Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1280

Zaaknummer

R. 3385/10.15

Inhoudsindicatie

De (cassatie)advocaat heeft nagelaten de cliente te informeren over belangrijke zaken en afspraken en deze ter voorkoming van misverstanden schriftelijk aan cliente te bevestigen. De advocaat heeft geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelen, voorts zijn aan de advocaat eerder tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd voor vergelijkbare gedragingen. Aan de advocaat wordt de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor twee weken opgelegd.

Uitspraak

R. 3385/10.15

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 26 augustus 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht

door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 21 januari 2010.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 25 oktober 2010.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager is ter zitting bijgestaan door mr. M. Kalle, advocaat te Middelburg.

 

FEITEN

2.1   Bij brief van 4 maart 2009 heeft de advocaat van klager in feitelijke instantie, mr. K., een brief aan verweerder verstuurd. Voorzover in deze relevant heeft

mr. K. verweerder geschreven: “U berichtte mij reeds dat cassatie in een omgangszaak, gezien het feitelijke karakter van de beslissing in veel gevallen heel

moeilijk is. Desondanks berichtte u mij de onderhavige zaak in behandeling te willen nemen. Voor de goede orde meld ik u dat cliënt nog steeds verblijft in de

penitentiaire inrichting Torentijd te Middelburg. Ik ga ervan uit dat u voor het verloop van de cassatieprocedure zelf contact met hem opneemt.”

2.2   Bij brief van 9 maart 2009 heeft mr. K. verweerder onder meer geschreven: “Uw brief zond ik voorts door aan cliënt. Graag verzoek ik u verdere

correspondentie aan cliënt te richten nu ik de zaak inmiddels heb gesloten.”

2.3  D e cassatieschriftuur is op 11 mei 2009 bij de Hoge Raad ingediend.

2.4   Bij brief van 4 juni 2009 heeft verweerder klager als volgt geïnformeerd: “Naar aanleiding van uw brief van 31 mei jl. doe ik u hierbij toekomen in kopie het

verslag van de zitting in hoger beroep en het door mij (tijdig) ingediende verzoekschrift tot cassatie; de wederpartij zal mogelijk nog een verweerschrift indienen. De

cassatieprocedure voorziet niet in een nader (schriftelijk) debat; ook vindt er in cassatie geen hoorzitting plaats. Een eventuele klachtprocedure voor het Europese

Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg kan pas worden opgestart nadat alle rechtsmiddelen in Nederland zijn uitgeput; ik adviseer u derhalve het oordeel

van de Hoge Raad af te wachten.”.

2.5   Bij brief van 24 juni 2009 heeft verweerder klager bericht dat aan hem het laagste griffierecht is berekend en in rekening is gebracht.

KLACHT

3.         Klager verwijt verweerder dat hij:

            a.         alleen contact per post onderhoudt;

             b.        geen antwoord geeft op de vraag wanneer de zitting plaats heeft noch andere vragen beantwoordt;

             c.        niets onderneemt om te bevorderen dat klager in de gelegenheid wordt gesteld zijn kinderen te zien, met wie klager al vier jaar geen contact heeft;

             d.        ondanks de omstandigheid dat aan klager een toevoeging is verstrekt, klager een of meer declaraties stuurt.

 

VERWEER

4.  Verweerder voert tot zijn verweer met betrekking tot de klachtonderdelen a tot en met d -zakelijk weergegeven- het navolgende aan. Verweerder heeft

gesteld dat hij klager bij brief van 4 juni 2009 op de hoogte heeft gesteld van het verloop en de mogelijkheden van een cassatieprocedure. Verweerder heeft

conform de door de Raad opgelegde eigen bijdrage een declaratie aan klager doen toekomen alsmede met betrekking tot het griffierecht. Verweerder heeft zulks bij

brief van 24 juni jl. aan klager toegelicht. Nu klager weigert deze bedragen te betalen heeft verweerder zijn verdere correspondentie met klager opgeschort.

Bovendien heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de geuite bedreigingen in de brief van klager van 26 augustus 2009 inhoudende: “Van mijn

schoonmoeder pikte ik het niet, dat ze mijn kinderen afhield van mij. Nu pik ik niet dat een advocaat een loopje neemt met mijn zaak.”, reden was om zijn

rechtsbijstand onmiddellijk te staken.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

 

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

5.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming

van misverstanden, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke feiten en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Een cassatieprocedure is een

procedure van bijzondere aard, waarin anders dan in de daaraan voorafgaande procedures, de vaststelling van de feiten niet meer aan de orde is en het

uitsluitend gaat om de juridische aspecten. Het is dan ook de eigen verantwoordelijkheid van een cassatieadvocaat of hij voor zijn cliënt cassatie zal instellen of niet

en welke cassatiemiddelen in het belang van zijn cliënt kunnen en moeten worden ingediend. Omdat het om een speciale procedure gaat en om de hoogste rechter

weegt die eigen verantwoordelijkheid van een cassatieadvocaat zwaarder dan in de eerdere procedure bij de Rechtbank en het Hof. In de brieven 4 en 9 maart

2009 aan verweerder heeft de advocaat in feitelijke instantie van klager verweerder bericht c.q. verzocht om in het verloop van de cassatieprocedure zelf

rechtstreeks contact met klager op te nemen, tegen welke gang van zaken verweerder blijkens de door hem toegestuurde brieven geen bezwaar heeft

aangetekend.

