Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-07-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0939
Zaaknummer
R 64-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
De advocatenwet biedt de raad geen mogelijkheid tot heroverweging van een eerder door de raad opgelegde maatregel. Verzoek tot heroverweging kan niet worden aangemerkt al een verzoek ex artikel 48e van de advocatenwet. Een verzoek ex artikel 48e advocatenwet dient expliciet als zodanig te worden geformuleerd, zodat ook voor de betreffende advocaat duidelijk is dat de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde maatregel aan de orde is.
Inhoudsindicatie
Een doorhaling van de inschrijving op het tableau heft de verplichting tot het verschaffen van informatie aan de deken niet op. Onvoorwaardelijke schorsing omdat verweerder volhardt in diens weigerachtige houding om de deken de door hem verschafte informatie te verschaffen.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Verzoek tot heroverweging afgewezen.
Inhoudsindicatie
Bezwaar gegrond, onvoorwaardelijke schorsing 3 maanden
Uitspraak
R 64 - 2010
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
het bezwaar van
de deken
tegen
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 maart 2010 heeft de deken een bezwaar ex artikel 46f Advocatenwet tegen verweerder ter kennis gebracht van de raad van discipline. Bij deze brief zijn de in de inventarislijst genoemde stukken gevoegd.
1.2 De raad heeft voorts kennis genomen van het navolgende:
- brief dd. 28 april 2010 van verweerder aan de raad
- brief dd. 6 mei 2010 van de deken aan de raad, met bijlagen
1.3 Het bezwaar is behandeld ter openbare zitting van de raad van 17 mei 2010.
De deken is verschenen. Verweerder is , alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
Het volgende is komen vast te staan:
2.1. Door de voorgaande deken zijn in 2009 een tweetal bezwaren tegen verweerder
ingediend. Deze zaken zijn bij de raad bekend onder de nummers R 136-2009 en R 190-2009. Het bezwaar in klachtzaak R 136-2009 had betrekking op het bewust onjuist informeren van de rechtbank door verweerder. De raad heeft in deze zaak het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van voorwaardelijke schorsing van 1 maand opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. Tegen deze beslissing is geen appel ingesteld.
Het bezwaar in klachtzaak R 190-2009 had betrekking op het onbeantwoord laten van vragen van de deken in diens onderzoek naar tegen verweerder ingediende klachten. Ook in deze zaak heeft de raad het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Ook tegen deze beslissing is geen appel ingesteld.
2.2. De deken had verweerder bij brief dd. 5 januari 2010 uitgenodigd voor een dekenaal
gesprek op het kantoor van de deken op 11 januari 2010. Verweerder heeft op 6 januari 2010 telefonisch aan de adjunct-secretaris om verplaatsing van het gesprek verzocht. Het gesprek werd vervolgens verplaatst naar 18 januari 2010. Verweerder heeft de deken per e-mail dd. 18 januari 2010 bericht dat het gesprek wegens een sterfgeval binnen de familie geen doorgang kon vinden. Hij deelde voorts mede dat hij zich van het tableau zou laten schrappen. De deken heeft verweerder per e-mail dd. 24 januari 2010 bericht dat hij het gesprek wilde verzetten naar 2 februari 2010. De adjunct-secretaris ontving op 28 januari 2010 via BAR bericht dat verweerder zich van het tableau had laten schrappen. Verweerder deelde de deken per e-mail dd. 1 februari 2010 mede dat hij afzag van het dekenaal gesprek, onder meer omdat hij zich per 27 januari 2010 had laten uitschrijven als advocaat.
De deken heeft per e-mail dd. 1 februari 2010 uiteengezet waarom het gesprek dd. 2 februari 2010, ondanks het feit dat verweerder zich had laten schrappen, diende door te gaan en verweerder dringend verzocht aanwezig te zijn bij het dekenaal gesprek. Verweerder heeft per e-mail dd. 2 februari 2010 bericht af te zien van de door de deken voorgestelde bespreking.
De deken heeft verweerder bij brief dd. 5 maart 2010 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 10 maart 2010 telefonisch contact op te nemen met de adjunct-secretaris voor het plannen van een dekenaal gesprek, met aankondiging dat de deken bij gebreke daarvan, hoewel verweerder als advocaat van het tableau was geschrapt, een nieuw dekenbezwaar zou indienen. Verweerder heeft hierop niet gereageerd, waarna verweerder op 16 maart 2010 een dekenbezwaar bij de raad heeft ingediend. De deken heeft verweerder bij brief van 16 maart 2010 alsnog in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 24 maart 2010 contact met het Bureau van de Orde op te nemen voor het inplannen van een dekenaal gesprek en de raad verzocht zijn dekenbezwaar voor 24 maart 2010 nog niet in behandeling te nemen. Verweerder heeft vervolgens de raad bij brief dd. 25 maart 2010 bericht dat verweerder geen contact had opgenomen met het Bureau van de Orde en verzocht de raad zijn bezwaar dd. 16 maart 2010 verder in behandeling te nemen. De deken verzocht de raad in zijn brief dd. 25 maart 2010 voorts om de in klachtzaak R 136-2009 opgelegde maatregel (voorwaardelijke schorsing voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar) voor het geval verweerder ooit weer als advocaat op het tableau wenst te worden ingeschreven, te heroverwegen alsmede om aan verweerder de maatregel van doorhaling van de inschrijving/schrapping op te leggen.
