Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0774

Zaaknummer

H 40-2010

Inhoudsindicatie

 

Zwaardere maatregel dan de naar aanleiding van het bezwaar van de deken opgelegde maatregel van voorwaardelijke schorsing van drie maanden met een proeftijd van 2 jaar, is naar het oordeel van de raad niet geboden. Dit kan anders zijn indien gedragingen als in de beslissing op het dekenbezwaar aan de orde alsnog een meer structureel karakter blijken te hebben.

Zodanig onbehoorlijke praktijkuitoefening dat de door de deken ex artikel 60b verzochte voorziening geboden is, is niet gebleken.

Beide verzoeken van de deken afgewezen

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

H40-2010 Verzoek Deken ex art. 60ab dan wel 60B Advocatenwet

 

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzoek van:

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de procedure.

 

Bij schrijven van 1 maart 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 8 maart 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 6 april 2010.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn de deken en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

Verweerder had op 11 oktober 2009 piketdienst. Verweerder ontving op 11 oktober 2009 bericht dat een compleet elftal X zaterdag 10 oktober 2009 werd aangehouden op verdenking van openlijke geweldpleging betrekking hebbende op een voetbalwedstrijd die op zaterdag 10 oktober 2009 plaatsvond tussen X en Y op het terrein van X.

 

Ter plaatse waren twaalf verdachten aangehouden, die, op een verdachte na, minderjarig waren. Verweerder heeft piketbezoeken afgelegd en declaratieformulieren ingevuld, deze door de dienstdoende verbalisant laten afstempelen en ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand.

 

De raad heeft ter zake een door de Deken ingediend Dekenbezwaar een beslissing gegeven met kenmerk H39-2009. In die beslissing heeft de raad het onderdeel D van het dekenbezwaar ongegrond verklaard en de onderdelen A, B, C en E van het dekenbezwaar gegrond verklaard en ter zake aan verweerder opgelegd een voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. 

 

 

3.         Het verzoek van de Deken

 

De deken heeft primair een verzoek ex art. 60ab en subsidiair een verzoek ex art. 60b Advocatenwet ingediend.

 

De deken heeft de raad verzocht om verweerder voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk te schorsen.

 

De deken heeft de raad voorts verzocht als voorziening als bedoeld in art. 60b lid 1 Advocatenwet te bepalen dat mr. Z de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd en tot zijn archieven en tot die zaken en personen als bedoeld in art. 60 lid 1 en 2 Advocatenwet, desnoods met behulp van de sterke arm, en dat deze advocaat in het belang van de continuïteit van verweerders kantoor en de cliënten van verweerder naar bevind van zaken maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat bevoegd zou zijn, een en ander zolang de deken dat geraden acht en de aangewezen advocaat zich daartoe beschikbaar houdt.

 

De deken heeft voorts verzocht te bepalen dat voor zover hier niet op een andere acceptabele wijze in kan worden voorzien, mr. Z voornoemd verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de stichting beheer derdengelden van verweerders kantoor, zulks met uitsluiting van verweerder zelf, voor zover de statuten van deze stichting de Deken de bevoegdheid geven bestuurders te ontslaan en te benoemen.

 

De deken heeft verder verzocht te bepalen dat mr. Z voornoemd zijn werkzaamheden zal uitvoeren tegen een – ten laste van verweerder te brengen – vergoeding van ten hoogste € 250,-- per uur exclusief BTW en kantoorkosten, zulks met een door de raad vast te stellen maximum.

 

De deken heeft voorts verzocht te bepalen dat verweerder aan mr. Z voornoemd binnen zeven dagen na dagtekening van de door de raad te nemen beslissing op een door hem aan te wijzen rekening een voorschot zal voldoen van € 10.000,-- exclusief BTW en kantoorkosten.

 

De deken heeft tot slot verzocht dat verweerder op eerste verzoek van mr. Z hem binnen zeven dagen na diens verzoek nadere voorschotten van € 10.000,-- exclusief BTW en kantoorkosten zal voldoen tot een door uw raad als een voorlopig maximum te bepalen bedrag.

 

 

4.         Standpunt van de deken.

 

Uit het dekenbezwaar in de zaak met kenmerk H39-2009 blijkt naar het oordeel van de deken dat er een ernstig vermoeden is gerezen dat verweerder handelt in strijd met de zorg die hij als advocaat behoort te betrachten ten opzichte van cliënten en dat verweerder zich zelfs schuldig maakt aan valsheid in geschrifte en oplichting. Naar het oordeel van de deken rechtvaardigt de ernst van dit handelen de onmiddellijke schorsing in de uitoefening van de praktijk van verweerder.

 

 

 

5.         Standpunt van verweerder.

 

Verweerder heeft verzocht het verzoek af te wijzen. Verweerder heeft gesteld dat het niet zijn intentie is geweest om derden op te lichten en/of valsheid in geschrifte te plegen. Verweerder heeft de verdachten op adequate wijze bijgestaan en geadviseerd.

 

Verweerder is 60 jaar oud, is 17 jaar advocaat en heeft een eenmanspraktijk. Zijn secretaresse is momenteel arbeidsongeschikt.

 

Verweerder vindt het door de Deken ingediende verzoek onevenredig zwaar.

 

6.         Beoordeling van het verzoek van de deken.

 

Ten aanzien van het primaire verzoek ex art. 60ab

In de met het onderhavige verzoek samenhangende beslissing met kenmerk H39-2010 heeft de raad onderdeel D van het dekenbezwaar ongegrond verklaard en de onderdelen A, B, C en E van het dekenbezwaar gegrond verklaard en ter zake aan verweerder opgelegd een voorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.  

 

Daaruit volgt reeds dat de raad van oordeel is dat op basis van de thans vaststaande feiten en omstandigheden een zwaardere sanctie niet geboden is, zodat het primaire verzoek van de deken moet worden afgewezen. Zoals de raad in de beslissing met kenmerk H39-2009 heeft overwogen is de raad van oordeel dat een zwaardere maatregel thans weliswaar niet geboden is, maar dat dit anders kan zijn, indien gedragingen als in die beslissing aan de orde alsnog een meer structureel karakter blijken te hebben.

 

Ten aanzien van het subsidiaire verzoek ex art. 60b

Ofschoon de raad verweerder de in de met het onderhavige verzoek samenhangende beslissing met kenmerk H39-2010 vastgestelde tuchtrechtelijke verwijten zwaar aanrekent, is de raad van oordeel dat verweerder er geen blijk van heeft gegeven zijn praktijk op een zo onbehoorlijke wijze uit te oefenen dat de door de deken ex art. 60b Advocatenwet gevorderde voorziening geboden is.

 

De raad komt tot de slotsom dat de verzoeken van de deken moeten worden afgewezen.

 

 

BESLISSING.

De raad wijst de verzoeken van de deken af.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,  voorzitter en mrs. J.D.E. van den Heuvel, M.B.Ph. Geeraedts, H.C.M. Schaeken, R.F.L.M. van Dooren, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.31 mei 2010.

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                               mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                          voorzitter.

 

 

Verzonden op:

 1 juni 2010.

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.