Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-07-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0944

Zaaknummer

B 265-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kan niet gegrond worden verklaard indien verweten handelen niet is komen vast te staan. Tuchtrechter heeft in beginsel geen bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Excessief declareren is niet gebleken.           

Inhoudsindicatie

Het staat een advocaat vrij om een zaak die hij in behandeling heeft neer te leggen als er geen sprake meer is van een vertrouwensbasis. Niet gebleken dat het verbreken van de relatie op een ongelegen moment is gebeurd.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachten ongegrond.

Uitspraak

 

 

 

B 265-2009

 

 

de raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

BESLISSING

 

 

inzake

 

de klacht van:

 

 “klager”,

 

tegen

 

 “verweerder”,

 

 

 

1.      Verloop van de procedure

 

1.1.            Bij brief van 29 december 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op 5 augustus 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventaris genoemde stukken.

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken.

·           een brief van 28 april 2010, van klager, door de raad ontvangen op 7 mei 2010;

·           een niet gedateerde brief van klager, door de raad ontvangen op 17  mei 2010;

·           een brief d.d. 12 mei 2010 van verweerder, door de raad ontvangen op 17 mei      2010. Deze stukken zijn aan het dossier toegevoegd.

 

1.3              Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 17 mei 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.4              De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 31 mei 2010. Aldaar zijn verschenen klager en diens dochter die als vertaler heeft gefungeerd, en verweerder.

 

 

2.      Feiten

 

2.1.            Uit het dossier en uit het verhandelde ter zitting is het navolgende komen vast te staan: in 2005 heeft klager het UWV gemachtigd om maandelijks een bedrag van € 250,-- van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering over te maken naar de stichting derdengelden van verweerder. In de navolgende jaren is een aantal keren beslag gelegd op de uitkering van klager.

3.      De klacht

 

3.1.            De klacht houdt bestaat uit de navolgende onderdelen:

1.      verweerder heeft de hem gegeven machtiging tot beheer van klagers geld niet goed uitgevoerd.

2.      verweerder heeft een bedrag van circa € 2.000,00 niet aan klager verantwoord.

3.      verweerder heeft klager teveel laten betalen voor zijn werkzaamheden en daarvoor executiemaatregelen genomen.

4.      verweerder heeft begin 2009 de relatie met klager beëindigd.

3.2.            Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd. Ondanks het verzoek van klager om zijn schuldeisers te betalen uit de maandelijkse afdracht van € 250,-- van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft verweerder dit niet gedaan. Wel is er in de navolgende jaren vier keer beslag gelegd op de uitkering. In november 2007 is er beslag gelegd ten behoeve van alimentatie en in juni 2008 is er een beslag gelegd voor de vordering van verweerder. Eind 2007 stond er een bedrag van € 2000,- op de derdengeldenrekening van verweerder. Klager vraagt zich af waar dit geld is gebleven. Daarnaast vindt klager het vreemd dat verweerder zelf een vordering op hem had en toch zijn belangen bleef behartigen. Ook is er geen toevoeging aan klager afgegeven. Op 19 januari 2009 heeft verweerder klager en zijn dochter weggestuurd met de mededeling dat klager maar een andere advocaat moest zoeken.

4.      Het verweer

4.1.      Het standpunt van verweerder houdt in dat verweerder door klager is benaderd in 2005. Op dat moment woonde klager in X en zat hij in een X’s equivalent van de WSNP regeling. Uit de WAO-uitkering zou klager maandelijks een bedrag van € 250,-- op de derdengeldenrekening van verweerder laten storten zodat klager daaruit later zelf de schuldeisers zou kunnen betalen. Verweerder ontkent dat klager hem heeft gevraagd om dit namens klager te doen. Uit de door verweerder verstrekte gegevens blijkt dat klager op 3 mei 2007 een bedrag van € 4.000,-- heeft opgenomen en dat klager tevens op 3 januari 2008 een bedrag heeft overgemaakt aan de Stichting Y. Tevens heeft klager aan verweerder verzocht om contact te houden met de bewindvoerder en een onderzoek te doen naar de kinderalimentatie. Aan deze verzoeken heeft verweerder voldaan. Voor die werkzaamheden heeft verweerder aan klager kosten in rekening gebracht op basis van een uurtarief. De werkzaamheden vielen niet onder de regeling zoals opgenomen in de Wet op de rechtsbijstand. Er werd geen toevoeging voor verstrekt. De kosten van verweerder zijn middels verrekening voldaan uit de op de derdengeldenrekening beheerde gelden.