Ter zitting heeft de deken verklaard dat zijn verzoek om heroverweging van de in klachtzaak R 136-2009 opgelegde matregel is bedoeld als een verzoek om tenuitvoerlegging van de in klachtzaak R 136-2009voorwaardelijk opgelegde schorsing voor de duur van een maand.
3. Het bezwaar van de deken
3.1 Het bezwaar bestaat uit het navolgende:
Verweerder frustreert het onderzoek van de deken door bij herhaling niet te verschijnen naar aanleiding van uitnodigingen door de deken voor een gesprek.
3.2 Ter toelichting van het bezwaar is door de deken het navolgende aangevoerd:
Verweerder is thans geen advocaat meer. Hij is echter uitgenodigd voor een gesprek toen hij nog advocaat was. Het gesprek was bedoeld als exitgesprek omdat het dienstverband van verweerder met zijn kantoor per 1 december 2009 was beëindigd. Daarnaast was het gesprek bedoeld voor het bespreken van twee tegen verweerder ingediende klachten. De voorganger van de deken heeft naar aanleiding van voormelde dossiers dekenbezwaren bij de raad ingediend. Eén van de zaken die de deken met verweerder diende te bespreken is dat een van de klagers, de heer X, in zijn beweringen bleef volharden dat verweerder (grote) bedragen in contanten ontving. De deken kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder het gesprek een aantal malen heeft verplaatst om tijd te rekken zodat hij zich na het vinden van een nieuwe werkplek van het tableau kon laten schrappen. Verweerder heeft naar het idee van de deken vanaf het begin niet de intentie heeft gehad om voor het dekenaal gesprek te verschijnen. De door de heer X tegen verweerder ingediende klacht is hierdoor onafgewikkeld gebleven.
3.3. De deken verzoekt de door de raad eerder opgelegde maatregel in klachtzaak R 136-2009 - voor het geval verweerder ooit weer als advocaat op het tableau wenst te worden ingeschreven - te heroverwegen alsmede om aan verweerder de maatregel van doorhaling van de inschrijving/schrapping op te leggen.
4. Het verweer
Het standpunt van verweerder houdt in:
4.1. De deken is niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat het handelen als privépersoon is
verricht en niet als advocaat. Verweerder is immers op 27 januari 2010 op eigen verzoek uitgeschreven als advocaat.
4.2. De veronderstelling van de deken dat hij om verplaatsing van de gesprekken heeft verzocht om daarmee tijd te winnen is onjuist. Verweerder was op 11 januari 2010 verhinderd, wat hij de deken direct heeft laten weten. Op de nieuw vastgestelde datum was verweerder verhinderd in verband met het overlijden van een naast familielid. In de moeilijke periode hierna heeft verweerder, mede vanwege verandering van zijn carrière, besloten uit de advocatuur te treden. De deken had aanvankelijk niet te kennen gegeven waarover het gesprek zou handelen. De informatie hierover heeft hij pas verschaft nadat verweerder zich van het tableau had laten schrappen. Over de twee klachtdossiers had reeds een gesprek met de voorgaande deken plaatsgevonden. Verweerder heeft toen alle gevraagde bescheiden in die dossiers verstrekt. De wijze waarop verweerder door de deken en de adjunct-secretaris werd benaderd heeft verweerder doen besluiten om af te zien van een door de deken verzocht gesprek. Dit stond hem als privépersoon vrij.
4.3. Verweerder heeft geenszins klachtwaardig, noch met enige kwade intentie gehandeld als advocaat. Verweerder heeft juist volledige medewerking in beide aanhangige klachtdossiers verleend, met uitzondering van late toezending van een aantal (financiële)bescheiden, waarvoor verweerder overigens afhankelijk was van zijn vorige kantoor. De raad heeft hierover al een beslissing genomen.
4.4. Het verzoek aan de raad om zijn eerdere beslissing te heroverwegen kan niet worden toegewezen. Het kan niet zo zijn dat een klacht wordt aangewend als een verkapt hoger beroep tegen eerder door de raad opgelegde maatregelen.
5. Beoordeling van het bezwaar
5.1 Een advocaat is verplicht de deken desgevraagd de nodige informatie omtrent een
tegen hem ingediende klacht dan wel ten aanzien van de uitoefening van zijn (voorheen gevoerde) praktijk te verschaffen, ook indien hij zich inmiddels als advocaat heeft laten uitschrijven. Het was om die reden dat de deken verweerder uitnodigde voor een dekenaal gesprek.
