Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1215

Zaaknummer

10-142

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Geen sprake van gedragingen die leiden tot schending van het vertrouwen in de advocatuur.  Curator mag in beginsel afgaan op de juistheid van de informatie die hij krijgt van de bestuurder van de failliet . Hij legt verantwoording af over de opbrengst van de verkochte activa aan de rc en niet aan derden. Klager heeft bovendien geen belang, hij is geen schuldeiser.

Uitspraak

10-142

 BESLISSING VAN DE VOORZITTER VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Klager

wonende te [woonplaats]

tegen: verweerder

advocaat te [plaats]

1.

Bij brief van 6 juni 2010 heeft klager een klacht over verweerder ingediend bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo. Mr. J. van der Hel, waarnemend deken, heeft de klacht onderzocht. Nadat gebleken was dat geen schikking kon worden getroffen, heeft Van der Hel bij brief van 24 september 2010, ontvangen op 27 september 2010, de klacht alsmede het klachtdossier ter kennis van de raad van discipline gebracht.

2.

De voorzitter is van oordeel dat op deze klacht bij voorzittersbeslissing behoort te worden beslist.

3.

Klager verwijt verweerder dat hij:

a. het faillissementsverslag onzorgvuldig heeft samengesteld;

b. de boedelverkoop onderhands heeft geregeld waarbij aantoonbaar een ander en hoger bod is uitgebracht op (tenminste) één van de goederen uit de boedel;

c. zich schuldig heeft gemaakt aan een economisch delict doordat hij uren heeft gedeclareerd die niet door hem zijn besteed aan het faillissement;

d. het klachtreglement van zijn kantoor niet tijdig aan hem heeft toegezonden;

e. dreigende taal heeft geuit in correspondentie per e-mail.

 

4.

De voorzitter gaat uit van de volgende gegevens:

Klager is in het verleden betrokken geweest bij (de bedrijfsvoering van) [K] B.V.

Verweerder is op [….] 2009 tot curator benoemd van [K] B.V. en drie aanverwante bedrijven. [K] B.V. verrichtte medische en cosmetische ingrepen.

Klager is een bedrag ad € 2.522,96 verschuldigd aan [K] B.V.

Deze vordering is verpand aan de bank. De bank heeft verweerder verzocht de vordering op te eisen. Verweerder heeft gehoor gegeven aan dit verzoek en klager bij brief van [….] 2009 tot betaling aangemaand.

Per e-mail d.d. [….] 2010 heeft verweerder vervolgens onder meer het volgende aan klager geschreven:

“In het kader van de afwikkeling van het faillissement heb ik u overigens als debiteur aangeschreven.

Tot op heden hebt u op die brief niet gereageerd en is ook betaling uitgebleven.

Ik wil u verzoeken om thans daadwerkelijk binnen 10 dagen na datum van deze email tot betaling over te gaan, aangezien ik anders in overleg met de bank zal treden teneinde te bezien of tot dagvaarding moet worden overgegaan.”

5.

Ter toelichting op de klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

In het faillissementsverslag zijn aannames gedaan zonder dat de feiten zijn gecontroleerd. Deze aannames leveren hem mogelijk schade op en zijn door derden opvraagbaar en herleidbaar.

Verweerder heeft de boedel ondershands verkocht. Op tenminste één van de goederen deel uitmakend van de boedel is aantoonbaar een hoger bod uitgebracht. Verweerder had dat bod moeten aanvaarden.

Verweerder heeft de afhandeling van het faillissement met name overgelaten aan de ex-compagnon van klager, de op dat moment enige DGA van de failliete vennootschappen.

Zijn klacht heeft niets te maken met de vordering die verweerder stelt in zijn hoedanigheid van curator op hem te hebben.

In het faillissementsverslag staat dat het faillissement onder meer is veroorzaakt doordat de kliniek begin 2007 negatief in het nieuws is gekomen nadat er klachten waren geuit tegen een bij de kliniek betrokken arts. Voorts staat er in het verslag dat deze arts voor eigen rekening werkte en ruimte huurde in het bedrijf. Eén en ander getuigt van onzorgvuldigheid en het ontbreken van dossierkennis. De kliniek is pas op [….] 2008 negatief in het nieuws gekomen en de arts heeft nimmer ruimte gehuurd in het bedrijf.

Door hetgeen in het faillissementsverslag is opgenomen is klager genoodzaakt een procedure aanhangig te maken. Daaraan zijn aanzienlijke kosten voor hem verbonden.

De oorzaak van het faillissement is gelegen in de economische recessie en de invoering van het hoge btw-tarief voor cosmetische behandelingen.

Wat betreft de verkoop van de boedelgoederen merkt hij op dat de rechter-commissaris niet beschikte over informatie betreffende de biedingen die uitgebracht waren.

