Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA1889

Zaaknummer

64/10

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag in beginsel afgaan op de feiten zoals zijn cliënt die hem presenteert. Slechts in uitzonderingsgevallen is hij gehouden de juistheid te verifiëren. In het onderhavige geval was daartoe geen sprake. De klacht wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 64/10

 

Bij brief, gedateerd 15 september 2010, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 16 september 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

de heer [  ]

klager

 

tegen

 

mr.[  ]

verweerder

 

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

 

Feiten

Verweerder staat de stichting T. bij in een financieel dispuut met klager. T. is een stichting die een vakantiepark exploiteert waarop recreatiewoningen en bungalows zijn gesitueerd. Klager is eigenaar van een op dit vakantiepark gelegen recreatiewoning. Klager heeft zijn woning op 9 april 1999 gekocht. Op dezelfde datum is tussen T. en klager een beheersovereenkomst tot stand gekomen.

Bij brief van 4 december 2009 heeft verweerder, namens zijn cliënte, klager er op gewezen dat uit de administratie van T. is gebleken dat er een betalingsachterstand was. Vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 juli 2008 tot aan 4 december 2009 pretendeert T. een vordering te hebben van € 12.569,97.

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

De brief van 4 december 2009, waarin verweerder namens zijn cliënte, in verband met niet betaalde beheerskosten vanaf 1 juli 2009 een bedrag heeft gevorderd van € 12.569,97 was volstrekt onduidelijk. Klager heeft om nadere informatie en een specificatie verzocht, maar niet ontvangen. Ook op een brief van klager van 13 januari 2010 heeft verweerder niet gereageerd. Het is klager niet bekend hoe het vorderen van betalingen op basis van niet bestaande facturen met verzonnen vervaldata onder advocaten wordt genoemd, maar volgens de online encyclopedie is fraude ‘bedrog plegen door een foute administratie’. De handelwijze van verweerder voldoet hieraan. Hoewel klager zich realiseert dat een advocaat geen rechter is en het belang van de cliënt voorop dient te staan, mag van een advocaat verwacht worden dat een vordering van een cliënt zo goed mogelijk op juistheid wordt beoordeeld. Door dit niet te doen kan niet alleen de eigen integriteit, maar ook die van de gehele beroepsgroep in diskrediet worden gebracht. Verweerder heeft geen enkel onderzoek naar de juistheid van de vordering ingesteld. De klacht van klager luidt dan ook als volgt:

a. verweerder beantwoordt de brieven van klager niet;

b. verweerder weigert een duidelijke specificatie te verstrekken;

c. verweerder dient een vordering in waarvan hij bij voorbaat weet, dan wel kan weten, dat deze onjuist is;

d. verweerder dient een vordering in die grotendeels is gebaseerd op niet bestaande facturen en pleegt daarmee fraude; in elk geval ondersteunt hij de poging tot fraude van zijn cliënte.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder behartigt de belangen van T. Vanwege een forse betalingsachterstand aan de zijde van klager met betrekking tot beheers- en/of parkkosten, heeft verweerder klager namens zijn cliënte bij brief van 4 december 2009 gemaand tot betaling van een bedrag van in totaal € 12.569,97. Naar aanleiding van deze brief heeft klager gereageerd bij brief van 14 december 2009 en vervolgens nog eens op 13 januari 2010. Vanwege het feit dat meerdere bewoners op het vakantiepark betalingsachterstanden hadden laten ontstaan en ook diverse bewoners inmiddels veroordeeld waren door de rechtbank, was T. nog niet toegekomen aan een inhoudelijke reactie op de brieven van klager. Tot verbazing van verweerder heeft klager, kennelijk omdat een inhoudelijke reactie van de kant van T. op zich liet wachten, een klacht ingediend. Uit het klaagschrift blijkt dat klager het niet eens is met de becijferde achterstand in de betalingen. T. en verweerder zijn hiermee bekend en dienen nog te reageren. Dat maakt echter niet dat verweerder op enigerlei wijze klachtwaardig zou hebben gehandeld.

