Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-10-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1094
Zaaknummer
H62-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Een advocaat behoort zijn cliënt op de hoogte te stellen van wetswijzigingen. Dit geldt, gelet
Inhoudsindicatie
op de aandacht die een advocaat voor de gefinancierde rechtshulp dient te hebben, zeker als het gaat om een wetswijziging die gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid tot het verkrijgen van een toevoeging.
Inhoudsindicatie
klacht gegrond; enkele waarschuwing
Inhoudsindicatie
Uitspraak
H62-2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
klaagster
tegen
verweerder
_____________________________________________________________________
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 maart 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de door klaagster op 8 februari 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van klaagster dd. 29 juli 2010, door de raad ontvangen op 2 augustus 2010.
1.3 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 30 augustus 2010.
Verschenen zijn: klaagster en verweerder.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan:
Verweerder heeft klaagster in twee zaken bijgestaan betreffende kinderalimentatie en een omgangsregeling. Verweerder heeft bij brief dd. 1 december 2005 het intakegesprek tussen partijen bevestigd onder bijvoeging van een schrijven omtrent zijn werkwijze en honorarium. In dit schrijven heeft verweerder de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging vermeld. Bij aanvang van de zaak is geen toevoeging voor klaagster aangevraagd.
Verweerder heeft op 27 november 2006 alsnog een toevoeging voor klaagster aangevraagd. Deze aanvraag werd door de X bij beslissing dd. 20 december 2006 afgewezen. Klaagster werd in die beslissing gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van peiljaarverlegging. Klaagster heeft op 25 januari 2007 een aanvraag om peiljaarverlegging ingediend, welk verzoek bij beslissing dd. 19 februari 2007 is toegewezen.
3. De klacht
3.1 De klacht luidt als volgt:
Verweerder heeft nagelaten direct per 1 april 2006 een toevoeging voor klaagster aan te vragen, terwijl de wetgeving per 1 april 2006 en de financiële situatie van klaagster per 1 mei 2006 wijzigde.
3.2 Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:
Verweerder had klaagster er op moeten wijzen dat de wetgeving per 1 april 2006 was gewijzigd waardoor zij mogelijk per 1 april 2006 in aanmerking zou kunnen komen voor een toevoeging. Dit geldt temeer omdat ook de financiële situatie van klaagster per 1 mei 2006 veranderde. Verweerder heeft alles zelf moeten uitzoeken, waarna verweerder pas eind 2006 een toevoeging voor klaagster heeft aangevraagd. Klaagster heeft door toepassing van peiljaarverlegging een toevoeging (normdatum 20 december 2006) gekregen. Klaagster heeft over de periode van mei – december 2006 facturen van verweerder betaald, terwijl diens werkzaamheden per 1 mei 2006 onder een toevoeging hadden kunnen vallen. Het inkomen van klaagster was per 1 mei 2006 gedaald, omdat zij vanaf die datum 8 uur per week minder is gaan werken. Klaagster had hiertoe al in 2005 een aanvraag bij haar werkgever gedaan. Dit speelde dus al tijdens het intakegesprek bij verweerder. Verweerder was hiervan derhalve toen al op de hoogte. Verweerder heeft met die informatie ten tijde van de wetswijziging dd. 1 april 2006 niet meteen de juiste link weten te leggen naar de mogelijkheid voor het aanvragen van een toevoeging met de mogelijkheid van peiljaarverlegging. Verweerder heeft klaagster geen enkele bijstand verleend ten aanzien van de mogelijke aanvraag met peiljaarverlegging. Klaagster heeft dat allemaal zelf moeten uitzoeken.
4. Het verweer
4.1 Het standpunt van verweerder houdt in:
Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 1 december 2005 diens modelvoorwaarden toegestuurd, waarin de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging expliciet staat vermeld. Klaagster kwam op dat moment niet in aanmerking voor een toevoeging. Verweerder heeft ook tussentijds gecontroleerd of klaagster alsnog voor een toevoeging in aanmerking zou kunnen komen. Dat blijkt uit het gegeven dat verweerder op 27 november 2006 namens klaagster daadwerkelijk een toevoeging heeft aangevraagd.
