Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0579

Zaaknummer

09-283A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Toevoegingsmogelijkheid. Schending gedragsregel 24 lid 1. Verweerder heeft niet op goede gronden kunnen aannemen dat zijn cliënte niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Berisping, nu voorts gebleken is van buiten de boeken gehouden contante betaling.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

 

 

 

BESLISSING d.d. 19 april 2010

in de zaak 09-283 A

___________________________

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 9 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

 

mevrouw

 

k l a a g s t e r

 

tegen:

 

de heer mr.

 

v e r w e e r d e r

 

 

 

1                    Verloop van de procedure

1.1           Bij brief van 8 oktober 2009, door de raad ontvangen op 9 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2           De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2010 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3           De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 19, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2                    Klacht

2.1           De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klaagster niet voldoende heeft voorgelicht over de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Volgens klaagster heeft verweerder beweerd dat zij daarvoor niet in aanmerking kwam terwijl dat wel het geval was.

2.2           Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij niet de zorg betracht die jegens de cliënt in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

3                    Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

 

3.1           Klaagster is door de rechtswinkel verwezen naar verweerder. Zij heeft zich in november 2008 tot verweerder gewend voor een adviesgesprek over een echtscheiding. Meer in het bijzonder wenste klaagster antwoord op de vraag of haar echtgenoot haar uit het gastenverblijf behorende bij hun woning zou kunnen zetten.

3.2           Na telefonisch contact met verweerder heeft klaagster hem bij e-mail van 19 november 2008 een kopie van de huwelijkse voorwaarden gestuurd. In de e-mail wordt vermeld dat klaagster een gift van EUR 6.000 van haar echtgenoot zou ontvangen en voorts dat zij geen vermogen heeft. Vervolgens hebben klaagster en verweerder de kwestie op het kantoor van verweerder besproken.

3.3           Verweerder heeft klaagster bij die gelegenheid onder verwijzing naar de huwelijkse voorwaarden te kennen gegeven dat zij, gelet op haar aandeel in het gezamenlijk vermogen, niet in aanmerking kwam voor een toevoeging.

3.4           Klaagster heeft verweerder op diens aandringen op 24 december 2008 contant een bedrag van EUR 500,= betaald, nadat verweerder eerder had aangegeven dat hij bij wijze van tegemoetkoming aan klaagster over dit bedrag geen BTW in rekening bracht.

3.5           Klaagster heeft verweerder per e-mail van 16 januari 2009 verzocht haar te bevestigen dat zij een bedrag van EUR 500,= had voldaan. Hierop heeft verweerder klaagster diezelfde dag per e-mail een factuur gestuurd, waarop is vermeld "Declaratie 1e HERINNERING" en welke is gedateerd 6 december 2008. De herinnering vermeldt een bedrag van EUR 600,= aan advocaatkosten, waarop een op 24 december 2008 per kas ontvangen bedrag van EUR 500,= in mindering wordt gebracht. Voorts is BTW in rekening is gebracht over het bedrag van EUR 600,=, zodat een te betalen bedrag van EUR 214,= resteert. Verweerder heeft klaagster verzocht dit bedrag aan hem te voldoen.

3.6           Klaagster heeft verweerder per e-mail van 22 januari 2009 bericht dat zij het restantbedrag niet zou voldoen. Bij brief van 23 januari 2009 heeft zij verweerder verzocht het reeds betaalde bedrag van EUR 500,= aan haar terug te betalen, omdat zij in aanmerking komt voor een toevoeging. Verweerder heeft het bedrag niet terugbetaald.

