Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1128

Zaaknummer

10-121A

Inhoudsindicatie

Verzet en klacht gegrond, nu verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door zich te laat aan de zaak te onttrekken. Oplegging maatregel van berisping, mede gezien eerder opgelegde tuchtmaatregel in enigszins vergelijkbaar geval.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 23 november 2010

in de zaak 10-121A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 april 2010, bij de raad binnengekomen op 7 april 2010, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 april 2010 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 april 2010 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 27 april 2010, door de raad ontvangen op 4 mei 2010, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 september 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die

  beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij brief van 27 april 2010.

 

2 De klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de behandeling van de zaak heeft neergelegd, maar wel een bedrag van € 98,-- als eigen bijdrage in rekening heeft gebracht en de opvolgend advocaat te hebben gemeld 4,5 uur aan de zaak te hebben besteed zonder enige specificatie te verstrekken. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard door te overwegen dat niet is gebleken dat verweerder ter zake van de neerlegging van de opdracht onzorgvuldigheid kan worden verweten en dat verweerder in het korte tijdsbestek dat hij voor klager optrad toereikend voortvarend is geweest.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager heeft zich op 11 juni 2009 tot verweerder gewend met het verzoek hem rechtsbijstand te verlenen ter zake een aantal procedures op het gebied van personen- en familierecht. Klager werd voordien bijgestaan door een aantal advocaten. Verweerder heeft de op te volgen advocaat op 15 juni 2009 en de advocaat van de wederpartij op 22 juni 2009 bericht de zaak over te nemen.

3.2 Op 25 juni 2009 is klager naar Riemst in België gereden om zijn kinderen te zien. Van deze gebeurtenis werd verweerder op de hoogte gesteld door de advocaat van de wederpartij. Naar aanleiding daarvan heeft op 30 juni 2009 een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder op diens kantoor.

3.3 Bij brief van 8 juli 2009 heeft verweerder de opdracht aan klager schriftelijk bevestigd. In die brief schrijft verweerder dat hij namens klager een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand zal dienen. Op 9 juli 2009 dient verweerder een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand in. Bij indiening van de toevoegingaanvraag verzoekt verweerder de Raad voor Rechtsbijstand ten spoedigste op de aanvraag te beslissen in verband met een benodigde voorziening in kort geding.

3.4 Bij brief van 13 juli 2009 laat verweerder klager weten geen voorziening te zullen vragen omdat hij de vordering niet haalbaar acht. Verder laat verweerder weten de opdracht neer te leggen omdat hij van mening is dat de samenwerking uiterst stroef verloopt en naar zijn gevoel tot mislukken is gedoemd.

4 Ontvankelijkheid van het verzet

4.1 Hoewel het verzetschrift een dag na de verzettermijn ter griffie is ontvangen, is de raad na ambtshalve onderzoek gebleken dat het verzetschrift vóór het einde van de termijn per post is bezorgd. De overschrijding met één dag is verschoonbaar, zodat klager ontvankelijk is in zijn verzet.

 

5   Beoordeling van het verzet/de klacht

5.1 Anders dan de plaatsvervangend voorzitter is de raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

5.2 Uitgangspunt van artikel 9 lid 2 en 3 van de gedragsregels voor advocaten is dat het een advocaat vrijstaat om zijn werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis tussen cliënt en advocaat is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. De advocaat dient dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk schade ondervindt. De raad zal het handelen van verweerder aan die maatstaf toetsen.

5.3 Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht bij hem gaandeweg twijfel is ontstaan over het verlenen van de gevraagde bijstand aan verweerder. Volgens verweerder kwam het omslagpunt na 25 juni 2009, de dag dat klager naar België was afgereisd om zijn kinderen te zien. Hoewel op 30 juni 2009 een gesprek tussen klager en verweerder heeft plaatsgevonden, kan de raad niet vaststellen dat verweerder zijn twijfels op dat moment aan klager kenbaar heeft gemaakt. In elk geval heeft verweerder zulks niet schriftelijk vastgelegd. Klager heeft onweersproken gesteld dat tijdens voornoemd gesprek nogmaals is afgesproken dat verweerder namens klager een kort geding zou opstarten. Die afspraak wordt onderstreept door het feit dat verweerder op 9 juli 2009 een toevoegingsaanvraag heeft ingediend, waarbij hij aan de Raad voor Rechtsbijstand heeft verzocht ten spoedigste te beslissen in verband met een benodigde voorziening in kort geding. Bovendien heeft verweerder klager de opdracht pas bij brief van 8 juli 2009 schriftelijk bevestigd. Dat zulks volgens verweerder het gevolg is van het na-ijl effect van zijn kantoor doet daaraan naar het oordeel van de raad niet af. Gelet op het spoedeisende belang van klager bij het kort geding in verband met de verjaardag van zijn zoon op 1 augustus, heeft verweerder zich naar het oordeel van de raad dan ook te laat onttrokken. Door na deze ontijdige onttrekking tot incasso van de eigen bijdrage ad € 98,-- voor het niet gevoerde kort geding over te gaan, handelt verweerder naar het oordeel van de raad in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is mitsdien gegrond.

6 Maatregel

6.1 Verweerder heeft ter zitting geen blijk gegeven van inzicht in het klachtwaardige van zijn handelwijze. De raad acht dit ernstig, mede gezien het feit dat verweerder bij beslissing van de raad van 6 april 2009 in een enigszins vergelijkbaar geval de maatregel van berisping is opgelegd. De maatregel van berisping acht de raad dan ook passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs E.J. Ferman, P.W.M. Huisman,

M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2010.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.