Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0986

Zaaknummer

R. 3344/09.176

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat van de wederpartij in beginsel vrij om na een aanmaning direct zonder nadere aankondiging maatregelen te nemen om tot incasso van verschuldigde bedragen over te gaan.

Inhoudsindicatie

Over het niet reageren op verzoeken van de advocaat van de wederpartij is geoordeeld dat de advocaat een eigen verantwoordelijkheid heeft om te reageren op herhaalde en uitdrukkelijke verzoeken van de advocaat van de wederpartij ook als zijn cliënt dat niet wenst.

Inhoudsindicatie

Ter zake wordt een berisping opgelegd.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 22 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken

van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.

Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 9 november.

1.2  Bij brief van 7 december 2009 zijn klager en verweerder opgeroepen voor de zitting van 18 januari 2010 en is de samenstelling van de Raad meegedeeld.

1.3   Bij faxbrief van 15 januari 2010 heeft verweerder “De Raad” gewraakt.

1.4   Bij faxbrieven van 15 en 18 januari 2010 heeft verweerder om aanhouding van de behandeling ter zitting verzocht.

1.5    Bij faxbrief van 18 januari 2010 heeft de Raad verweerder bericht dat zijn aanhoudingsverzoek niet wordt gehonoreerd en dat de behandeling ter zitting die

dag doorgang zal vinden.

1.6   Verweerder is tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2010 niet verschenen.

1.7   De voorzitter van de Raad heeft de zaak gelet op het wrakingsverzoek van 15 januari 2010 naar de wrakingskamer verwezen.

1.8  Op 1 maart 2010 is het verzoek van de wrakingskamer behandeld samen met een wrakingsverzoek van verweerder in de zaak R. 3269/09.128 met de

Deken als klager.  

1.9  Bij beslissing van 8 maart 2010 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en is bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in

behandeling zal worden genomen. 

1.10 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage

van partijen hebben gelegen.

1.11De voortgezette behandeling heeft plaatsgehad ter openbare zitting van de Raad van 26 april 2010, waarbij klager is verschenen. In een telefoongesprek van

de plaatsvervangend griffier met verweerder voorafgaande aan de behandeling ter zitting, heeft verweerder wederom meegedeeld niet aanwezig te zullen zijn. 

 

FEITEN

2.1  Klager heeft een geschil met een aannemer, die werkzaamheden aan klagers woning heeft verricht. Het betreft de afrekening van meer- en minderwerk en een

geschil over (nog) niet uitgevoerde werkzaamheden.

2.2  Verweerder staat deze aannemer bij.

2.3  Klager heeft zich laten bijstaan door mr. Z., advocaat te Den Haag.

2.4  Mr. Z. heeft verweerder diverse malen gevraagd om inhoudelijk te reageren op zijn brieven en de daarin opgenomen verzoeken.

2.5  Bij brief van 17 juli 2009 heeft mr. Z. verweerder onder meer geschreven:

“… als u nu weer niet reageert, heb ik weinig andere keus dan mij te wenden tot de Deken te uwent. Wellicht is het goed om hierover eens met elkaar van

 gedachten te wisselen”.

2.6  Bij faxbrief van 1 september 2009 heeft verweerder mr. Z. onder meer geschreven:

“ (….)

Ter beperking van de kosten heeft mijn cliënt mij verzocht om alleen op uw vele brieven te reageren wanneer dat strikt noodzakelijk is. Ik moet u dan ook

 verzoeken om uw correspondentie en telefonie tot het strikt noodzakelijke te beperken.

(….) 

Zoals u bij het laatste telefonisch onderhoud aan mij verklaarde heeft u inmiddels productie 16 van uw cliënt ontvangen en was het daarom niet noodzakelijk om

 deze productie nog afzonderlijk aan u toe te zenden.

Met uw cliënt heb ik geen inhoudelijke aspecten van de zaak besproken.

(…)“

2.7  In zijn brief van 10 september 2009 heeft mr. Z. verweerder meegedeeld dat deze nog steeds niet inhoudelijk gereageerd heeft op zijn eerdere

brieven/verzoeken.

 

KLACHT

3.  Klager verwijt verweerder dat deze:

 a.  hem bestookt heeft met dagvaardingen en gedreigd heeft het faillissement van klager aan te vragen indien deze niet over zou gaan tot betaling van de vordering van verweerders cliënt;

b.  stelselmatig niet reageert op schriftelijke verzoeken van klagers advocaat, terwijl deze een minnelijke regeling voorstaat.

 

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer aangevoerd dat hij de belangen van zijn cliënt behartigd heeft. Verweerder heeft klager alvorens het faillissement aan te vragen

aangemaand om de vordering van zijn cliënt te voldoen. Bij het uitblijven van betaling heeft hij ten behoeve van zijn cliënt verdere rechtsmaatregelen getroffen. Dit

stond hem als advocaat van de wederpartij van klager vrij. Op verweerder rust geen verplichting om te reageren op brieven c.q. verzoeken van klagers advocaat.

Dit klemt temeer nu zijn cliënt hem verzocht had dit niet te doen in verband met de daarmee voor zijn cliënt gepaard gaande kosten. Verweerder heeft dit de

advocaat van klager ook laten weten.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.   Ad klachtonderdeel a.

5.1Vaste rechtspraak van de tuchtrechter is dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen

op de wijze, die hem passend voortkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen daarbij nodeloos en op

ontoelaatbare wijze worden geschaad.

5.2  Onweersproken is dat verweerder klager een aanmaning heeft gestuurd alvorens een faillissementsverzoek in te dienen en verdere stappen heeft ondernomen

op het moment dat er geen betaling volgde van de vordering van de cliënt van verweerder.

5.3  Gelet op de grote mate van vrijheid die verweerder als de advocaat van de wederpartij heeft om op te treden voor zijn cliënt op een wijze die hem passend

lijkt en in aanmerking nemende dat het indienen van een faillissementsverzoek niet ongebruikelijk is om tot incasso van de vordering te komen, is de handelwijze

van verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b.

5.5  Vaststaat dat verweerder ondanks herhaalde verzoeken daartoe niet inhoudelijk gereageerd heeft op brieven/verzoeken van mr. Z.

5.6  Ook hier geldt dat verweerder een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Verweerder heeft evenwel tevens de

verplichting om zich welwillend op te stellen tegenover zijn confrères, alsmede om de confraternele verhoudingen in het oog te houden. Deze verplichting brengt met

zich mee dat het op de weg van verweerder had gelegen om inhoudelijk te reageren op de herhaalde, uitdrukkelijke verzoeken van mr. Z., welke verzoeken in een

tijdsbestek van enkele maanden aan verweerder zijn gedaan.

5.7  Ook indien verweerder opdracht gekregen heeft van zijn cliënt om niet te reageren op brieven/verzoeken van de wederpartij, ontslaat dat verweerder niet van

zijn verplichting om een welwillende houding aan te nemen jegens zijn confrères. Verweerder heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid.

5.8  Het klachtonderdeel is gegrond. 

MAATREGEL

6.1Gelet op het gegrond bevonden klachtonderdeel, mede in aanmerking nemende het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de Raad na te vermelden

maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.  De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;

-               verklaart klachtonderdeel b. gegrond onder oplegging van de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. H.E. Meerman, mr. W.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, plv. grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 21 juni 2010.

 

 

griffier                                                                                               voorzitter

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.