5.2. De stelling van verweerder dat hij, nu hij zich heeft laten uitschrijven als advocaat, niet langer gehouden zou zijn de deken de door hem gevraagde informatie te verschaffen, onderschrijft de raad niet. Verweerder dient de deken op diens verzoek informatie te verschaffen over een tegen hem ingediende klacht alsmede betreffende diens praktijkuitoefening. Dit is verweerder herhaaldelijk expliciet te kennen gegeven, zo ook in de beslissing van de raad dd. 11 januari 2010. Een doorhaling van de inschrijving op het tableau heft de verplichting tot het verschaffen van informatie aan de deken niet op. Verweerder frustreert door zijn handelwijze thans definitief het onderzoek door de deken naar de tegen hem ingediende klachten. Hierop is het tuchtrecht voor advocaten ten volle van toepassing. De deken zal derhalve ontvankelijk worden verklaard in zijn bezwaar.
5.3. Vast staat dat verweerder opnieuw en bij herhaling heeft nagelaten voor een dekenaal
gesprek te verschijnen. Verweerder heeft, nadat op zijn verzoek een met de deken gemaakte afspraak een aantal malen is verplaatst, uiteindelijk, nadat hij zijn inschrijving op het tableau van advocaten heeft laten doorhalen, de deken bericht niet te zullen verschijnen, onder meer omdat hij zich per 27 januari 2010 had laten uitschrijven als advocaat. Het is de raad ambtshalve bekend dat verweerder ook aan de voorganger van de deken niet de door hem verzochte informatie heeft verstrekt. De raad heeft bij beslissing dd. 11 januari 2010 het ter zake ingediende dekenbezwaar (klachtzaak R 190-2009) gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Desondanks is verweerder opnieuw niet ingegaan op de uitnodiging van de deken voor een dekenaal gesprek en is hij thans zelfs overgegaan tot een definitieve weigering voor een dekenaal gesprek op kantoor van de deken te verschijnen, hetgeen verweerder tuchtrechtelijk ernstig valt aan te rekenen.
Op grond van het bovenstaande zal het bezwaar van de deken gegrond worden verklaard.
5.4. Gelet op de omstandigheid dat verweerder, hoewel aan hem bij beslissing dd. 11 januari 2010 de maatregel van berisping is opgelegd, omdat hij had nagelaten de voorgaande deken op diens verzoek de nodige informatie te verschaffen, volhardt in diens weigerachtige houding om de deken de door hem verzochte informatie te verschaffen, acht de raad de hierna op te leggen maatregel passend en geboden.
5.4. Ten aanzien van het verzoek van de deken om de door de raad in klachtzaak R 136
- 2009 opgelegde maatregel te heroverwegen, overweegt de raad dat de advocatenwet de raad geen mogelijkheid biedt tot heroverweging van een eerder door de raad opgelegde maatregel. Ingevolge artikel 48e van de advocatenwet kan de raad hetzij op vordering van de deken hetzij ambtshalve last geven dat alsnog tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel zal worden overgegaan, doch niet eerder dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping van de betrokken advocaat.
De raad overweegt dat, hoewel de deken ter zitting heeft verklaard, dat zijn verzoek dient te worden beschouwd als een vordering tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 48e van de advocatenwet van de bij beslissing dd. 11 januari 2010 in klachtzaak R 136-2010 opgelegde voorwaardelijke schorsing van 1 maand, dit verzoek door de deken in zijn brief dd. 25 maart 2010 aan de raad niet ondubbelzinnig als zodanig is geformuleerd, waardoor het voor verweerder mogelijk niet duidelijk is geweest dat het verzoek van de deken was bedoeld als een vordering ex artikel 48e Advocatenwet en dat de mondelinge behandeling dd. 17 mei 2010 tevens hierop betrekking zou hebben. Nu geen sprake is geweest van verhoor van verweerder althans behoorlijke oproeping betreffende de vordering van de deken tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde maatregel in klachtzaak R 136-2009, laat de raad het verzoek van de deken buiten behandeling.
6. Beslissing
De raad verwerpt het beroep van verweerder op de niet ontvankelijkheid van het bezwaar van de deken.
De raad verklaart het bezwaar van de deken gegrond en legt verweerder ter zake op de maatregel van schoring in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden.
De raad wijst het verzoek van de deken om heroverweging van de in klachtzaak R 136-2009 opgelegde maatregel af.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. L. de Haas, Th. Kremers, R.G.A.M. Theunissen en M.B.Ph. Geeraedts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2010.
Griffier voorzitter
Verzonden op: 6 juli 2010.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
Per post.Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
Bezorging.De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
Per fax.Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.