Mede omdat in het faillissementsverslag staat dat verweerder aan bepaalde werkzaamheden wegens grote drukte niet is toegekomen is het aannemelijk dat hij meer uren heeft gedeclareerd dan hij daadwerkelijk aan het faillissement heeft besteed. Daarom heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan een economisch delict.

Pas na een rappel heeft verweerder het klachtreglement zoals dat wordt gehanteerd door zijn kantoor, aan hem toegezonden.

Hij heeft verweerder verzocht om informatie en als reactie ontving hij bericht dat een vordering tegen hem openstaat. Zijn vraag is niet beantwoord.

Verweerder heeft zich wel degelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar gedragen.

6.

Verweerder heeft in reactie op de klacht het volgende bericht:

De inhoud van zijn faillissementsverslag is gebaseerd op hetgeen de bestuurder van de vennootschap hem heeft meegedeeld. In zijn verslag aan de rechtbank zijn feiten weergegeven en is geen oordeel uitgesproken. De naam van verweerder is in het verslag niet genoemd. Dat zijn verslag aanleiding is geweest om een (appel)procedure aanhangig te maken betwijfelt hij.

De inventaris is aan de bank verpand. De bank heeft hem verzocht de inventaris te verkopen. Over de verkoopprijzen heeft overleg plaatsgevonden met de bank, de fiscus en de rechter-commissaris. Er is een opbrengst gerealiseerd die ruim boven de getaxeerde waarde van de inventaris lag.

De uren die hij heeft gedeclareerd betreffen slechts de uren die hij als curator aan het faillissement heeft besteed. Het is aan de rechtbank om te oordelen over de door hem opgegeven uren. Klager komt in zijn hoedanigheid van debiteur geen toetsingsrecht toe.

Per e-mail van [….] 2010 heeft hij klager bericht dat het klachtenreglement te vinden is op de website van zijn kantoor. Voorts heeft hij een exemplaar van de klachtregeling aan klager toegestuurd. De klachtregeling is in het leven geroepen voor klachten van cliënten. Klager was geen cliënt. Daarom was hij ook helemaal niet gehouden het klachtreglement aan klager toe te sturen.

De tekst van zijn e-mails aan klager is op geen enkele wijze bedreigend te noemen.

Er is geen sprake van dat hij zich in zijn hoedanigheid van curator heeft misdragen waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

7.

De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt:

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator in een faillissement. Volgens de beslissing van het hof van discipline van [….] 2007 behoort de wijze waarop een advocaat zijn werkzaamheden als curator uitoefent tot het terrein dat door het advocatentuchtrecht wordt bestreken, met dien verstande dat hem slechts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt indien hij zich in zijn hoedanigheid van curator heeft misdragen en daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. De voorzitter is van oordeel dat dit niet het geval is.

Verweerder heeft hij bij het schrijven van het faillissementsverslag af mogen gaan op de informatie die hij van de bestuurder heeft verkregen.

Van belang is voorts dat klager niet heeft betwist dat de kliniek negatief in het nieuws is gekomen. De voorzitter heeft daarom geen reden om aan te nemen dat verweerder onzorgvuldig te werk is gegaan bij het opstellen van het faillissementsverslag.

Klager heeft zijn stelling dat een hoger bod is uitgebracht op (tenminste) één van de goederen uit de boedel op geen enkele wijze met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd.

De curator is verantwoording verschuldigd aan de rechter-commissaris over de door hem gerealiseerde opbrengst van de boedelgoederen en het aantal door hem opgevoerde uren, en niet aan klager.

Klager kan bovendien slechts klagen over zaken waarbij hij zelf belang heeft. Omdat klager geen schuldeiser is heeft hij geen belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst van de boedelgoederen. Evenmin is het aantal uren dat verweerder stelt te hebben besteed aan zijn werkzaamheden als curator voor hem van belang.

Het klachtreglement van het kantoor van verweerder is opgesteld voor cliënten die zich willen beklagen over hun advocaat. Klager is geen cliënt van verweerder en daarom hoefde verweerder hem niet te wijzen op het bestaan van het klachtreglement en hoefde hij het ook niet aan hem toe te sturen.

Hetgeen verweerder klager in zijn e-mails heeft geschreven komt de voorzitter correct voor. Het verwijt dat verweerder dreigende taal zou hebben geuit in zijn correspondentie met klager mist daarom feitelijke grondslag.

Het hier voorgaande brengt met zich mee dat alle onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond zijn.

HET VOORGAANDE LEIDT TOT DE VOLGENDE BESLISSING:

De klacht van klager tegen verweerder is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 25 oktober 2010 door mr. M.J. Blaisse, voorzitter van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem, en in afschrift verzonden op 26 oktober 2010.

mr. M.J. Blaisse

voorzitter