Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1443

Zaaknummer

10-58

Inhoudsindicatie

Verweerster is tekort geschoten in haar verplichting klaagster te informeren over de stand van zaken betreffende de executie van een vonnis.

Inhoudsindicatie

Tevens heeft verweerster haar werkzaamheden voor klaagster niet op een zorgvuldige wijze neergelegd omdat zij klaagster niet heeft meegedeeld dat zij geen werkzaamheden voor haar zal verrichten nu klaagster haar nota’s niet voldoet.

Uitspraak

10-58

 BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief van 27 april 2010 heeft mr. J.A. Holsbrink, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem gebracht de klacht van:

klaagster

gevestigd te [plaats]

tegen: verweerster

destijds advocaat te [plaats]

1.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van discipline in het rechtsgebied van het gerechtshof te Arnhem van 28 juni 2010. Namens klaagster is

[A], bijgestaan door mr. [X], werkzaam bij de [bedrijf], hierna te noemen gemachtigde, verschenen. Verweerster is niet verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. A.E. Zweers, voorzitter, en mrs. H.C. Brandsma, E.D. Breuning ten Cate, E.J. Verster en P.J.M. van Wersch, leden van de raad, en is bijgestaan door

mr. A. Huber als griffier.

2.

Klaagster verwijt verweerster dat zij niet reageerde op verzoeken van klaagster om de stand van zaken betreffende de executie mede te delen.

Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij geen duidelijkheid heeft gegeven over de mogelijkheden om de vordering te innen.

 

3.

De raad gaat uit van de volgende gegevens:

Klaagster heeft in [….] 2005 een vonnis van de rechtbank te Almelo d.d. [….] 2004 ter executie uit handen gegeven aan verweerster. Daarvoor is in [….] 2005 een zogenaamde abonnementovereenkomst gesloten tussen klaagster en verweerster.

De nota ad € 903,66 die verweerster op [….] 2005 aan klaagster heeft gestuurd voor de uren ingevolge het abonnement, is voldaan.

Bij brief van [….] 2005 heeft [B], destijds werkzaam bij het advocatenkantoor, klaagster bericht dat het onderzoek naar de verhaalsmogelijkheden met betrekking tot de Duitse ondernemer inmiddels is opgestart.

In de jaren daarna heeft klaagster zowel schriftelijk als telefonisch meerdere malen geïnformeerd naar de stand van zaken. Zij is van mening dat zij nimmer een bevredigend antwoord op haar vragen heeft gekregen. Daarom heeft zij zich tot de [bedrijf] gewend.

Bij brief van [….] 2009 heeft de gemachtigde van klaagster aan verweerster bericht dat het inmiddels bijna vijf jaar geleden is dat klaagster verweerster heeft verzocht haar vordering te incasseren en dat er, voor zover haar bekend, geen resultaat is geboekt en dat verweerster haar niet informeert over de stand van zaken.

Voorts stelt de gemachtigde van klaagster dat zij ondanks de toezegging van verweerster nooit een inlogcode heeft ontvangen zodat zij niet via internet de ontwikkelingen in haar zaak heeft kunnen volgen.

Zij heeft verweerster verzocht haar binnen 8 dagen op de hoogte te stellen van de stand van zaken en klaagster alsnog te voorzien van een inlogcode.

Bij brieven van [….], [….] en [….] 2009 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster bericht dat zij geen enkele reactie heeft ontvangen op haar brief van [….] 2009 en dat klaagster zelf ook niets van haar heeft vernomen.

4.

Ter toelichting op de klacht heeft klaagster het volgende aangevoerd:

Bij het afsluiten van het abonnement is klaagster meegedeeld dat verweerster samenwerkt met kantoren in Duitsland. Dit zou het innen van de vordering ten zeerste bespoedigen. Destijds is haar voorgehouden dat het zeer wel mogelijk zou zijn de vordering te innen.

Zij had eerder duidelijkheid moeten krijgen over de mogelijkheden de vordering te innen.

Ook had verweerster moeten reageren op haar verzoeken om informatie en op de brieven van haar gemachtigde.

5.

Verweerster heeft het volgende tot haar verweer aangevoerd:

Met klaagster is in [….] 2005 een abonnement overeenkomst gesloten. De factuur d.d. [….] 2005 is voldaan. De facturen die in de jaren daarna zijn verzonden, zijn niet voldaan.

Al voor het sluiten van het abonnement was duidelijk dat er niet veel kans was dat de vordering geïnd zou kunnen worden.

Aan klager is meerdere malen telefonisch meegedeeld dat er geen verhaalsmogelijkheden waren omdat de B.V. was uitgeschreven en de bestuurder niet hoofdelijk aansprakelijk was voor de vordering.

Per fax d.d. [….] 2008 heeft klaagster bericht dat de facturen voor 2006 en 2007 niet zouden worden voldaan omdat er geen succes was behaald bij het innen van de vordering. Daarop heeft verweerster het dossier gesloten en geen facturen meer gestuurd. Intern heeft het kantoor de facturen voor 2006 en 2007 gecrediteerd.

Haar kantoor heeft klaagster niet alleen in deze zaak bijgestaan, maar ook in andere zaken. De door klaagster aangeschafte uren zijn daarom ruimschoots opgebruikt.

Het is juist dat zij niet heeft gereageerd op de brieven van de gemachtigde van klaagster. Het ontbrak haar aan energie om op die brieven te reageren.

6.

De raad beoordeelt de klacht als volgt:

Klaagster verwijt verweerster dat zij niet reageerde op verzoeken om de stand van zaken betreffende de executie aan haar mee te delen en dat zij eerder duidelijkheid had moeten geven over de mogelijkheden om de vordering te innen.

Verweerster heeft daar tegen in gebracht dat zij klaagster telefonisch heeft meegedeeld dat er geen verhaalsmogelijkheden waren.

Klaagster betwist dat verweerster haar dit telefonisch heeft laten weten.

Verweerster heeft erkend dat zij niet heeft gereageerd op de verzoeken om informatie van de gemachtigde van klaagster.

In het midden kan blijven of verweerster klaagster telefonisch heeft geïnformeerd over de verhaalsmogelijkheden. Van verweerster had mogen worden verwacht dat zij klaagster op dit punt schriftelijk had geïnformeerd. Immers in gedragsregel 8 is bepaald dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie en dat hij waar nodig, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie schriftelijk aan zijn cliënt behoort te bevestigen.

Dat klaagster de nota’s van verweerster van 2006 en 2007 niet heeft voldaan ontslaat verweerster niet van de verplichting om klaagster te informeren. Indien verweerster de opdracht om die of een andere reden had willen neerleggen had zij daarover klaagster dienen te informeren. Omdat verweerster klaagster niet heeft geïnformeerd over het neerleggen van haar werkzaamheden, heeft zij haar werkzaamheden niet, zoals gedragsregel 9 lid 3 voorschrijft, op een zorgvuldige wijze neergelegd.

Omdat verweerster klaagster niet schriftelijk heeft geïnformeerd over de mogelijkheden om de vordering te innen en haar niet, althans in volstrekt onvoldoende mate, op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken, heeft zij gehandeld in strijd met de zorg die zij jegens klaagster had moeten betrachten en is de klacht gegrond.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

De klacht is gegrond. Verweerster wordt de maatregel van berisping opgelegd.

 

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling op 2 augustus 2010.

griffier     voorzitter