 

5.2 Uit de stukken volgt dat de cassatietermijn verstreek op 11 mei 2009. De Raad stelt vast dat verweerder voor klager een cassatiezaak heeft aanvaard,

waarin hij rechtstreeks met klager zou corresponderen. Gelet hierop was het de taak en de verantwoordelijkheid van verweerder om klager te informeren over

belangrijke zaken en afspraken en deze ter voorkoming van misverstanden schriftelijk aan klager te bevestigen. Verweerder heeft klager bij brief van 4 juni 2009

kopie doen toekomen van het op 11 mei 2009 door hem ingediende verzoekschrift en klager een zeer beknopte toelichting gegeven op het verloop van de

cassatieprocedure. Bij brief van 5 juni 2009 heeft verweerder aan klager een declaratie gestuurd betreffende het griffierecht en de eigen bijdrage. Verweerder

heeft niet gesteld, noch is op basis van de stukken of ter zitting anderszins gebleken dat hij voor of bij aanvang van zijn werkzaamheden althans voor zijn brief van

4 juni 2009 klager op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van zijn werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten. De Raad stelt derhalve vast dat

verweerder klager v óó r 4 juni 2009 over de cassatie procedure en de daaraan klevende kosten niet heeft geïnformeerd. De Raad acht het niet ongebruikelijk dat

verweerder uitsluitend per post contact met verweerder heeft willen onderhouden doch verweerder had voor de aanvang van zijn werkzaamheden klager op de

hoogte moeten stellen van de aard en de inhoud van zijn werkzaamheden en de daaraan voor klager verbonden kosten. Vervolgens had klager op basis van die

informatie kunnen beslissen of hij van de diensten van verweerder gebruik zou willen maken. Ten aanzien van de omstandigheid dat verweerder klager pas op 4

juni 2009 een afschrift heeft toegestuurd van de cassatiestukken heeft verweerder geen rechtvaardigingsgrond aangevoerd. Ook is niet gesteld noch is op basis

van de stukken gebleken dat verweerder klager heeft bevestigd dat hij zijn werkzaamheden zou opschorsten in afwachting van de betaling van zijn declaraties

betreffende eigen bijdrage en het griffierecht. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat verweerder klager niet naar behoren (schriftelijk) heeft geïnformeerd over de

inhoud en de kosten van zijn werkzaamheden en heeft verweerder daardoor niet de zorg betracht die hij als advocaat jegens klager had behoren in acht te nemen.

De klachtonderdelen a en b zijn derhalve gegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.3  Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder een verwijt kan worden gemaakt dat de cassatie is afgewezen. Dit klachtonderdeel

is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.4  Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder heeft nagelaten een gedetineerdeverklaring te vragen ten

behoeve van de toevoegingsaanvraag. Dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft gesteld, hiervan niet op de hoogte is, doet aan het vorenstaande niet af. Indien

een advocaat op basis van een toevoeging een rechtzoekende bijstaat mag van die advocaat worden verwacht dat hij van dergelijke regelgeving op de hoogte is.

De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder klager op dit punt onvoldoende heeft geïnformeerd en ten onrechte een eigen bijdrage in rekening heeft gebracht.

De Raad is echter van oordeel dat het ter zitting ingediende verzoek tot een schadevergoeding ex art. 48b Advocatenwet tardief is en overigens is de Raad niet

gebleken dat klager terzake schade heeft geleden nu deze vordering niet is onderbouwd.

 

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerder ter gelegenheid van de zitting geen inzicht heeft getoond in de

onjuistheid van zijn handelen en de eerdere tuchtrechtelijke maatregelen die aan verweerder voor vergelijkbare gedragingen zijn opgelegd, acht de Raad de

maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden.

 

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

                        -          verklaart het verzoek ex artikel 48b Advocatenwet niet-ontvankelijk,  klachtonderdeel c ongegrond en de klachtonderdelen a, b en d gegrond onder oplegging van de maatregel aan verweerder van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken.

 

 

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.S. Kamminga, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. G.J. Schipper, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 november 2010.

 

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.