Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1115

Zaaknummer

10-050A

Inhoudsindicatie

 Klacht tegen advocaat wederpartij. Is beslaglegging op drie panden met de gezamenlijke waarde van EUR 419.000,- proportioneel als de vordering een bedrag van EUR 20.000,- beslaat?  Op grond van de omstandigheden in dit geval werd het beslag door de raad disproportioneel bevonden. Klacht gegrond, geen maatregel.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 november 2010

in de zaak 10-050A

_________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

De heer mr.

 

v e r w e e r d e r

 

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 9 februari 2010, door de raad ontvangen op 10 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 31 augustus 2010. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klaagster als verweerder zijn verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 8, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:

1. ten onrechte het standpunt in te nemen dat klaagster de dwangsommen tot een bedrag van EUR 20.000 zou hebben verbeurd;

2. disproportionele maatregelen te nemen door op 9 juni 2009 executoriaal beslag te doen leggen op drie onroerende zaken met een WOZ-waarde van in totaal EUR 499.000 en de executoriale verkoop van deze drie onroerende zaken op 6 juli 2009 aan te kondigen tegen 15 september 2009, veronderstellende dat klaagster voor EUR 20.000 aan dwangsommen zou hebben verbeurd en door de voorbereiding van de veiling niet te willen opschorten nadat hem bekend werd dat het door klaagster aanhangig gemaakte kort geding over deze kwestie op 24 augustus zou worden behandeld.

3. Feiten

3.1 Klaagster is een voormalig werkneemster van het bedrijf van verweerders cliënt en klaagsters partner, een oogartskliniek. Tijdens haar dienstverband heeft klaagster de domeinnaam www.oogartsenpraktijk.nl op haar eigen naam laten registreren. Na het uit elkaar gaan van verweerders cliënt en klaagsters partner waarbij is overeengekomen dat verweerders cliënt het bedrijf zou voortzetten, meende  verweerders cliënt dat klaagster het voornemen had om de domeinnaam te verhuizen van de host van het bedrijf naar een eigen host van klaagster en dat hij daarmee zijn enige operationele internetdomein zou kwijtraken. Verweerder heeft namens de oogartskliniek verlof verzocht tot het leggen van beslag tot levering van de domeinnaam en tot het leggen van conservatoir beslag op onroerend goed. Daarnaast heeft verweerder verzocht om een bevel ex artikel 1019e Rv. De voorzieningenrechter heeft op 18 mei 2009 verlof verleend tot het leggen van beslag en heeft bevel gegeven tot het in de oude toestand brengen en houden van het domein voor het bedrijf van verweerders cliënt binnen 24 uur na betekening, op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat klaagster in gebreke zou blijven. Op 18 mei 2009 om 18.35 uur is het verleende verlof en het gegeven bevel aan klaagster betekend.

3.2 Klaagster heeft op 18 mei om 22.24 en om 22.29 uur en op 19 mei om 7.53 en 8.29 uur e-mail en faxberichten verzonden aan de twee hosten met het verzoek geen mutaties door te voeren ten aanzien van www.oogartsenpraktijk.nl in verband met een uitspraak van de voorzieningenrechter. Na verzending van het laatste faxbericht heeft klaagster geconstateerd dat het domein www.oogartsenpraktijk.nl toch verhuisd was van host, namelijk op 19 mei 2009 op of omstreeks 9.08 uur.

3.3 Op 9 juni 2009 heeft verweerder namens zijn cliënt executoriaal beslag doen leggen op drie onroerende zaken te weten, drie appartementsrechten waarvan verweerster en haar partner de onverdeelde mede eigendom hadden. Verweerder heeft blijkens het beslagexploit zich daarbij namens zijn cliënt op het standpunt gesteld dat klaagster voor EUR 20.000 aan dwangsommen had verbeurd, omdat zij niet tijdig had voldaan aan het bevel van 18 mei 2009. Bij exploot van 6 juni 2009 heeft verweerder namens zijn cliënte klaagster doen aanzeggen dat op 15 september 2009 zal worden overgegaan tot executoriale verkoop van de drie onroerende zaken die klaagster in onverdeelde mede-eigendom had.

 

3.4 Klaagster heeft bij dagvaarding van 23 juli 2009 verweerders cliënt in kort geding doen dagvaarden tegen 24 augustus 2009 en opheffing van de beslagen gevorderd. Bij vonnis van 4 september 2009 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat klaagster geen dwangsommen had verbeurd en is het beslag opgeheven.

 

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Met het eerste klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat klaagster dwangsommen zou hebben verbeurd. Het is vaste tuchtrechtspraak dat de advocaat van een wederpartij een grote mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem, gelet op die belangen als juist voorkomt. Deze vrijheid is echter niet onbegrensd, de advocaat mag niet de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos of op ontoelaatbare wijze schaden. De raad is van oordeel dat verweerder uitgaande van deze maatstaf zijn beleidsvrijheid niet heeft misbruikt door het innemen van het standpunt dat klaagster dwangsommen zou hebben verbeurd. Het eerste klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

4.2 Het tweede klachtonderdeel betreft de klacht van klaagster dat verweerder met de beslagen disproportioneel heeft gehandeld en daarbij haar belangen nodeloos heeft geschaad, waarbij klaagster zich geïntimideerd heeft gevoeld. Onder 4.1 heeft de raad reeds verwoord welke maatstaf wordt gehanteerd bij de beoordeling van een klacht van de wederpartij. Het gaat derhalve om de vraag of verweerder gegeven de omstandigheden van deze zaak disproportioneel heeft gehandeld door op klaagsters aandeel in 3 onroerende zaken beslag te leggen voor een mogelijke vordering van € 20.000,-- met kosten. Naar het oordeel van de raad kan sprake zijn van disproportioneel  handelen indien minder vergaande maatregelen ook tot het gewenste effect hadden kunnen leiden. In dit bijzondere geval speelt ook mee dat bij het geven van een bevel ex artikel 1019e Rv de wederpartij niet wordt gehoord en dat geen vooraankondiging of waarschuwing wordt gegeven,  maar dat er direct actie wordt verwacht, bij gebreke waarvan executoriaal beslag kan worden gelegd. Hier past naar het oordeel van de raad een extra zorgvuldige afweging ten aanzien van de proportionaliteit. De raad is van oordeel dat het in dit specifieke geval disproportioneel was om beslag te leggen op alle drie de panden van klaagster met de gezamenlijke WOZ-waarde van EUR 499.000,- terwijl de mogelijke vordering van de cliënte van verweerder slechts maximaal een bedrag van EUR 20.000,- vermeerderd met kosten bedroeg. De raad betrekt bij haar oordeel ook dat klaagster onweersproken heeft aangevoerd dat de 3 panden niet belast waren met hypotheek en dat verweerder hiervan op de hoogte was, alsmede het feit dat verweerder kort na de beslaglegging (op 6 juli) reeds de executie (tegen 15 september) op gang heeft doen brengen en deze niet heeft doen opschorten nadat zijn cliënt op 23 juli 2009 was gedagvaard in een kort geding met betrekking tot de executie. Op grond van al deze omstandigheden is wordt dit klachtonderdeel derhalve gegrond bevonden.

5.          Maatregel

Vanwege het feit dat er  geen concrete schade lijkt te zijn voortgekomen uit het handelen van verweerder ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

 

BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond;

• verklaart klachtonderdeel 2 gegrond.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2010 door mrs. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klaagster

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld ten aanzien van het ongegrond verklaarde onderdeel door

• klaagster

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van het gegrond verklaarde onderdeel door

• verweerder

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.