Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-11-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1114
Zaaknummer
10-061A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager heeft een conflict met zijn buurvrouw en in die procedure heeft verweerder een productie in het geding gebracht die afweek van een eerdere productie. Raad niet kan vaststellen of verweerder stukken heeft gemanipuleerd of dat hij op andere wijze tuchtrechtelijk zou hebben gehandeld. Klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 15 november 2010
in de zaak 10-061A
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer drs.
k l a g e r
tegen
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 16 februari 2010, door de raad ontvangen op 18 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 31 augustus 2010. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klager als verweerder zijn verschenen.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van:
de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 26, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. Klacht
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:
1. als advocaat van de wederpartij in een procedure te zijn opgetreden, terwijl hij de inhoudelijke behandeling over liet aan een jurist, niet advocaat;
2. pogingen van klager en diens advocaat om te komen tot overleg af te houden;
3. als advocaat van de wederpartij vervalste verklaringen en vervalste kadastertekeningen in een procedure over te leggen, terwijl aannemelijk is dat verweerder wist van de vervalsing.
3. Feiten
3.1 Klager en zijn buurvrouw hebben een conflict over het recht van overpad. Nadat de zaak voor de buurvrouw eerst door een jurist van een adviesbureau werd behandeld is verweerder voor de buurvrouw van klager in de procedure daarover gaan optreden, eerst bij de rechtbank, later bij het gerechtshof. De zaak is in eerste aanleg in klagers voordeel beslist. Zijn vorderingen zijn in hoger beroep alsnog afgewezen. De zaak ligt thans bij de Hoge Raad en in 2011 wordt uitspraak verwacht.
3.2 In de verschillende procedures is een drietal verklaringen van de buurvrouw van klager ingebracht, te weten van augustus 2005, oktober 2006 en mei 2009. In het dossier van de raad bevinden zich slechts de verklaringen uit 2006 en 2009. De verklaringen uit 2005 en 2006 bevatten onderling tegenstrijdige informatie. In de verklaring van 2009 schrijft de buurvrouw dat zij de verklaring van 2006 niet heeft ondertekend. Daarnaast heeft verweerder in de procedure bij het Gerechtshof een kadastrale tekening overgelegd, waarop handgeschreven een aantal stippellijnen en korte opmerkingen is aangebracht.
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Met het eerste klachtonderdeel klaagt klager over het feit dat de inhoudelijke behandeling van de zaak voor zijn wederpartij door een jurist/niet-advocaat is gedaan. Verweerder heeft ontkend dat een ander dan hij zelf zijn cliënte heeft bijgestaan in de procedures. Wat daarvan ook zij, de klacht betreft de relatie tussen verweerder en zijn cliënte, die klager niet regardeert. Niet valt in te zien dat klager een tuchtrechtelijk te respecteren belang heeft zich daarover te beklagen. Klager zal daarom niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel worden verklaard vanwege het ontbreken van een persoonlijk belang.
4.2 Met het tweede klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij overleg tussen klager en diens buurvrouw zou hebben gefrustreerd, althans niet mogelijk heeft willen maken. Klager heeft ter zitting van de raad verklaard dat het de buurvrouw zelf was die geen overleg of mediation wilde. In deze omstandigheden kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Hieruit volgt dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
4.3 Met klachtonderdeel 3. verwijt klager verweerder dat hij een vervalste productie in het geding zou hebben gebracht. Klager heeft daartoe één bladzijde van de memorie van grieven overgelegd. Het betreft een ernstige aantijging, waaromtrent de raad geen oordeel kan uitspreken nu de raad niet beschikt over alle relevante (proces)stukken. Reeds daarom kan de raad niet alle feiten die klager aan zijn klacht ten grondslag legt vaststellen c.q. op hun merites beoordelen. Dat verweerder opzet tot misleiding zou hebben gehad is niet gebleken. Blijft over de vraag of het tuchtrechtelijk laakbaar is dat verweerder een nieuwe productie niet heeft vergeleken met een oude productie. De raad stelt vast dat ook op dit punt niet op basis van het klachtdossier kan worden gezegd dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING:
de raad van discipline:
• verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 15 november 2010 door mrs. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, L.D.H. Hamer, M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 15 november 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
• klager
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
• klager
• verweerder
• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
• de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607.