Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1108

Zaaknummer

10-109A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat; tekortgeschoten in de correspondentie over (de behandeling van) de zaak en in behartiging van belangen van klager bij de toevoegingsaanvraag. Door bij de hem toevertrouwde zaken niet de grootst mogelijke zorg te betrachten, hetgeen verweerder erkent, is verweerder in de jegens zijn cliënt te betrachten zorg te kort geschoten. Klacht gegrond, maar geen maatregel, nu verweerder excuses heeft gemaakt en er medische en persoonlijke omstandigheden spelen.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 november 2010

in de zaak 10-109A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 23 maart 2010, bij de raad binnen gekomen op 25 maart 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 25 augustus 2010. Partijen zijn niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 12, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. De klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door (i) de zaak niet voortvarend te hebben behandeld, (ii) tekortgeschoten te zijn in de correspondentie over (de behandeling van) de zaak en (iii) tekortgeschoten te zijn in de behartiging van de belangen van klager bij de toevoegingaanvraag bij de Raad voor Rechtsbijstand.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Op of omstreeks 1 juni 2009 heeft klager zich tot verweerder gewend voor juridische bijstand met betrekking tot een door klager gekochte auto. Klager is door het Juridisch Loket op basis van een lichte adviestoevoeging naar verweerder doorverwezen.

3.3 Verweerder heeft klager medio juni 2009 advies gegeven, op basis daarvan heeft verweerder de verkoper van de auto op 22 juni 2009 aangeschreven en aansprakelijk gesteld. Deze tussenkomst van verweerder heeft voor klager in zijn geschil met de verkoper van de auto niet tot een oplossing geleid.

3.4 Klager heeft te kennen gegeven een procedure tegen de verkoper van de auto te willen beginnen. Verweerder heeft daarom de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd de lichte adviestoevoeging om te zetten in een gewone toevoeging.

3.5 Op 9 september 2009 heeft klager een brief van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen waarin het verzoek om een gewone toevoeging is afgewezen. De Raad voor Rechtsbijstand geeft daarvoor als reden dat verweerder geen antwoord heeft gegeven op nadere vragen van de Raad voor Rechtsbijstand.

3.6 Op 29 september 2009 heeft klager telefonisch contact opgenomen met verweerder. Verweerder heeft in dat telefoongesprek aangegeven over de afwijzing contact met de Raad voor Rechtsbijstand te zullen opnemen.

3.7 Op of omstreeks 22 oktober 2009 heeft klager contact opgenomen met de Raad voor Rechtsbijstand. Klager is in dat telefoongesprek medegedeeld dat verweerder geen contact met de Raad voor Rechtsbijstand heeft opgenomen en geen nieuwe aanvraag of nadere stukken met betrekking tot zijn toevoegingaanvraag bij de Raad voor Rechtsbijstand zijn binnengekomen.

3.8 Op 1 november 2009 heeft klager hierover een brief aan verweerder gestuurd. Klager deelt onder meer aan verweerder mede:

 “(…) Het is nu meer dan 4 maanden sinds ik instemde een zaak aan te gaan maar blijkbaar is er geen voortgang geboekt. Erger, ik blijf met een gebrekkige auto.

Ik vind dat u mij heeft voorgelogen over u contacten met de “Raad voor Rechtsbijstand” en mij onnodig lang heeft laten wachten!

Uiteindelijk na 4 maanden is er nog niets uitgevoerd voor mijn zaak. Ik ben nog steeds bij de eerste stap: de vraag voor rechtshulp. Mijn vertrouwen over U inzet is weg en wil dat u zich niet meer over deze zaak bezighoudt.

(…)”

3.9 Na het uitblijven van een reactie van verweerder op de brief van 1 november 2009 heeft klager zich op 5 november 2009 tot de deken gewend.

3.10 Bij brief van 9 januari 2010 heeft verweerder onder meer aan de deken geschreven:

“(…) Ik heb daarom de Raad voor Rechtsbijstand verzocht de lichte adviestoevoeging te muteren in een gewone toevoeging. Vanaf dit moment is het bij mij niet goed gelopen.

Omstreeks deze tijd werd ik getroffen door uitvalverschijnselen in mijn rechterbeen wat onder andere tot gevolgen had dat ik regelmatig ten val kwam. Hiervoor ben ik in juni 2009 naar het AMC gegaan. Na enkele onderzoeken werd gedacht in de richting van een spierziekte in het bijzonder ALS. In augustus 2009 bleek uit nader onderzoek dat er sprake was van een vernauwing van het ruggenwervelkanaal (lumbale stenose). Hoewel er nog enige twijfel was of deze stenose de symptomen volledig kon verklaren ben ik hiervoor op 3 november 2009 geopereerd waarna ik ongeveer acht weken niet kon en mocht werken. Daarnaast speelden een aantal andere persoonlijke omstandigheden waarover ik hier niet zal uitweiden. Dit alles had tot gevolg dat ik mijn praktijk niet optimaal kon voeren. Met door mij ingeroepen hulp en medewerking van cliënten heb ik dat in het algemeen goed kunnen oplossen maar de zaak van [klager] is hierdoor te lang blijven liggen.

Ik betreur dat zeer en ik realiseer mij dat het vorenstaande geen goed excuus is. Ik had ervoor kunnen zorg dragen dat de zaak door een andere advocaat werd overgenomen. Ter verdediging kan ik alleen maar aanvoeren dat ik zelf geen goed zicht had op de ontwikkeling van mijn medisch probleem en ik, na achteraf bleek ten onrechte, op korte termijn gewoon weer aan de slag kon. Ik geef echter toe dat ik dit beter had kunnen managen.

 (…)

 

Ik bied [klager] mijn oprechte excuses aan voor de vertraging en ik hoop dat hij bereid is om mij de procedure alsnog te laten beginnen.”

4 Beoordeling van de klacht

4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is bij de aan hem toevertrouwde zaken de grootst mogelijke zorg te betrachten. Daaronder valt in ieder geval (i) het zorgvuldig en voorvarend behandelen van de hem opgedragen zaken, (ii) de cliënt op de hoogte te brengen en houden van belangrijke informatie, feiten en afspraken en (iii) nauwgezet en zorgvuldig zijn in financiële aangelegenheden, waaronder ook dient te worden verstaan toevoeginsaanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Door dat niet te doen, hetgeen verweerder in zijn brief van 9 januari 2010 ook met zoveel woorden erkent, is verweerder naar het oordeel van de raad in de jegens zijn cliënt te betrachten zorg te kort geschoten. De klacht is derhalve gegrond.

5 Maatregel

5.1 Hoewel de klacht gegrond is, zal de raad verweerder geen maatregel opleggen, nu verweerder enerzijds onbetwist heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van medische en persoonlijke omstandigheden zijn praktijk niet optimaal heeft kunnen voeren en verweerder anderzijds daarvoor zijn excuses aan klager heeft aangeboden.

 

 BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klacht gegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, mrs. H.C.M.J. Karskens, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap en S. Wieberdink, leden, en met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2010.

 

voorzitter         griffier

Deze beslissing is in afschrift op 1 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a.  Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b.  Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie

076 548 4607.