Van bedrog van de kant van verweerder door een foute administratie kan geen sprake zijn. Klager verliest daarbij uit het oog dat verweerder slechts handelt namens T. en de door T. gepretendeerde vordering heeft verwoord in zijn sommatiebrief van 4 december 2009. Daarbij heeft verweerder de stukken gevoegd die hem door T. ter hand waren gesteld. Verweerder gaat ervan uit dat de stukken van T. juist zijn.

 

Ten aanzien van de klachtonderdelen:

Ad. a. verweerder zal op korte termijn, namens zijn cliënte, inhoudelijk reageren op het standpunt van klager;

Ad. b. bij de inhoudelijke reactie zal tevens een specificatie worden verstrekt;

Ad. c. de stelling dat verweerder een vordering heeft ingediend waarvan hij bij voorbaat wist dat deze onjuist is, is niet correct; verweerder heeft namens zijn cliënte klager gesommeerd;

Ad. d. de suggestieve stelling dat verweerder fraude zou plegen is onzinnig; hetzelfde geldt voor de stelling dat verweerder een poging tot fraude van T. zou ondersteunen.

 

Samengevat voert verweerder aan dat klager de onjuiste weg bewandelt door een klacht in te dienen, terwijl T. juist nog inhoudelijk nog moet reageren op de laatste brief van klager. Nergens blijkt dat verweerder klachtwaardig zou hebben gehandeld.

Naar aanleiding van een eerdere brief van klager heeft T. haar vordering al aangepast. Met betrekking tot de aangepaste vordering is klager meerdere malen aangeschreven, maar desalniettemin blijft klager weigeren te betalen.

Verder voert verweerder in zijn algemeenheid aan dat het vaste jurisprudentie is van het Hof van Discipline dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigd. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. In de perceptie van de verweerder heeft zijn handelen de belangen van klager niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Het is juist klager die de onjuiste weg bewandeld door in deze een tuchtklacht in te dienen. Verweerder meent dat hij niet tuchtrechterlijk verwijtbaar heeft gehandeld jegens klager en dat de klacht om die reden dient te worden afgewezen.

 

Beoordeling

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline met betrekking tot de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van de wederpartij, dient er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en deze vrijheid niet ten gunste van de wederpartij mag worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid is niet absoluut, maar vindt haar beperking ondermeer hierin, dat

- de advocaat zich niet, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt en

- de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

De voorzitter ziet op grond van bovenstaande regel aanleiding om de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

Niet gebleken is dat verweerder onredelijk lang heeft gewacht met het beantwoorden van brieven van klager en het verstrekken van nadere informatie. Bovendien heeft verweerder gemotiveerd aangegeven waarom hij niet meteen heeft gereageerd. De voorzitter ziet hierin geen klachtwaardig handelen van verweerder.

Voorzover klager het niet eens was met het verzoek c.q. de sommatie van verweerder om tot betaling over te gaan van de door T. gepretendeerde vordering, is de voorzitter van oordeel dat zulks niet betekent dat verweerder willens en wetens onjuiste feiten zou hebben geponeerd. Bovendien mag een advocaat in beginsel afgaan of de feiten die zijn cliënt hem verschaft en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid te verifiëren. Van een dergelijk uitzonderingsgeval was in casu geen sprake. Er was geen aanleiding om aan de juistheid van de cijfers te twijfelen. Bovendien is het aan klager om in of buiten rechte de door verweerder, namens zijn cliënte, gepresenteerde cijfers te bestrijden. Het is aan de rechter om daarover een uitspraak te doen, maar niet aan de tuchtrechter.

De voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerder in het geheel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en dat de klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

 

 

Aldus gegeven op 6 oktober 2010 te Groningen door mr. C. van den Noort, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.