Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1081

Zaaknummer

H 102 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Ondanks diverse rechterlijke uitspraken en een berisping door de raad van discipline herhaling van ernstige en onterechte beschuldigingen aan het adres van klaagster. Voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken passend en geboden omdat verweerder volhardt in zijn onbetamelijke gedrag

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing 2 weken

Uitspraak

 

H102-2009 Klacht

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van:

 

klaagster,

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

 

1.         Verloop van de klachtprocedure.

 

Bij schrijven van 13 mei 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juli 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 1 juni 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 juni 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerder verschenen. 

 

2.         De feiten

 

2.1.      Het volgende is komen vast te staan:

      Klaagster is de advocaat van X, de wederpartij van de cliënt van verweerder (Y). Bij beslissing van de raad d.d. 25 augustus 2008 is aan verweerder een berisping opgelegd  onder meer vanwege de onnodig grievende wijze waarop verweerder zich in de processtukken had uitgelaten over klaagster.

 

2.2.      In de antwoordakte d.d. 25 november 2008 heeft verweerder vanaf pagina 3 het  volgende geschreven:

 

            “Wat de handelwijze van de advocaat van X betreft inzake het kort geding bij de voorzieningenrechter te ’s-Hertogenbosch verwijst Y naar de strafaangifte van 16 november 2006, PL 2206/06-136859 en het schrijven van mr. Z van 2 februari 2006, die  reeds als producties in het onderhavige geding gebracht zijn.”

 

            “ – Het dossier met het nummer 9189:

 

Ten aanzien van dit dossier wordt eveneens verwezen naar de strafaangifte van 16 november 2006. Enig verweer dienaangaande is van de advocaat van X nimmer ontvangen, ook niet na daartoe strekkende uitnodiging daartoe. De advocaat van X  heeft wederom verzuimd procureur te stellen en daarom onrechtmatig de toegewezen procureursgelden geïncasseerd door middel van executoriaal derdenbeslag.”

 

“ – Het dossier met het nummer 9153:

 

In het arrest van 4 juli 2006 heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vastgesteld dat de advocaat van X onderdaad verzuimd heeft procureur te stellen en dat het vonnis in kort geding alleen al om daarom vernietigd zou moeten worden. Dat X thans stelt dat de vordering is aangepast, is een eufemisme voor het aannemen van een onjuiste / valse hoedanigheid tegenover de Voorzieningenrechter in de kort geding procedure, waartegen het beroep is ingesteld.”

 

“- Het dossier met het nummer 9391:

 

Wederom heeft de advocaat van X in deze procedure geen procureur gesteld. X stelt dat het conservatoir beslag zou worden opgeheven, als Y het bedrag van € 5.000,-- zou hebben voldaan op basis / ter uitvoering van het eindvonnis in de bodemprocedure van 8 februari 2006 van de Rechtbank te Rotterdam. Zulks is onjuist en geeft een vertekend beeld. X heeft van zijn kant geen enkele zekerheid gesteld dat het conservatoir beslag daadwerkelijk opgeheven zou worden, als Y de betaling zou hebben voldaan! Het kort geding bij de Voorzieningenrechter ’s-Hertogenbosch tot opheffing van het conservatoir beslag moest gewoon doorgang vinden.”

 

“Op het declaratie advies d.d. t/m 31/05/2006 van de advocaat van X staat een post gelden derden ING (…) ontv. van A. -5197,00 en vervolgens MEMO (…) verrek. openstaande decl. 5197,00. Dit is nu juist de gebeurtenis waar mr. S.  in zijn schrijven van 2 februari 2006 aan de Officier van Justitie te ’s-Hertogenbosch voor heeft gewaarschuwd. Er is geen procureur van betaald, want die was niet gesteld.”        

 

2.3.      De rolhandeling d.d. 25 november 2008 is geschrapt, waarna verweerder de  antwoordakte op enkele punten heeft gewijzigd en op 10 februari 2009 heeft ingediend.

 

 

3.         De klacht

 

3.1       De klacht houdt het volgende in:

            Ondanks diverse rechterlijke uitspraken en een berisping door de raad van discipline herhaalt verweerder in een procedure bij het Gerechtshof wederom ernstige en onterechte beschuldigingen aan het adres van klaagster.

                                   

4.         Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:

            De antwoordakte d.d. 25 november 2008 is met terugwerkende kracht  doorgehaald/geschrapt, zodat deze antwoordakte geacht wordt niet te zijn genomen.  Klaagster heeft dan ook geen belang meer bij haar klacht.

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

 

5.1              De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling  van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een   grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een  wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden  geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.3.            De raad is van oordeel dat verweerder wat betreft zijn gedrag, waarvoor hij reeds bij beslissing van de raad d.d. 25 augustus 2008 is berispt, in herhaling valt door in de antwoordakte d.d. 25 november 2008 te verwijzen naar de aangifte die zijn cliënt tegen klaagster heeft gedaan en waarin andermaal – zonder dat daarvan bewijs voorhanden is - wordt verwezen naar strafbare feiten zoals met name het aannemen van een onjuiste/valse hoedanigheid.

 

5.4.            Daaraan kan niet afdoen dat de akte d.d. 25 november 2008 tengevolge van een ambtshalve beslissing van het hof niet op 25 november 2008 is genomen, maar uiteindelijk – nagenoeg ongewijzigd (zeker voor wat betreft de gewraakte uitlatingen) – op 10 februari 2009.

 

5.5.            Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid aldus overschreden en heeft hij zich derhalve niet heeft gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is gegrond.

 

5.6.            De raad constateert dat verweerder volhardt in zijn onbetamelijke gedrag. Verweerder is immers reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld vanwege de wijze waarop hij zich over klaagster heeft uitgelaten. Deze tuchtrechtelijke beslissing heeft kennelijk echter niet tot een gewijzigd inzicht en handelen van verweerder geleid. De raad acht in deze een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken passend en geboden.

 

 

6.         Beslissing

 

De raad verklaart de klacht gegrond legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, die de raad vaststelt op een periode van een jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging zou hebben schuldig gemaakt.

 

 

Aldus gegeven door W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. drs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, Chr.M.J. Peeters, L.J.G. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                            mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                                    voorzitter.

 

 

Verzonden op : 7 september 2010

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.