Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1189
Zaaknummer
B50-2010
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat de kwaliteit van de dienstverlening onder de maat was. Door in betekeningstukken een onjuist adres op te nemen zijn geen processuele nadelen ontstaan. Indien een fors deel van de declaratie onbetaald is gelaten, is beroep op retentierecht toegestaan.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
B 50-2010 klacht
Raad van Discipline
in het ressort ’s-Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van:
de heer X
klager,
tegen
de heer mr. Y
verweerder.
−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−
1. Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 9 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 september 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 31 augustus 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 13 september 2010.
Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.
2. De feiten
2.1 Het volgende is komen vast te staan:
Klager heeft zich op 2 augustus 2006 gewend tot verweerder omdat klager was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Op dat moment verbleven de ex-echtgenoot van klager en zijn kinderen in A. Het kantoor van verweerder heeft een nevenvestiging in B en heeft klager in contact gebracht meet een A advocaat. Verweerder heeft klager bijgestaan in de Nederlandse procedure en de A advocaat heeft verweerder bijgestaan in de A procedure. Het Nederlandse echtscheidingsverzoek is op een onjuist adres betekend. Uiteindelijk is door de Nederlandse rechter de echtscheiding uitgesproken welke beschikking ook is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerder heeft met een beroep op zijn retentierecht – klager had een declaratie onbetaald gelaten – geweigerd om de grosse van de echtscheidingsbeschikking af te geven.
3. De klacht
3.1 De klacht houdt het volgende in:
1. Verweerder heeft in de betekeningsstukken voor de echtscheidingsprocedure in C een verkeerd adres opgenomen.
2. Verweerder heeft in die procedure een foutieve, te korte verweertermijn genoemd (6 weken i.p.v. 3 maanden).
3. In de echtscheidingsprocedure in A is klager in december 2006 verschenen omdat hem zijdens verweerder, ten onrechte zoals later bleek, was medegedeeld dat de dagvaarding in die procedure aan hem in november 2006 zou zijn betekend.
4. Verweerder heeft in de diverse procedures te weinig leiderschap getoond en onvoldoende inzicht verschaft in de betekeningshistorie.
5. Verweerder heeft klager cruciale stukken onthouden door zich dienaangaande te beroepen op een retentierecht.
6. Verweerder heeft exorbitant gedeclareerd.
4. Het verweer
4.1 Het standpunt van verweerder houdt in:
1. Dat is wel waar maar dat heeft geen nadelige processuele gevolgen gehad.
2. idem.
3. Op dit onderdeel van de klacht is geen verweer bekend.
4. Verweerder betwist dat hij in de diverse procedures te weinig leiderschap heeft getoond en onvoldoende inzicht verschaft in de betekeningshistorie.
5. Verweerder mocht zich wel beroepen op retentierecht; na de bemiddeling van de deken zijn alle stukken ter beschikking gesteld.
6. Verweerder betwist dat hij exorbitant heeft gedeclareerd.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3. De tuchtrechter toetst in volle omvang. Maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.
5.4. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Klachtonderdelen 1 en 2
5.5. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder in de betekeningsstukken voor de echtscheidingsprocedure in C een verkeerd adres heeft opgenomen alsook dat verweerder heeft in die procedure een foutieve, te korte verweertermijn heeft genoemd. De raad constateert evenwel dat dit voor klager geen nadelige processuele gevolgen heeft gehad, zodat de betreffende door verweerder gemaakte fouten niet een dusdanig verwijt opleveren dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. De raad is dan ook van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond moeten worden verklaard.
Klachtonderdeel 3
5.6. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager in de A procedure is bijgestaan door een A advocaat en dat verweerder hierbij niet was betrokken. Gelet op het feit dat verweerder geen bemoeienis heeft gehad met deze kwestie kan ook dit onderdeel van de klacht niet gegrond worden verklaard.
Klachtonderdeel 4
5.7. Verweerder heeft het verwijt van klager, dat verweerder in de diverse procedures te weinig leiderschap heeft getoond en onvoldoende inzicht heeft verschaft in de betekeningshistorie, betwist. De gegrondheid van dit verwijt blijkt voorts ook niet uit de overgelegde stukken. Wel is daaruit aan de raad gebleken dat verweerder zich heeft ingespannen om een voor klager positief resultaat te bereiken, hetgeen niet is gelukt, maar dat is verweerder niet aan te rekenen. Verweerder heeft klager doorlopend op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de zaak en niet is gebleken dat klager zich destijds bij verweerder heeft beklaagd over de wijze waarop deze de zaak behandelde. De raad komt derhalve tot het oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
Klachtonderdeel 5
5.8. Verweerder heeft met een beroep op zijn retentierecht geweigerd om het complete dossier aan de opvolgend advocaat van klager over te dragen. Naar het oordeel van de raad is komen vast te staan dat klager op dat moment een fors deel van de declaratie onbetaald had gelaten. Voorts is niet gebleken dat de voortgang van de procedure is belemmerd door de weigering van verweerder de stukken over te dragen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is derhalve tevens ongegrond.
Klachtonderdeel 6
5.9. Nu dit onderdeel van de klacht niet tijdens de instructiefase bij de Deken aan de orde is geweest zal dit onderdeel van de klacht worden terugverwezen naar de Deken.
6. Beslissing
De raad verklaart de klacht ter zake de onderdelen 1 tot en met 5 ongegrond en verwijst klachtonderdeel 6 terug naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda teneinde dit overeenkomstig artikel 46c e.v. Advocatenwet alsnog te (doen) onderzoeken..
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 29 november 2010.
mr. Th.H.G. van de Langenberg, mr. R.P.G. Houterman,
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 30 november 2010.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.