Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-06-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0712
Zaaknummer
10-051A
Zaaknummer
10-052A
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat, tevens dekenbezwaar. Klachtonderdelen inhoudende dat verweerder klagers onjuist heeft geadviseerd, en zonder klagers te informeren heeft verzuimd om een dagvaarding te laten uitbrengen, zijn ongegrond. Klachtonderdeel dat verweerder in strijd met gedragsregel 8 heeft gehandeld en klagers onvoldoende heeft geïnformeerd is gegrond. Dekenbezwaar dat verweerder niet heeft gereageerd op dekencorrespondentie ten behoeve van het onderzoek is gegrond. Berisping.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 16 juni 2010
in de zaken 10-051A en 10-052A
___________________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 februari 2010 binnengekomen klacht van:
klagers
en het op 10 februari 2010 binnengekomen bezwaar van:
De deken van de orde van advocaten
in het arrondissement Amsterdam
Postbus 57590
1040 BL AMSTERDAM
tegen:
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 9 februari 2010, door de raad ontvangen op 10 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar respectievelijk de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar en de klacht zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 13 april 2010 in aanwezigheid van partijen en de deken. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Verweerder heeft pleitnotities overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 6 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de genoemde brief gevoegde inventarislijst.
2. Klacht, bezwaar
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij:
a) zich heeft onttrokken aan zijn verantwoordelijkheid, door klagers te adviseren om niet akkoord te gaan met een aangeboden schadevergoeding en hen heeft voorgespiegeld hun belangen te zullen behartigen door een vervangende ligplaats of een veel grotere schadevergoeding te zullen vorderen, hetgeen verweerder vervolgens heeft nagelaten;
b) onzorgvuldig en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door een dagvaarding die al in 2006 in concept was opgesteld, zonder nadere toelichting niet uit te brengen;
c) onvoldoende met klagers heeft gecommuniceerd, onder meer door na te laten klagers op de hoogte te stellen van de stand van zaken.
2.2 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder, in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de deken om een reactie op de klacht van klagers, waardoor hij het tuchtrechtelijk onderzoek heeft gefrustreerd.
3. Feiten
3.1 Verweerder heeft klagers als opvolgend advocaat vanaf eind 2001 bijgestaan in een geschil met de provincie Noord-Holland over hun woonark. Er zijn diverse bestuursrechtelijke procedures gevoerd en verloren. Daarna was aan de orde de vraag of klagers jegens de provincie recht hadden op vervanging van een woonark, dan wel op een vervangende ligplaats voor die woonark, dan wel op enige vorm van schadevergoeding.
3.2 Verweerder heeft bij brief van 10 oktober 2006 een conceptdagvaarding aan klagers gezonden. De dagvaarding is nooit bij de rechtbank aangebracht.
3.3 Klagers stellen dat zij na 2006 niets meer van verweerder hebben vernomen. In september 2009 hebben klagers de onderhavige klacht bij de deken ingediend. Daarin beklagen zij zich onder meer over het feit dat verweerder niet reageert op diverse verzoeken hun te informeren over de stand van zaken. Op suggestie van de deken in zijn brief van 23 september 2009 heeft verweerder nadien telefonisch contact gezocht met klagers. Uit dat gesprek bleek dat verder praten niet zinvol was. Verweerder heeft, ondanks schriftelijke verzoeken van 5 en 30 november en 22 december 2009, niet schriftelijk gereageerd op de klacht.
4. Beoordeling
4.1 Bij de beoordeling van de klacht neemt de raad als uitgangspunt dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De raad zal de onderdelen van de klacht gezien hun samenhang gezamenlijk behandelen.
4.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klagers zelf het aanbod bedoeld in klachtonderdeel a niet wilden aanvaarden en dat hij daartoe niet heeft geadviseerd. Verder heeft verweerder aangevoerd dat de conceptdagvaarding een praatstuk was en dat hij steeds tegen klagers heeft gezegd dat zijn bereidheid om de procedure daadwerkelijk aanhangig te maken afhankelijk was van externe factoren, die hem uiteindelijk negatief hebben doen adviseren omtrent het voeren van de procedure, hetgeen hij mondeling heeft meegedeeld aan klagers. Het is de raad ter zitting niet gebleken dat klagers dit zo hebben begrepen.
4.3 Ter zitting is ook duidelijk geworden dat verweerder gewend was om vrijwel uitsluitend telefonisch of mondeling met klagers te communiceren. Belangrijke feiten en afspraken werden doorgaans niet schriftelijk vastgelegd. Zo is ook het negatieve advies aan klagers ten aanzien van het aanvangen van de procedure niet schriftelijk vastgelegd, terwijl daar gezien de inhoud van het advies alle reden voor was. Daardoor is achteraf niet meer vast te stellen of en wanneer verweerder klagers van bepaalde zaken op de hoogte heeft gesteld, hetgeen ten nadele van verweerder strekt.
4.4 Daarmee is in elk geval komen vast te staan dat verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 8, welke onder andere voorschrijft dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt moet bevestigen.
Op grond van het voorgaande komt de raad tot de conclusie dat klachtonderdelen a en b, gelet op het hiervoor in 4.1 genoemde uitgangspunt, ongegrond zijn, maar dat klachtonderdeel c gegrond is.
4.5 Ten aanzien van het dekenbezwaar overweegt de raad als volgt.
Verweerder heeft erkend dat hij niet schriftelijk op de verzoeken van de deken tot het verstrekken van inlichtingen naar aanleiding van de klacht heeft gereageerd. Verweerder heeft daarmee het tuchtrechtelijk onderzoek door de deken gefrustreerd. Door dit nalaten van verweerder kan de deken de hem in de Advocatenwet opgelegde taak niet goed uitoefenen.
Het dekenbezwaar is dan ook gegrond.
5. Maatregel
5.1 Bij het opleggen van de na te noemen maatregel houdt de raad rekening met de ernst van de feiten die in klachtonderdeel c en het dekenbezwaar aan de orde zijn.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen a en b ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel c en het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 juni 2010 door
mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, B.E. van der Molen, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde onderdelen hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
en ten aanzien van de gegrond verklaarde onderdelen en het dekenbezwaar door
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor¬den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 - 548 4607.