvan nog in onderling overleg afgewikkeld hadden kunnen worden omdat partijen doen er nog on speaking terms waren.

5.

Deze eerdere klacht is op 15 december 2008 na bemiddeling van de deken door klaagster ingetrokken. Er is door de deken een vaststellingsovereenkomst opgesteld die door beide partijen is getekend. Daarbij heeft verweerster een groot gedeelte van de door haar aan klaagster gezonden declaratie gecrediteerd. De schikking is door de deken bij brief van 13 januari 2009 bevestigd en door verweerster uitgevoerd.

6.

Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Klaagster klaagt over hetzelfde feitencomplex in dezelfde zaak en maakt niet aannemelijk dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden op grond waarvan zij opnieuw zou kunnen klagen. De onderdelen van de huidige klacht zijn gelijk aan de eerder ingediende klacht die na een schikking werd ingetrokken, zodat klaagster niet ontvankelijk is. Voorts ontkent verweerster jegens klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

7.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing dient te worden beslist.

8.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.

Met betrekking tot hetzelfde feitencomplex en dezelfde zaak stelt klaagster opnieuw een klacht in. Door klaagster is onvoldoende aannemelijk gemaakt, dat er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.

Ten aanzien van de klacht is een minnelijke schikking bereikt, waarvan intrekking van de klacht onderdeel uitmaakte. De schikking is op schrift gesteld, door beide partijen  getekend en door de deken bevestigd. Door een aldus vastgestelde minnelijke schikking vervalt de bevoegdheid van klager om terkennisbrenging van de klacht aan de raad te verlangen. Er is sprake van rechtsverwerking. Derhalve is klaagster niet ontvankelijk in deze klacht. 

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

Klaagster is in haar klacht tegen verweerster kennelijk niet ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven op 11 mei 2010 door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter van de raad van discipline in het Rechtsgebied van het Gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 11 mei 2010.

Voorzitter