Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0325
Zaaknummer
09-93
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de zaak van klaagster te traag behandeld en is een belofte om binnen een bepaalde termijn zijn visie op de zaak te geven niet nagekomen. Verweerder heeft klaagster onjuist geïnformeerd over de mogelijkheid en de hoogte van de te claimen schadevergoeding.
Uitspraak
09-93
BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM
Bij brief d.d. 26 oktober 2009 heeft mr. R.J.A. Dil, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Arnhem, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:
klager
tegen
Verweerder
1.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 11 januari 2010 waar namens klaagster, de vader van klaagster en verweerder zijn verschenen.
Bij de behandeling van de klacht was de raad als volgt samengesteld: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, en de mrs. E. Bige, H.C. Brandsma, F. Klemann, C.J.M. de Vlieger, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.
2.
De klacht luidt als volgt.
a.
Verweerder heeft de zaak te lang laten liggen. Sedert het intakegesprek bij verweerder op 18 november 2007 werd ondanks herhaald rappel niets meer vernomen over de voortgang van de zaak tot 14 januari 2009, toen verweerder telefonisch erkende niet voldoende voortvarend te werk te zijn gegaan en daarvoor excuses aanbood.
b.
Verweerder heeft klaagster onjuist geïnformeerd over de mogelijkheden en de hoogte van de te claimen schadevergoeding door te stellen dat het zou gaan om € 5.000,- zonder dit te onderbouwen.
c.
De houding van verweerder was er een van desinteresse.
3.
De raad gaat uit van de volgende gegevens.
De klacht betreft het optreden van verweerder als advocaat van klaagster. Op 11 november 2005 werd een buurvrouw van klaagster vermoord door haar ex-vriend en werd het lichaam door klaagster aangetroffen. Als gevolg hiervan heeft klaagster psychische schade opgelopen. Aan verweerder is op 18 november 2007 de opdracht verstrekt de belangen van klaagster te behartigen bij het verhalen van de schade op de dader. Er is toen afgesproken dat eerst gegevens verzameld zouden worden en daarna een schadeclaim zou worden ingediend. Op 11 maart 2008 heeft verweerder een aantal toegezonden verslagen en rapporten telefonisch met klaagster besproken. Daarbij is afgesproken de resultaten van een vervolggesprek bij een behandelende instantie af te wachten. Op 8 september 2008 heeft opnieuw telefonisch overleg plaatsgevonden. Tijdens dit telefoongesprek heeft verweerder (opnieuw) zijn twijfels geuit over de haalbaarheid van de zaak en heeft verweerder klaagster toegezegd zijn visie schriftelijk ter kennis van klaagster te brengen. Op 25 november 2008 heeft de vader van klaagster namens zijn dochter een e-mail aan verweerder gestuurd met het verzoek de gegevens omtrent de samenstelling van de door de verweerder genoemde schadevergoeding van € 5.000,- toe te zenden en toe te lichten. Bij e-mail van 15 december 2008 heeft de vader van klaagster opheldering gevraagd over het feit, dat er nog altijd niet op zijn eerdere e-mail was gereageerd en heeft de vader aangegeven, dat verweerder ofwel de belangen van zijn dochter moest behartigen en dat dan ook met verve diende te doen ofwel moest aangeven, dat hij de zaak niet behandelde. Op 22 december 2008 hebben de vader van klaagster en verweerder telefonisch contact gehad en heeft verweerder toegezegd zijn bevindingen tussen kerst en oudjaar 2008 op papier te zetten. Bij e-mail van 14 januari 2009 heeft de vader van klaagster namens zijn dochter de relatie met verweerder verbroken. In een daarop gevolgd telefoongesprek heeft verweerder erkend, dat hij de zaak te lang heeft laten liggen en heeft hij aan klaagster zijn excuses aangeboden. Het schriftelijk advies dat verweerder in het vooruitzicht had gesteld, is nooit geschreven.
4.
Tot zijn verweer heeft verweerder het volgende naar voren gebracht.
Er was in de zaak een aantal problemen. Het juridische probleem was de vraag of in dit geval de mogelijkheid bestond shockschade te vorderen. Bovendien was er een bewijsprobleem voor wat betreft de geleden schade. De psychische problemen van klaagster dateerden al van voor de gebeurtenissen, naar aanleiding waarvan verweerder was ingeschakeld.
In overleg met klaagster is afgesproken, dat eerst de resultaten van de gesprekken met de behandelende instantie zouden worden afgewacht in de hoop dat daaraan bedoeld bewijs ontleend zou kunnen worden. Verweerder heeft in zijn gesprekken met klaagster aangegeven, dat de zaak moeilijk lag, maar is in deze gesprekken niet in details getreden. Verweerder heeft aan klaagster een schadebedrag van € 5.000,- genoemd. Dit bedrag betrof slechts een schatting van de smartengeldvergoeding. Verweerder baseerde zich daarbij op de uitspraken die te vinden zijn in het Smartengeldnummer van het Weekblad voor Verkeersrecht.
Verweerder erkent, dat klaagster te lang heeft moeten wachten op het schriftelijk bericht, dat hij haar in september 2008 in het vooruitzicht had gesteld.
5.
De raad beoordeelt de klacht als volgt:
Ten aanzien van de klachtonderdelen a. en c.
Gelet op de samenhang tussen beide klachtonderdelen worden deze gezamenlijk behandeld en beoordeeld.
Niet gebleken is dat de behandeling van de zaak in de periode tot september 2008 niet een normaal verloop heeft gehad. Met klaagster was afgesproken, dat alvorens de mogelijkheid van een schadeclaim te onderzoeken eerst gegevens zouden worden verzameld, hetgeen in dergelijke zaken een gebruikelijke gang van zaken is.
In de periode vanaf september 2008 tot januari 2009 is verweerder zijn toezegging om klaagster schriftelijk te adviseren niet nagekomen. Verweerder is weliswaar met de zaak aan de gang gegaan, maar heeft klaagster na september 2008 te lang in het ongewisse gelaten omtrent zijn visie op de zaak en heeft de zaak in die periode te veel op zijn beloop gelaten. Op deze wijze heeft verweerder niet gehandeld, zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Derhalve zijn de klachtonderdelen a. en c.gegrond.
Ten aanzien van klachtonderdeel b. .
Tussen partijen staat vast, dat verweerder een schadebedrag van € 5.000,- heeft genoemd. Dit bedrag heeft verweerder ontleend aan het Smartengeldnummer van het weekblad voor verkeersrecht. Ter zitting heeft verweerder toegelicht, dat de zaak nog niet zo ver was, dat er een concrete schadeclaim geformuleerd kon worden. Klaagster was, aldus verweerder, nog niet uitbehandeld, de causaliteit was niet gemakkelijk vast te stellen en het was de vraag of klaagster een schadeclaim kon indienen.
Aan verweerder kan worden verweten, dat hij daarover niet eerder en duidelijker met klaagster heeft gecommuniceerd, maar deze handelwijze is reeds in klachtonderdeel a. behandeld en beoordeeld. Voor het overige beoordeelt de raad het optreden van verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Genoemd schadebedrag was gebaseerd op objectieve gegevens en het is van algemene bekendheid, dat het leerstuk van de shockschade sterk in beweging is. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de raad mee, dat verweerder heeft erkend te lang met het geven van zijn schriftelijk advies te hebben gewacht, zodat de raad volstaat met het opleggen van de hierna te noemen maatregel.
DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:
De klachtonderdelen a. en c. zijn gegrond. Klachtonderdeel b. is ongegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2010. .
Griffier Voorzitter