Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1032

Zaaknummer

09-217H

Inhoudsindicatie

De klacht houdt met name in dat verweerder de zaak onjuist heeft behandeld en dat hij klaagster klachtwaardig heeft bejegend. De raad heeft, indachtig ook haar terughoudende opstelling met betrekking tot klachten betreffende de kwaliteit van de dienstverlening,  hier geen enkele aanwijzing voor aangetroffen, zodat de klacht ongegrond is.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 20 september 2010

in de zaak 09-217 H

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 7 augustus 2009 binnengekomen klacht van:

 

k l a a g s t e r

tegen:

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 6 augustus 2009, bij de raad binnengekomen op 7 augustus 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 19 juli 2010 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 31  in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in:

a) dat verweerder de zaak onjuist heeft behandeld;

b) dat verweerder onjuiste informatie aan de rechtbank heeft verstrekt hetgeen vonnisfouten ten gevolge zou hebben gehad;

c) dat verweerder klaagster klachtwaardig heeft bejegend;

d) dat verweerder het budget van de rechtsbijstandverzekering niet goed heeft gebruikt, waardoor er thans onvoldoende dekking is voor een nieuwe advocaat.

  

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder heeft de belangen van klaagster behartigd in een procedure tegen haar broer en andere familieleden alsmede met hen gerelateerde vennootschappen te Zwitserland omtrent de nalatenschap van haar ouders en zus. Onderdeel van deze procedure vormde een aanmerkelijke inbrengverplichting van de broer van klaagster wegens het verduisteren van vermogensbestanddelen van de ouders en zus van klaagster. Met klaagster heeft verweerder onderzoek gedaan naar de vraag waar de gelden zijn gebleven.

3.2 Op 1 februari 2007 is in deze zaak pleidooi gehouden, waarbij klaagster aanwezig was. Ter gelegenheid van dit pleidooi heeft verweerder om de benoeming van een vereffenaar gevraagd. Na het pleidooi heeft verweerder met klaagster in aanwezigheid van DAS rechtsbijstand de verdere mogelijkheden in deze zaak besproken. Per brief van 7 maart 2007 heeft verweerder de gemaakte afspraken over de gewijzigde strategie met klaagster weergegeven, waarmee klaagster, door ondertekening, heeft ingestemd (klachtdossier, p. 79-80).

3.3 Mr. B, die door de rechtbank  tot vereffenaar was benoemd, heeft op 21 juni 2007 de rechtbank verzocht om uit deze functie te mogen worden ontslagen wegens de grote hoeveelheid punten van geschil tussen betrokkenen en onduidelijkheden omtrent de omvang en samenstelling van de boedel. Uiteindelijk heeft verweerder notaris mr. H bereid gevonden om de nalatenschap van de zus van klaagster te verdelen. In overleg met DAS rechtsbijstand op 25 april 2007 is een afspraak gemaakt over de kosten van de vereffenaar. DAS rechtsbijstand heeft er mee ingestemd om deze kosten als kosten van een deskundige op te voeren, zodat die grotendeels vergoed zouden kunnen worden.

3.4 In de lijn van hetgeen ter sprake is gekomen tijdens het pleidooi van februari 2007, zijn bij akte vermindering van eis van 17 oktober 2007, onder handhaving van de gevorderde scheiding en deling van de nalatenschap van de zus van klaagster, de overige vorderingen beperkt tot een vordering jegens de broer van klaagster tot betaling van een bedrag van US Dollar 25.000,-. In de loop van 2008 heeft klaagster besloten niet langer mee te werken met de vereffenaar notaris mr. H en heeft zij zich gewend tot mr. V, die de bijstand van verweerder heeft overgenomen. De rechtbank heeft notaris mr. H als vereffenaar uit zijn functie ontheven en heeft op 19 november 2008 vonnis gewezen waarbij de vorderingen van klaagster zijn afgewezen.

