Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0344

Zaaknummer

09-173U en 09-174U

Inhoudsindicatie

Van een tuchtrechtelijk laakbaar handelen van een deken kan worden gesproken indien dat handelen het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd. Klager heeft zich in deze zaak beroepen op afspraken met de deken, welke afspraken in het geheel niet zijn komen vast te staan. Van enige tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niets gebleken.  Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

RAAD  VAN  DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 9 februari 2010

in de zaken 09-173U en 09-174U

____________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 6 augustus 2009 binnengekomen verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Amsterdam

v e r w e e r d e r  s u b 1

de heer mr.

voormalig deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Amsterdam

v e r w e e r d e r  s u b 2

1.  verloop van de procedure:

1.1 Bij brief van 2 juli 2009, door de raad ontvangen op 3 juli 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 27 juli 2009 heeft de voorzitter van de raad de klachten kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 juli 2009 is verzonden aan klager.

1.3 Bij faxbericht van 6 augustus 2009, door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft kla-ger verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 18 november 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft pleitnotities over-gelegd.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslis-sing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzet van klager bij faxbrief van 6 augustus 2009;

- het proces-verbaal van de zitting;

- de pleitnotities van klager.

2. de klacht/het verzet:

2.1 De klacht tegen verweerder sub 2 houdt, zakelijk weergegeven, in dat hij -ondanks de door hem met klager en mr. A gemaakte afspraken naar aanleiding van het door laatst-genoemde gehanteerde retentierecht- er geen zorg voor heeft gedragen dat mr. A de aan de civielrechtelijke procedure ten grondslag liggende dossiers van het toenmalige kantoor van mr. A aan klager overdroeg, nadat door klager het overeengekomen bedrag op de de-kenrekening van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam was gestort.

2.2 De klacht tegen verweerder sub 1 houdt, zakelijk weergegeven, in dat hij het door klager op de dekenrekening van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gestorte bedrag aan mr. A heeft laten overmaken, doch zonder dat de aan de civielrechtelijke procedure ten grondslag liggende dossiers in het bezit van mr. A door hem aan klager waren overgedragen.

2.3 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klachten tegen verweerders kennelijk ongegrond heeft verklaard. De voorzitter heeft ten onrechte het bestaan van de hiervoor onder 2.1 genoemde afspraak miskend.

3. feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitge-gaan.

3.1 Tussen klager en zijn voormalig raadsman mr. A is een declaratiegeschil ontstaan. Het betrof de declaratie van 25 juni 2003 die door de raad van toezicht te Amsterdam is begroot op een bedrag van € 2.252,23. Bij beschikking van 13 september 2005 heeft de rechtbank Arnhem de declaratie op genoemd bedrag vastgesteld en nader bevel gegeven tot tenuitvoerlegging.

3.2 Op 1 augustus 2005 heeft klager bij de deken te Amsterdam een aantal klachten tegen mr. A ingediend. Niet alleen is geklaagd over de (omvang van de) declaratie in kwestie, ook is geklaagd tegen de weigering van mr. A het dossier aan een opvolgend advocaat over te dragen.

3.3 Begin oktober 2007 heeft verweerder sub 2 telefonisch overleg gevoerd met klager en mr. A. Dat heeft geleid tot het voorstel dat mr. A de incasso van de declaratie zou opschorten onder depotstorting bij de deken totdat op de door verweerder ingediende klachten on-herroepelijk zou zijn beslist. Klager voelde daarvoor waarna op 11 oktober 2007 mr. A in een telefoongesprek met verweerder sub 2 zich naar het oordeel van deze laatste akkoord verklaarde. De (vermeende) afspraak is bevestigd in de brief van eveneens 11 oktober 2007 van verweerder sub 2 aan zowel klager als mr. A.

3.4 Mr. A heeft daags erna laten weten niet-akkoord te zijn met de inhoud van de bevesti-gingsbrief van 11 oktober 2007. Verweerder sub 2 heeft vervolgens bij brief van 15 okto-ber 2007 beide partijen geïnformeerd dat anders dan hij eerder had aangenomen geen ak-koord was bereikt.

3.5 Klager reageerde bij brief van 16 oktober 2007 en liet weten dat er zijns inziens sprake was van een bindende afspraak en dat daarop niet kan worden teruggekomen. Betaling is geschied door bijschrijving van het op verzoek van klager overgemaakte bedrag op de derdenrekening van de deken op 17 oktober 2007. Verweerder sub 2 heeft bij brief van 31 oktober 2007 aan beide partijen laten weten het bedrag op eerste verzoek van klager aan klager terug te zullen storten. Daarop is door klager niet gereageerd. Mr. A heeft op 14 november 2007 derdenbeslag gelegd onder de deken.

3.6 Verweerder sub 1 heeft op 15 november 2007 klager omtrent het beslag geïnformeerd en hem bericht dat hij geen andere keuze had dan, na afwikkeling van de formaliteiten, het bedrag in kwestie aan de beslagleggende deurwaarder over te maken. Dat laatste is ge-beurd.

4. beoordeling van het verzet

4.1 Klager stelt zich op het standpunt dat hij met verweerder sub 2 de afspraak heeft gemaakt dat verweerder sub 2 er zelf voor zou zorgen dat de dossiers onder mr. A na depotstelling aan klager zouden worden overgedragen.

4.2 Nog los van het feit dat verweerder sub 2 slechts als bemiddelaar is opgetreden (en slechts kan optreden) en uit dien hoofde reeds geen harde toezeggingen aan één der par-tijen kan doen, is het bestaan van genoemde afspraak op geen enkele wijze komen vast te staan.

4.3 Verweerder sub 2 heeft de afspraak in de stukken en er zitting gemotiveerd betwist met verwijzing naar de brief van 11 oktober 2007. Met die brief dacht verweerder sub 2 dat hij de ten behoeve van beide partijen gemaakte afspraken naar behoren had weergegeven. Dat bleek volgens mr. A achteraf niet het geval, hetgeen verweerder sub 2 klager direct heeft bevestigd. Los daarvan, uit genoemde brief blijkt op geen enkele wijze het bestaan van de afspraak zoals vermeld in punt 4.1. Verweerder sub 2 heeft kennelijk met mr. A nimmer over een dossieroverdracht gesproken.

4.4 Ook het verzet ten aanzien van verweerder sub 1 stuit op voornoemde gronden. Daarbij komt dat tengevolge van het derdenbeslag op de dekenrekening verweerder sub 1 geen mogelijkheid had om aan uitbetaling enige voorwaarde te verbinden.

4.5 Het is de raad niet gebleken dat verweerders bij de uitoefening van hun taak als deken hebben gehandeld op een wijze waardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

4.6 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat de door klager aangevoerde ver-zetgronden niet kunnen slagen en dat de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.7 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond;

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.E. van der Molen, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2010.

 

voorzitter      griffier

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder sub 1 en sub 2

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

 

* * * * *