Verweerder had geen reden om aan te nemen dat het inkomen van klaagster per 1 april 2006 onder de toevoegingsgrens zou komen. De door klaagster opgevoerde aftrekposten waren per 1 april 2006 nog niet bekend. Het jaarinkomen van klaagster over 2006 bedroeg € 40.506,00.
Klaagster heeft in het kader van de peiljaarverlegging een fiscalist in de arm genomen om alsnog voor een toevoeging in aanmerking te komen. Klaagster heeft met diens adviezen haar fiscale inkomen in de peiljaarverlegging naar beneden weten bij te stellen, met name ook door een deel van haar vermogen om te zetten in een pensioenregeling en door de leasekostenvergoeding met haar werkgever anders overeen te komen.
In de periode tussen 1 april 2006 en 27 november 2006 is er voor verweerder geen enkele indicatie geweest dat klaagster voor een toevoeging in aanmerking zou kunnen komen. Klaagster heeft in die periode geen enkele aanwijzing daartoe met verweerder gecommuniceerd. Het valt verweerder niet te verwijten dat hij klaagster niet voor de tweede keer op de mogelijkheid van een toevoeging heeft gewezen; de omstandigheden op grond waarvan zij een toevoeging zou hebben kunnen verkrijgen zijn pas ruim nadien (eind 2006/begin 2007) opgekomen (afkoop pensioen) en die omstandigheden heeft zij zelf na inschakeling van een fiscalist bewerkstelligd. Nadat aan klaagster een toevoeging was verleend heeft verweerder direct alle werkzaamheden vanaf 31 oktober 2007 gecrediteerd/afgeboekt. Voordien had verweerder zijn uurtarief al onverplicht naar beneden bijgesteld.
5. Beoordeling van de klacht
5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat verplicht is om met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te krijgen, tenzij die advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor de door de overheid gefinancierde rechtshulp. Het systeem van gefinancierde rechtshulp vereist van de advocaten dat zij een grote mate van zorgvuldigheid betrachten bij het onderzoeken van de mogelijkheid van een toevoeging voor een cliënt die zich tot hen wendt. Als de advocaat die mogelijkheid zelf beoordeelt, behoort hij dat te doen aan de hand van de maatstaven die daarvoor door X worden gehanteerd.
5.2. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder klaagster heeft geïnformeerd over de wijziging van de Wet op rechtsbijstand voor on -en minvermogenden per 1 april 2006.
De wetswijziging houdt het volgende in:
- niet meer het jaarinkomen maar het verzamelinkomen is de norm voor de beoordeling van de toevoegingsaanvraag
- het peiljaar kan verlegd worden..
Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt op de hoogte stelt van wijzigingen in wetten waar die door de zaak mee in aanraking komt, en zeker - gezien de bijzondere aandacht die hij voor de gefinancierde rechtshulp dient te hebben – als het gaat om een wijziging als waarvan hier sprake is. Of er reden is voor een nieuwe aanvraag kan dan met de cliënt besproken worden. Niet van belang is of verweerder op dat moment wist dat zijn cliënt minder zou gaan werken. En evenmin is relevant dat de omstandigheden die zijn cliënte voor een toevoeging in aanmerking brachten pas later met terugwerkende kracht intraden.
De raad acht de hierna op te leggen maatregel passend.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. P.M. Knaapen, voorzitter, en mrs. I.E.M. Sutorius, J.F.E. Kikken, J.J.M. Goumans en C.M.J. Peeters, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2010.
Mr. I.J.M. Huysmans - van Opstal Mr. P.M. Knaapen,
Griffier Voorzitter
Verzonden op:
19 oktober 2010.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.