 

 

 

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  Klaagster verwijt verweerder dat hij de zaak onjuist heeft behandeld. Voorop dient te worden gesteld dat de tuchtrechter zich in het algemeen terughoudend dient op te stellen met betrekking tot klachten betreffende de kwaliteit van de dienstverlening. In dat kader dient te worden beoordeeld of verweerder de zaak in strijd met de zorgvuldigheidsnorm van artikel 46 Advocatenwet heeft behandeld.

4.2 Onderhavige zaak betreft een tamelijk complexe erfeniskwestie. Verweerder heeft in deze kwestie namens klaagster enkele familieleden alsmede de aan hen gerelateerde (internationale) vennootschappen voor de rechtbank Amsterdam gedagvaard. Uit diverse correspondentie is gebleken dat verweerder meerdere keren met klaagster de procedure inclusief de mogelijkheden en kansen heeft besproken. Gewezen wordt op de brief van verweerder aan klaagster van 4 december 2003 (klachtdossier, p. 075), de door klaagster voor akkoord getekende brief van 2 maart 2007 over de voorgestelde wijziging van strategie (klachtdossier, p. 079-080) en de brief van DAS Rechtsbijstand van 28 april 2008 over de bespreking van 25 juli 2008 waaraan klaagster, verweerder en een vertegenwoordiger van DAS Rechtsbijstand aan hebben deelgenomen (klachtdossier, p. 107-108). Het is de raad niet gebleken dat de wijze waarop de procedure is gevoerd niet de instemming van klaagster had, te meer daar zij eerst 4 augustus 2008 een klacht jegens verweerder heeft ingediend en niet eerder eventuele bezwaren kenbaar heeft gemaakt. Daarnaast heeft de raad, indachtig de terughoudende opstelling wat betreft de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening en de complexiteit van de kwestie geen aanwijzingen aangetroffen waaruit zou blijken dat verweerder de zaak onjuist heeft behandeld. Dat de zaak niet tot de mogelijk gewenste uitkomst voor klaagster heeft geleid, valt, gelet op de houding van klaagster tegenover de vereffenaar, niet aan verweerder toe te rekenen. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

4.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij onjuiste informatie aan de rechtbank heeft verstrekt hetgeen vonnisfouten ten gevolge zou hebben gehad. Uit hetgeen bij het vorige klachtonderdeel is overwogen volgt dat verweerder de procedure op meerdere momenten met klaagster heeft doorgenomen en dat niet is gebleken dat verweerder de zaak onjuist heeft behandeld. Naar het oordeel van de raad volgt uit de klacht en de daarop gegeven toelichting geenszins dat verweerder onjuiste informatie aan de rechtbank heeft verstrekt waardoor fouten in het vonnis zijn ontstaan. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c

4.4 Klaagster verwijt verweerder dat hij klaagster klachtwaardig heeft bejegend. Verweerder heeft dit betwist en heeft ter zitting gemeld dat de relatie tussen beide, hoewel niet altijd even gemakkelijk, in het algemeen goed was. Van een klachtwaardige bejegening is de raad geheel niet gebleken, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

 

 

Ad klachtonderdeel d

4.5 Klaagster verwijt verweerder dat hij het budget van de rechtsbijstandverzekering niet goed heeft gebruikt, waardoor er thans onvoldoende dekking is voor een nieuwe advocaat. Uit de stukken en de toelichting van partijen ter zitting blijkt dat verweerder juist een groot aantal werkzaamheden voor klaagster heeft verricht waartegenover verweerder slechts beperkt heeft gedeclareerd vanwege specifieke afspraken met DAS Rechtsbijstand. Bovendien heeft verweerder namens klaagster over de kosten van de vereffenaar een bijzondere afspraak met DAS Rechtsbijstand kunnen maken, wat voor klaagster financieel gezien gunstig zou zijn. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad juist op een correcte wijze rekening gehouden met de financiële aspecten in deze zaak. Klaagster heeft zelf afgezien van de strategie die door verweerder was ingezet, waaronder het laten verrichten van onderzoek door de vereffenaar. Het standpunt van klaagster dat verweerder het budget niet goed heeft gebruikt is gelet op het voorgaande onjuist. Het klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, H.B. de Regt, B. Roodveldt, J.P.H. Smeets leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2010.

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 september 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.