Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0428

Zaaknummer

09-306U en 09-307U

Inhoudsindicatie

Klacht en dekenbezwaar van gelijkluidende strekking. Verweerder heeft nadat hij de maatschap heeft verlaten de bankgegevens van zijn ex-compagnons bekeken. Klacht op grond van de door het hof van discipline ter zake aangelegde maatstaf over tuchtrechtelijke klachten tussen ex-compagnons niet-ontvankelijk. Dekenbezwaar gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 maart 2010

in de zaak 09-306U en 09-307U

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 13 november 2009 binnengekomen klacht van:

klagers

en het op 13 november 2009 binnengekomen bezwaar van :

De deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Utrecht

Hieronymusplantsoen 12

3512 KV  UTRECHT

tegen:

De heer mr.

verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brieven van 9 november 2009, door de raad ontvangen op 13 november 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht zowel de klacht als het dekenbezwaar tegen verweerder ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht en het dekenbezwaar tegen verweerder zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 12 januari 2010 in aanwezigheid van klagers, bijgestaan door mr. A., de deken en verweerder, bijgestaan door mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel mr. A. als mr. B.hebben pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brieven van de deken aan de raad en van de stukken met bijlagen 1 t/m 13, zoals vermeld in de bij elk van beide brieven genoemde inventarislijsten en van de brief met bijlagen van verweerder van 6 januari 2010.

2. Klacht en bezwaar

De klacht en het bezwaar zijn gelijkluidend en houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocaten¬wet heeft gehandeld, omdat hij zonder daartoe geautoriseerd te zijn zich herhaalde malen door middel van internetbankieren toegang heeft verschaft tot de bankgegevens van de maatschap van klagers, waarvan hij eerder deel uitmaakte, en daarin handelingen heeft verricht. Klagers stellen dat verweerder hierdoor in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 1, 17 en 30.

3. Feiten

 

3.1 Per 1 januari 2008 heeft verweerder tezamen met klagers hun oude kantoor verlaten en hebben zij een nieuw kantoor en een maatschap van advocaten opgericht. Partijen hebben in de loop van het jaar 2008 echter besloten om de samenwerking per 1 januari 2009 weer te beëindigen, in dier voege dat verweerder zou uittreden uit de maatschap. In verband daarmee is een beëindigings¬overeenkomst gesloten, waarvan onder meer deel uitmaakte de verplichting van klagers om diverse betalingen aan verweerder te verrichten.

3.2 Verweerder is in het bezit gebleven van een apparaatje waarmee hij via internetbankieren toegang kon krijgen tot de bankrekening van de maatschap en de saldi kon bekijken. Uit een brief van de bank blijkt dat verweerder in de periode 1 januari 2009 t/m 1 juli 2009 zich 19 keer toegang tot de bankgegevens heeft verschaft.

3.3 Ter zitting van de raad is gebleken dat de afwikkeling van de maatschap nog niet geheel voltooid is en dat partijen over een aantal kwesties van mening verschillen.

4. Beoordeling

4.1 De raad zal de klacht en het dekenbezwaar, hoewel deze inhoudelijk gelijkluidend zijn, hierna afzonderlijk behandelen.

4.2 Ten aanzien van de klacht overweegt de raad als volgt.

De verweten gedraging – wat daar verder ook van zij – valt buiten het bereik van het tuchtrecht. Het betreft immers het handelen van ex-compagnons jegens elkaar bij het uit elkaar gaan van de maatschap waartoe zij behoorden. Het hof van discipline heeft geoordeeld dat het gedrag van een advocaat ten opzichte van zijn ex-compagnon alleen dan tuchtrechtelijk van belang is, indien dit gedrag afbreuk kan doen aan het vertrouwen van derden in de rechtshulp door de betrokkenen of andere advocaten, of aan het vertrouwen van de advocatuur in het algemeen (hof van discipline 6 november 1989, nummer 1191, kenbaar uit Boekman (2007), blz. 43). Verweerder ontkent niet dát hij de bankrekening ná 1 januari 2009 nog heeft ingezien, maar niet is gebleken dat hij daarmee iets anders heeft beoogd dan het inzien van de financiële gegevens in verband met de nakoming door verweerders van hun betalingsverplichting jegens klager. Gemeten naar de genoemde maatstaf stelt de raad vast dat die gedraging plaats vond in het kader van de afwikkeling van de maatschap en derhalve een volledig interne aangelegenheid betreft, waarbij derden niet betrokken zijn. Op grond daarvan is de raad van oordeel dat het handelen van verweerder geen schending van de door het hof van discipline geformuleerde maatstaf oplevert en klagers derhalve niet kunnen worden ontvangen in hun klacht.

De klacht is dan ook niet-ontvankelijk.

4.3 Ten aanzien van het dekenbezwaar overweegt de raad als volgt.

Anders dan klagers kan de deken door middel van zijn bezwaar in het algemeen belang het handelen van verweerder tuchtrechtelijk laten toetsen. Bovengenoemde maatstaf van het hof van discipline is dan niet van toepassing. Verweerder erkent dat hij de bankrekening van de maatschap ná 1 januari 2009 nog bij herhaling heeft ingezien. De raad overweegt dat het een advocaat niet past om zich toegang te verschaffen tot vertrouwelijke (bank)gegevens van derden, ook niet als dat zijn ex-compagnons zijn. Het feit dat verweerder stelt zich daarvan niet bewust te zijn geweest, kan hem niet baten. De omstandigheid dat verweerder reeds uit de maatschap was getreden en dat de afspraken daaromtrent schriftelijk waren vastgelegd, brengt mede dat verweerder had moeten weten dat zijn handelen niet (meer) geoorloofd was. Ook het feit dat de afwikkeling van de maatschap niet vlekkeloos verliep en over en weer sprake was van wantrouwen brengt geen verandering in het oordeel van de raad dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Voor zover verweerder wordt verweten dat hij zich toegang zou hebben verschaft tot de bankgegevens van de maatschap is het bezwaar dan ook gegrond.

4.4 Niet is komen vast te staan dat verweerder mutaties of overboekingen heeft doen plaatsvinden of ervan op de hoogte was, dat het inzien van de saldi mogelijk ook gevolgen had voor de uitvoering van ingeplande betalings¬opdrachten.

Voor zover verweerder wordt verweten dat hij in de bankgegevens van de maatschap handelingen heeft verricht is het bezwaar dan ook ongegrond.

5. Maatregel

Gezien de bovengenoemde omstandigheden en de ter zitting door verweerder gemaakte excuses is de raad van oordeel dat verweerder zich weliswaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen, doch dat het opleggen van  een maatregel achterwege kan blijven.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht niet-ontvankelijk;

- verklaart het dekenbezwaar deels gegrond, zoals hiervoor in overweging 4.3 omschreven.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010 door

mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, H.B. de Regt, B. Roodveldt, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van de beslissing op de klacht kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klagers

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van de ongegrond verklaarde onderdelen van het dekenbezwaar door

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van de gegrond verklaarde onderdelen van het dekenbezwaar door

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.