Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA1038

Zaaknummer

10-046A

Inhoudsindicatie

 Een cliënt klaagt erover dat zijn advocaat zonder zijn voorafgaande toestemming tijdens een zitting de vordering van de cliënt heeft verminderd.  Verweerder heeft tijdens de zitting geen schorsing gevraagd en heeft uit de houding van klager opgemaakt dat hij instemde met deze gedeeltelijke intrekking. De raad oordeelt dat verweerder te makkelijk heeft besloten tot intrekking van een deel van de vordering. Dit klachtonderdeel is gegrond. Maatregel enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 14 september 2010

in de zaak 10-046A

_________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 5 februari 2010, door de raad ontvangen op 8 februari 2010, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 13 juli 2010. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel klager als verweerder zijn verschenen.

1.3. De raad heeft kennisgenomen van:

de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, en van de stukken genummerd 1 t/m 17, genoemd op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2. Klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet heeft geschonden en heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt, door:

1. zonder overleg met klager en zonder diens voorafgaande toestemming de vordering van klager tijdens een zitting te verminderen met EUR 4.000,-;

2. de toegewezen rente ten behoeve van klager onjuist te berekenen;

3. klager vanaf de aanvang van werkzaamheden slechts voorschotnota’s te sturen en geen gespecificeerde afrekening;

4. niet te reageren op een voorstel van klager om deze kwestie minnelijk af te wikkelen.

Klager heeft de raad verzocht uit te spreken dat verweerder jegens hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening behoort (artikel 48 lid 7 Advocatenwet).

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Verweerder heeft klager in 2007 bijgestaan in een geschil met zijn voormalige levenspartner, hierna “X”, rondom de terugbetaling van een bedrag van EUR 11.000,-. X had destijds een schuldbekentenis getekend voor een bedrag van EUR 11.000,- dat zij had geleend van klager voor de aanschaf van een auto. In juli 2005 heeft X aan klager een bedrag van EUR 4.000,- betaald. Partijen verschillen van mening of die betaling zag op aflossing van de lening of op een schenking, schikking of andere tegemoetkoming los van het geleende bedrag.

3.2 In het kader van het beproeven van een minnelijke schikking heeft verweerder namens en in overleg met klager aan X een voorstel gedaan waarbij klager akkoord ging met betaling van een bedrag dat EUR 4.000,- lager lag dan de oorspronkelijke vordering. Dat voorstel is door X niet tijdig geaccepteerd en daarom vervallen. Vervolgens heeft verweerder namens klager een procedure aanhangig gemaakt om de gehele vordering geïnd te krijgen. Tijdens een comparitie van partijen op 3 mei 2007 heeft verweerder de vordering van klager mondeling verminderd met EUR 4.000,-. Partijen verschillen van mening of klager toen hiervoor toestemming heeft gegeven of niet. De rechtbank heeft vervolgens de verminderde vordering bij vonnis toegewezen, waarbij de rente voor rekening van de wederpartij van klager (X) kwam.

3.3 Bij het aannemen van klagers zaak heeft verweerder aan klager zijn voorwaarden van dienstverlening gestuurd, zonder uitdrukkelijke vermelding van zijn uurtarief. Verweerder heeft klager in totaal EUR 3.000,- exclusief BTW aan honorarium in rekening gebracht. Dit is steeds met voorschotnota’s gebeurd. Over de periode tot en met 2008 heeft verweerder op verzoek van de deken een urenspecificatie verstrekt.

3.4 Klager heeft in april en mei 2009 twee brieven gestuurd, met de bedoeling te proberen de kwestie in goed overleg met verweerder op te lossen. Verweerder heeft op de brieven van klager niet gereageerd.

