Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-05-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0884
Zaaknummer
R. 3397/10.27
Inhoudsindicatie
De advocaat, die geschorst werd wegens het ondergaan van gevangenhouding, heeft klager onvoldoende geïnformeerd over het procedureverloop in twee zaken en over de overdracht van het dossier aan een andere advocaat. De advocaat handelt ook onzorgvuldig door ondanks verzoek van klager geen urenspecificatie te verschaffen. Klacht gegrond. Schorsing 1 maand onvoorwaardelijk.
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 4 mei 2009 heeft klager een klacht tegen verweerder bij de Raad ingediend. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.
De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 15 februari 2010.
1.2 Op 25 maart 2010 heeft klager, na inzage van het dossier, stukken aan de Raad overhandigd. Deze zijn per brief van dezelfde datum door de griffier aan verweerder toegezonden.
1.3 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.4 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 12 april 2010. Ter zitting is klager verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder is verschenen vergezeld van mr. drs. S., advocaat te Rotterdam. Klager en verweerder hebben pleitnotities overgelegd.
FEITEN
2.1 In 2008 heeft verweerder twee zaken van klager in behandeling genomen. De ene zaak betrof een geschil over de verkoop van onroerend goed (B/S), de andere zaak betrof een procedure van klager tegen Eneco (Eneco/B.).
2.2 In de zaak B/S heeft verweerder op 26 maart 2008 voor klager en zijn echtgenote hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat op 9 januari 2008 door de Rechtbank Rotterdam was gewezen. Het hoger beroep is aangebracht bij het Gerechtshof ’s‑Gravenhage.
2.3 In de zaak Eneco / B. heeft op 14 januari 2008 een zitting plaatsgevonden.
2.4 Vanaf 13 januari 2009 is verweerder als gevolg van een beslissing van de Raad van Discipline voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk. Deze schorsing heeft voortgeduurd tot in elk geval april 2010.
2.5 In verband met de schorsing van verweerder zijn contacten met klager onderhouden door de zoon van verweerder. Voorts heeft verweerder een andere advocaat, mr. R., kantoorhoudende te Rotterdam (hierna: mr. R.) verzocht de behandeling van (enkele) zaken van verweerder over te nemen.
2.6 Op 24 april 2009 heeft klager telefonisch contact met mr. R. gehad, waarbij klager bezwaar heeft gemaakt tegen de overdracht van zijn dossier door verweerder aan mr. R.. Mr. R. heeft dit in een brief van 27 april 2009 aan klager bevestigd.
2.7 In een procedure ex artikel 351 Rv in de zaak B/S is door het gerechtshof een pleidooi bepaald op 24 september 2009. Aanvankelijk heeft klager contact met het gerechtshof opgenomen om, in verband met de schorsing van verweerder, aanhouding van de zitting te vragen. Naar aanleiding hiervan heeft contact tussen klager en verweerder plaatsgevonden, waarna verweerder zelf contact met de griffier van het gerechtshof heeft opgenomen teneinde aanhouding van de zitting te verkrijgen. Hierop heeft het gerechtshof de zitting aangehouden.
KLACHT
3.1 De klacht behelst de volgende verwijten:
A. verweerder is jegens klager tekortgeschoten en heeft klager aan het lijntje gehouden. Klager is pas in maart 2009 en eerst op 21 april 2009 schriftelijk op de hoogte gesteld van de schorsing van verweerder. Verweerder heeft klager niet op de hoogte gehouden over de sedert 2008 in behandeling zijnde zaken. Hij heeft klager misleid met telefonische toezeggingen dat er aan de zaak werd gewerkt en gaf geen antwoord als klager om informatie over het verloop van de procedure vroeg;
B. verweerder heeft ondanks vragen van klager niet laten weten wat de stand van zaken was in de zaak tegen Eneco, waarin een zitting zou hebben plaatsgevonden op 14 januari 2009;
C. verweerder heeft klager geen informatie gegeven over de behandeling in hoger beroep van de zaak B./S.;
D. klager heeft ruim € 6.000,00 als voorschot aan verweerder betaald voor de twee procedures. Klager heeft tevergeefs verzocht om een urenspecificatie.
3.2 Op de onderbouwing van de klacht zal de Raad hierna waar nodig ingaan.
VERWEER
4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van klachtonderdelen A, B en C is de regel dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.
Klachtonderdeel A
5.2 Tegenover het verwijt dat klager pas in maart 2009 en op 21 april 2009 schriftelijk is geïnformeerd over de schorsing van verweerder heeft verweerder aangevoerd dat hij niet de gelegenheid heeft gehad om klager tijdig en adequaat te informeren omdat hij abrupt is weggevallen.