In november 2007 heeft de deurwaarder beslag gelegd op de WAO-uitkering van klager. Omdat klager toen niet in Nederland woonachtig was werd er bij de beslaglegging geen beslagvrije voet toegepast. Om de beslaglegging op te doen heffen heeft verweerder klager zowel in eerste aanleg voor de kantonrechter als in het hoger beroep bij het gerechtshof bijgestaan. Voor deze werkzaamheden werd een toevoeging aangevraagd maar deze werd afgewezen omdat klager de daarvoor geldende inkomensgrens overschreed. Dit betekende dat klager genoodzaakt was om de kosten van verweerder per uur te betalen en klager kon hieraan niet voldoen. Dat is de reden waarom tussen verweerder en klager een afspraak werd gemaakt. Verweerder heeft klager gedagvaard voor de Rechtbank Maastricht waar klager verstek heeft laten gaan, zodat verweerder een executoriale titel had om beslag te leggen op de WAO-uitkering van klager. Hiermee werd voorkomen dat alle beschikbare gelden naar andere crediteuren zouden vloeien. Klager heeft met dit voorstel ingestemd. Doordat klager zich formeel weer in Nederland vestigde werd de beslagvrije voet bij de beslagen weer toegepast. Met het deurwaarderskantoor maakte verweerder de afspraak dat het gedeelte van de uitkering van klager dat onder de beslagvrije voet viel maandelijks naar de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder zou worden overgemaakt. Verweerder haalde dat bedrag vervolgens van de bank en maakte dat aan klager over. Klager wilde geen gewone bankrekening openen. Eind 2008 ontstond er een vertrouwensbreuk tussen klager en verweerder met het gevolg dat klager in januari 2009 verweerder heeft verzocht alle beslagen die op de uitkering van klager rusten, op te doen heffen. Verweerder had klager medegedeeld hiertoe niet in staat te zijn, waarna de verhoudingen verder zijn geëscaleerd en de contacten tussen verweerder en klager zijn daarom verbroken. Anders dan klager stelt heeft verweerder de werkzaamheden niet neergelegd omdat zijn rekeningen niet werden voldaan. 

 

5.      Beoordeling van de klacht

 

5.1       Ten aanzien van klachtonderdeel 1:

De raad stelt vast dat klager het UWV had gemachtigd om maandelijks een bedrag van € 250,-- van de arbeidsongeschiktheidsuitkering uit te betalen op de derdengeldenrekening van verweerder. Klager stelt dat verweerder daarmee de schuldeisers zou voldoen. Deze stelling wordt door verweerder betwist. In gevallen waarin de lezing van partijen over de inhoud van de klachten uiteenloopt en niet kan worden gesteld welke van de beide lezingen de juiste is, kan een klachtonderdeel of een klacht in beginsel niet gegrond worden verklaard. Die overweging berust niet op het feit dat de stellingen van klager minder geloof verdient dan het antwoord van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat de verweten handeling feitelijk heeft plaatsgevonden. Nu dat niet ter zitting en niet uit het dossier is komen vast te staan acht de raad dit onderdeel van de klacht ongegrond.

5.2       Ten aanzien van klachtonderdeel 2:

Ook terzake dit klachtonderdeel staan de standpunten van klager en verweerder tegenover elkaar zodat de feitelijke grondslag van dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. Noch uit het dossier noch ter zitting is gebleken dat verweerder klager onvoldoende heeft geïnformeerd over de besteding van de gelden van klager. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder klager te veel heeft laten betalen voor zijn werkzaamheden en voor het onbetaald laten daarvan onterecht executiemaatregelen zou hebben genomen. De wederzijdse lezingen van de feiten sluiten niet op elkaar aan.

Dit onderdeel van de klacht moet ongegrond worden verklaard.

 

5.3       Ten aanzien van klachtonderdeel 3:

Voorzover de klacht zich richt tegen de hoogte van declareren door verweerder merkt de raad op dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten doch slechts waakt tegen excessief declareren. Hiervan is in deze zaak niet gebleken zodat ook om die reden dit onderdeel van de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

 

5.4       Ten aanzien van klachtonderdeel 4:

Het staat een advocaat vrij om een zaak die hij in behandeling heeft neer te leggen wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensbasis niet meer aanwezig is. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. De advocaat mag evenwel niet op een ongelegen moment zijn opdracht neerleggen. Hij zal alsdan zorgvuldig te werk moeten gaan om de belangen van zijn cliënt niet te schaden. In onderhavige kwestie is door verweerder uitdrukkelijk en onweersproken aangevoerd dat er zijns inziens sprake was van een vertrouwensbreuk. Het is de raad niet gebleken noch is komen vast te staan dat het verbreken van de relatie door verweerder op een ongelegen moment is geschied. Op grond daarvan zal ook dit onderdeel van de klacht als ongegrond moeten worden afgewezen. 

6.      Beslissing

 

De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs J.J.M. Goumans, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen en P.A.M. van Hoef, leden, in tegenwoordigheid van

mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2010.

 

 

 

Verzonden op:

 

 

mr. P. Beens                                                                             mr. R.P.G. Houterman

plaatsvervangend griffier                                                            Voorzitter

 

verzonden op: 13 juli 2010.

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.