 

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Klachtonderdeel 1 betreft het verwijt van klager dat verweerder zonder overleg met klager en zonder diens voorafgaande toestemming tijdens de comparitie van partijen van 3 mei 2007 de vordering van klager met EUR 4.000,- heeft verminderd. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel laat de raad de vraag of de beslissing in het vonnis anders zou zijn uitgevallen als verweerder geen deel van de vordering had ingetrokken in het midden. Ter zitting is komen vast te staan dat verweerder tijdens de zitting op 3 mei 2007 geen schorsing heeft gevraagd om met zijn cliënt te overleggen. Ook is komen vast te staan dat verweerder op de hoogte was van de bezwaren die klager eerder had tegen het verminderen van de vordering. Met klager is de raad van oordeel dat het feit dat klager voorafgaand aan de gerechtelijke procedure een schikkingsvoorstel aan X heeft gedaan, waarbij hij genoegen nam met betaling van een bedrag van EUR 4.000,- minder, in dit verband geen waarde heeft. Het voorstel is destijds niet geaccepteerd en dus ingetrokken. 

4.2 Naar het oordeel van de raad is het de taak van de advocaat om de belangen van zijn cliënt te dienen, zowel in als buiten de rechtszaal. De advocaat bepaalt in beginsel de strategie in een zaak en hij dient die vooraf duidelijk te bespreken met de cliënt. Als een advocaat op enig moment de besproken strategie wil wijzigen, moet hij dit in elk geval overleggen met zijn cliënt om erachter te komen of die het met de te nemen stappen eens is en, indien daar gelegenheid voor is dient hij het besprokene schriftelijk vast te leggen. In een geval als het onderhavige had het daarom op de weg van verweerder gelegen om zich er van te vergewissen dat klager op dat moment instemde met zijn gewijzigde strategie, namelijk het intrekken van een deel van de vordering van klager, waarmee klager het eerder niet eens was. Verweerder had een schorsing kunnen vragen om overleg te plegen en in het onwaarschijnlijke geval dat  de rechter dit niet had toegestaan had verweerder kunnen afzien van die intrekking. In plaats daarvan heeft verweerder uit de lichaamshouding van klager gemeend te mogen concluderen dat klager instemde met intrekking van een deel van de vordering, terwijl verweerder ter zitting van de raad heeft erkend dat hij door klagers gedrag op een ander punt geïrriteerd was. Naar het oordeel van de raad had verweerder in deze omstandigheden niet tot instemming van klager met het verminderen van zijn vordering mogen concluderen. Het eerste klachtonderdeel is dan ook gegrond.

4.3 Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt aan verweerder dat hij de aan klager toegewezen rente onjuist zou hebben berekend. Klager heeft zijn klacht echter onvoldoende nader gespecificeerd, zodat niet is komen vast te staan dat de door verweerder gemaakte berekening niet juist is. Dit klachtonderdeel is onvoldoende feitelijk onderbouwd en derhalve ongegrond.

4.4 Het derde klachtonderdeel richt zich op de financiële afwikkeling door verweerder. Verweerder heeft ter zitting onbetwist verklaard dat hij tot en met 2008 tussentijdse declaraties heeft toegezonden aan klager. Het niet toesturen van gespecificeerde rekeningen is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is de raad niet gebleken dat klager benadeeld is door de wijze van declareren van verweerder. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.5 Met het vierde klachtonderdeel klaagt klager over het feit dat verweerder tot twee maal toe niet heeft gereageerd op brieven van klager om de kwestie minnelijk af te wikkelen. Hoewel het naar het oordeel van de raad in het algemeen wenselijk is dat advocaten op brieven van hun cliënten reageren, is hier geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

5. Maatregel

In verband met gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 acht de raad de maatregel van  enkele waarschuwing passend en geboden. De raad acht geen termen aanwezig om een verklaring als bedoeld in artikel 48 lid 7 uit te spreken.

BESLISSING:

de raad van discipline:

• verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

• verklaart klachtonderdelen 2, 3 en 4 ongegrond;

• legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 14 september 2010 door mrs. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, J.J. Trap. M. Pannevis, leden, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier.

 

Voorzitter       Griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld ten aanzien van de ongegrond verklaarde onderdelen door

• klager

• verweerder

• de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

en ten aanzien van het gegrond verklaarde onderdeel door

• verweerder

• de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076-548 4607.