4                    Beoordeling van de klacht

4.1           Het systeem van gefinancierde rechtshulp, zoals dat op basis van de Wet op de rechtsbijstand bestaat, vereist van advocaten dat zij een grote mate van zorgvuldigheid betrachten bij het onderzoeken van de mogelijkheid van een toevoeging voor een cliënt die zich tot hem wendt. Als de advocaat die mogelijkheid zelf beoordeelt, behoort hij de maatstaven die door de Raad voor Rechtsbijstand gehanteerd worden aan te leggen; daarbij is het gewenst dat de advocaat het punt expliciet met zijn cliënt bespreekt. In geval van twijfel moet de Raad voor Rechtsbijstand worden geraadpleegd.

4.2           Een en ander komt ook tot uitdrukking in gedragsregel 24 lid 1, die voorschrijft dat een advocaat, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp, verplicht is met zijn cliënt bij het begin van de zaak en verder telkens waarnaar daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen.

4.3           Het handelen van verweerder zal aan de hand van dit toetsingskader worden beoordeeld.

4.4           Verweerder heeft aangevoerd dat hij bij brief van 21 november 2008 een opdrachtbevestiging aan klaagster heeft gestuurd, waarin is bevestigd, dat hij haar niet op basis van een toevoeging kon bijstaan. Deze brief is als bijlage bij de brief d.d. 20 april 2009 van verweerder aan de deken gevoegd. Klaagster heeft betwist dat zij deze brief heeft ontvangen en voorts gesteld dat deze eerst achteraf is opgemaakt.

4.5           Of de brief is verstuurd, kan in dit geval in het midden blijven, aangezien naar het oordeel van de raad niet is gebleken dat verweerder goede gronden had voor zijn - in de omstreden brief verwoorde - vaststelling dat klaagster niet in aanmerking kwam voor een toevoeging.

4.6           Zo heeft klaagster in haar e-mail van 19 november 2008 melding gemaakt van een gift van EUR 6.000,=, die zij mogelijk van haar echtgenoot zou ontvangen, welk bedrag ligt onder de door de Raad van Rechtsbijstand gehanteerde vermogensnorm. Voorts kan zonder nadere toelichting die ontbreekt niet worden vastgesteld dat een eventuele uitkoopsom ter zake de echtelijke woning tot overschrijding van voornoemde norm zou leiden (als gevolg waarvan een toevoeging achteraf zou worden ingetrokken), zoals verweerder heeft gesteld. Waar klaagster bovendien heeft aangegeven dat zij in het te dezen relevante peiljaar 2006 een fiscaal jaarinkomen genoot dat valt binnen de door Raad voor Rechtsbijstand gehanteerde inkomensnormen, heeft verweerder niet op goede gronden kunnen aannemen dat zijn cliënte niet in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtshulp. Verweerder heeft aldus gehandeld in strijd met gedragsregel 24 lid 1.

4.7           De raad acht de klacht derhalve gegrond.

5                    Maatregel

5.1           Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting concludeert de raad, dat verweerder klaagster in januari 2009 een herinnering heeft gezonden voor een declaratie, die hij nooit aan klaagster had gestuurd. Voorts is ter zitting als onweersproken komen vast te staan, dat verweerder klaagster heeft medegedeeld dat zij geen BTW verschuldigd was als zij verweerder contant EUR 500,00 en later nog eens EUR 100,00 zou betalen. Verweerder heeft daarop EUR 500,00 in een enveloppe van klaagster ontvangen en daarbij aan klaagster medegedeeld dat deze betaling buiten de boeken zou blijven.

5.2           De raad is van oordeel dat voornoemd handelen een behoorlijk advocaat niet betaamt en van dusdanig ernstige aard is, dat dit dient mee te wegen bij de maatregel die aan verweerder gegeven de gegrondbevinding van de klacht zal worden opgelegd. Om die reden acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline:

 

-            verklaart de klacht gegrond;

-            legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

 

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. R.P.F. van der Mark, mr. M.W. Schüller, mr. M.L.F.J. Schyns en mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2010.

 

 

voorzitter                                                                               griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 april 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

-            de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

 

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

 

c.         Per fax

            Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

 

d.         Telefonische informatie

076-548 4607