Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-01-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0357
Zaaknummer
09-183A
Inhoudsindicatie
De klacht richt zich met name op de vraag of verweerder de opdracht tot het verstrekken van een cassatieadvies ontijdig heeft beëindigd. De raad oordeelt dat dit niet het geval is. Klager heeft er zelf voor gekozen na kennisname van de beëindiging van de opdracht zijn advies op papier uit te werken en aan verweerder toe te zenden. Ten aanzien van de verschuldigdheid van de declaraties kan de raad zich niet uitlaten, aangezien hij daartoe niet bevoegd is. Het is de raad niet gebleken dat verweerder de belangen van de gezamenlijke cliënte heeft verzaakt. Anders dan klager stelt is het niet de verantwoordelijkheid van een cassatie-advocaat om contact te onderhouden met een cliënt of hem een advies door te sturen, behoudens bijzondere omstandigheden. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 26 januari 2010
in de zaak 09-183 A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 juli 2009 binnengekomen klacht van:
De heer mr.
k l a g e r
tegen:
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 15 juli 2009, bij de raad binnengekomen op 16 juli 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 10 november 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 21 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder:
a) de opdracht tot het verstrekken van cassatieadvies ontijdig heeft beëindigd;
b) de declaratie van klager weigert te betalen, terwijl de werkzaamheden betrekking hebben op het cassatieadvies dat in opdracht van verweerder is gemaakt ;
c) de belangen van de gezamenlijke cliënte heeft verzaakt door het cassatieadvies niet door te sturen aan de cliënt.
2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3 Feiten:
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is
verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft op 10 december 2008 een cassatieadvies aan klager gevraagd. Verweerder schreef daartoe aan klager:
“Ik verzoek u hierbij om een cassatieadvies. Hoewel de cassatietermijn verloopt op 25 februari 2009, wordt een advies voor 15 januari 2009 dezerzijds op prijs gesteld. Het gaat er hier, in feit, slechts om, of het verlenen van een ontslag op staande voet op 3 november 2006 tijdig was, waar de aanleiding daarvoor pas op 26 oktober 2006 bekend was, dus: mag een werkgever daarover niet een week (inclusief een weekeinde) nadenken. En: of het gedrag van de werknemer in het verleden hierbij ook nog een rol speelt. Ik neem aan, dat Uw kosten tussen de € 1.000,- en € 1.500,- zullen liggen.”
3.2 Klager was geïrriteerd over de toon en inhoud van die brief; hij heeft niet gereageerd op de brief.
3.3 Verweerder heeft op 15 januari 2009 telefonisch contact opgenomen met klager om te informeren naar de stand van zaken. Klager had tot op dat moment nog niets van zich laten horen. Tussen klager en verweerder ontstond een woordenwisseling onder andere over de opdrachtbrief van verweerder, waarop verweerder aan klager te kennen heeft gegeven de opdracht per direct te beëindigen en het dossier retour te willen ontvangen. Verweerder heeft dit een dag later schriftelijk aan klager bevestigd.
3.4 Klager heeft op 19 januari 2009 verweerder alsnog zijn (negatieve) cassatieadvies en declaratie ter hoogte van € 1.785,- doen toekomen. Verweerder heeft bij brief en fax van 22 januari 2009 klager het advies en de declaratie retour gezonden, in welke brief hij klager meedeelt dat hij dit doet omdat hij 15 januari duidelijk had gezegd van het advies af te zien. Klager heeft hierop per brief en fax van 26 januari 2009 aangekondigd het advies rechtstreeks aan de cliënt toe te zenden, omdat er zijns inziens een kans bestond dat verweerder het advies niet aan de cliënte zou doorsturen. In reactie daarop heeft verweerder per e-mail laten weten dat hij zich als cliënt van klager beschouwt en dat hij klager aansprakelijk houdt voor eventuele schade aan de relatie met zijn cliënt.
4 Beoordeling
Ad klachtonderdeel a
4.1 Klager verwijt verweerder de opdracht tot het verstrekken van een cassatieadvies ontijdig te hebben beëindigd. Uit de stukken en toelichting ter zitting volgt dat verweerder de ontvangst van een advies voor 15 januari 2009 op prijs stelde. Toen verweerder, na nog niets te hebben vernomen van klager, op 15 januari 2009 contact met klager opnam, bleek dat het advies nog niet gereed was. Tussen partijen ontspon zich vervolgens een woordenwisseling, hetgeen tot gevolg had dat verweerder de opdracht per direct beëindigde. Klager had zich, zeker nu hij zelf advocaat is, naar het oordeel van de raad moeten realiseren dat indien een opdrachtgever vraagt om retourzending van het dossier, hiermee de opdracht is beëindigd. Ondanks de schriftelijke bevestiging van verweerder daags na het telefoongesprek, heeft klager er vervolgens zelf voor gekozen alsnog zijn advies op papier uit te werken en aan verweerder toe te zenden. De raad is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet gezegd kan worden dat de opdracht ontijdig is ingetrokken, hoewel daaraan wordt toegevoegd dat een opdrachtgever in het algemeen rekening dient te houden met de kosten die tot het moment van de beëindiging van de opdracht redelijkerwijs zijn gemaakt. Gelet op het voorgaande is klagers klacht ongegrond.
Ad klachtonderdeel b
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij de declaratie van klager weigert te betalen, terwijl de werkzaamheden betrekking hebben op het cassatieadvies dat in opdracht van verweerder is opgesteld. Voorop dient te worden gesteld dat de raad zich niet kan uitlaten over de verschuldigdheid van declaraties. Daartoe is niet de tuchtrechter maar de civiele rechter bevoegd. Daarbij geldt in dit geval, mede in het licht van de beoordeling van het vorige klachtonderdeel, dat het afmaken van het advies na het telefoongesprek van 15 januari 2009 voor eigen rekening en risico van klager dient te komen, zodat wat dat betreft het niet voldoen van de (gehele) declaratie door verweerder in ieder geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Ten overvloede – en onder verwijzing naar gedragsregel 21 – merkt de raad daarbij op dat zulks onverlet laat dat de advocaat die bij de behandeling van een zaak een andere advocaat opdracht verstrekt, moet instaan voor de aan hem toekomende vergoedingen en honoraria. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.
Ad klachtonderdeel c
4.3 Klager verwijt verweerder dat hij de belangen van de gezamenlijke cliënt heeft verzaakt. De raad overweegt dat verweerder als opdrachtgever en correspondent verantwoordelijk is voor de berichtgeving aan zijn cliënt omtrent de contacten met zijn opdrachtnemer. Het is de raad niet gebleken dat verweerder zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn cliënt heeft geschonden. Anders dan klager stelt is het niet zijn verantwoordelijkheid als cassatieadvocaat om contact te onderhouden met de cliënt of hem een advies door te sturen, behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan in dit geval niet is gebleken. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart:
- de klachtonderdelen a, b en c ongegrond;
Aldus gewezen door mr. Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 januari 2010.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 26 januari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.