5.3 In de beslissing van deze Raad van 12 respectievelijk 13 januari 2009, waarbij verweerder met ingang van 13 januari 2009 voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk is geschorst, heeft de Raad het volgende overwogen:
“5.1 De Raad onderschrijft met betrekking tot de door verweerder (nader) verzochte ingangsdatum van de schorsing de visie van de deken en tekent daarbij aan dat de activiteiten van verweerder voor zover gericht op de overdracht van zijn praktijk tot 16 januari 2009 niet geacht worden onder de werking van de schorsing te vallen.”
5.4 De Raad heeft aldus voor verweerder uitdrukkelijk de mogelijkheid gecreëerd om tot 16 januari 2009 activiteiten te verrichten die gericht waren op de overdracht van de praktijk. Daaronder moet het informeren van cliënten begrepen worden geacht.
Hierom treft het verweer geen doel. Niet valt in te zien dat het informeren van klager moest worden uitgesteld tot in maart 2009. Verweerder heeft tegenover het verwijt dat hij klager niet over het verloop van de procedure heeft geïnformeerd evenmin aangetoond dat hij zulks heeft gedaan.
Klachtonderdeel A is gegrond.
Klachtonderdeel B
5.5 Verweerder heeft naar aanleiding van dit klachtonderdeel enerzijds aangevoerd dat er geen zitting was op 14 januari 2009, anderzijds dat de dagvaarding aan Eneco op 22 december 2008 is uitgebracht voor de roldatum van 14 januari 2009. Verweerder meent dat klager de kopie van de dagvaarding kennelijk niet juist heeft gelezen.
5.6 V erweerder miskent in het verweer zijn taak om klager te informeren over het verloop van de procedure, ook indien het om een rolzitting gaat. Het lag op de weg van verweerder om klager, indien het om een rolzitting ging, duidelijk te maken dat klager daarbij niet aanwezig behoefde te zijn, maar ook om klager over het verloop van de (rol)zitting te informeren.
Verweerder heeft een en ander nagelaten en dit brengt mee dat klachtonderdeel B gegrond is. De Raad merkt op dat verweerder zelfs ter zitting van de Raad geen duidelijkheid heeft verschaft over de uitkomst van de rolzitting.
Klachtonderdeel C
5.7 Tegenover het verwijt dat klager geen informatie heeft gekregen over de behandeling in hoger beroep van de zaak B/S heeft verweerder niet aangetoond dat hij klager naar behoren heeft geïnformeerd. Zoals bij klachtonderdeel A is overwogen wordt ook hier overwogen dat het op de weg van verweerder lag om klager na de schorsingsbeslissing van de Raad schriftelijk te informeren over de behandeling van deze zaak. De omstandigheid die verweerder heeft aangevoerd, te weten dat de zaak in een stadium was waarin het wachten was op instructies van het gerechtshof, maakt dit niet anders.
Klachtonderdeel C is eveneens gegrond.
Klachtonderdeel D
5.8 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel geldt als uitgangspunt de regel dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.
5.9 Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet € 6.000,-- maar € 5.000,-- als voorschot heeft betaald. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat klager op 6 juli 2009 via zijn patroon een overzicht heeft ontvangen terzake het betaalde voorschot en een bijbehorende urenspecificatie.
5.10 Te r zitting is aan de orde gekomen, zulks aan de hand van door verweerder in het geding gebrachte stukken, dat aan klager kwitanties zijn afgegeven tot een bedrag van ƒ 6.000,--, waarbij verweerder heeft aangegeven dat betalingen per bank zijn ontvangen die daarin niet zijn begrepen.
De Raad merkt op dat verweerder aldus in zijn verweer en ter zitting onjuiste informatie over het door klager betaalde voorschot heeft gegeven.
Voorts is ter zitting aan de orde gekomen dat de brief van 6 juli 2009 namens verweerder, die op 6 juli 2009 door mr. drs. S. aan de deken is gestuurd, niet meer bevat dan een opsomming van ontvangen voorschotten, honorarium en verschotten. De brief bevat geen specificatie van verrichte werkzaamheden, daaraan bestede uren en dergelijke.
De Raad stelt vast dat verweerder naar aanleiding van verzoeken van klager om een urenspecificatie, deze niet heeft verschaft.
5.11 Het voorgaande brengt mee dat verweerder verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld en dat klachtonderdeel D gegrond is.
MAATREGEL
6.1 De Raad neemt bij het bepalen van de maatregel de aard en de ernst van de begane overtredingen in aanmerking. Voorts wordt in aanmerking genomen dat verweerder ook ter zitting niet in staat was correcte en toereikende informatie over de besproken zaken en de financiën aan de Raad te verschaffen.
De Raad neemt ten slotte in aanmerking dat verweerder bij herhaling door de tuchtrechter is veroordeeld.
De Raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.
BESLISSING
7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand, met bepaling dat de schorsing niet loopt indien en zolang verweerder uit anderen hoofde is geschorst.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. C.A. de Weerdt, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 mei 2010.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.