Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0418

Zaaknummer

B 206 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Bij voortduring in woord en geschrift onnodig grievend uitlaten en de professionele distantie, die een advocaat dient te bewaren,volledig uit het oog verliezen,betaamt een behoorlijk advocaat niet. Bij de oplegging van de maatregel heeft de raad rekening gehouden met de omstandigheid dat sprake is van volharding in onbetamelijk gedrag en dat de beklaagde advocaat reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld .

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Schorsing van een jaar.

Uitspraak

B206 -2009

 

 

BESLISSING

 

 

van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake het dekenbezwaar van:

 

 

tegen

 

 

verweerster,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1. Verloop van de bezwarenprocedure.

     

Bij schrijven van 14 september 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermeld dekenbezwaar aan de raad doen toekomen, welke stukken zijn vermeld in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 20 november 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 december 2009.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn de deken en verweerster verschenen.

 

 

2. Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.

Verweerster is op 17 mei 1972 beëdigd als advocaat. Op 12 december 2008 heeft zij haar kantoor verplaatst van het arrondissement A. naar het arrondissement Z., alwaar zij thans kantoor houdt. In de maanden januari 2009 tot en met april 2009 was verweerster geschorst, ingevolge een door het Hof van Discipline op 24 november 2008 opgelegde maatregel. Deze schorsingsmaatregel volgde op een reeks klachten die hun oorzaak vonden in eenzelfde conflict. Verweerster heeft sinds 2001 in privé een conflict met Vereniging Y over de eigendom van een paard. De Vereniging wordt in de diverse tussen partijen gevoerde procedures bijgestaan door mr. X.

 

 

2.1 Hof van Discipline 5 maart 2007

Mr. X en zijn cliënte, Vereniging Y, hebben in 2004 en 2005 klachten ingediend tegen verweerster welke – kort en zakelijk weergegeven – betrekking hadden op de wijze waarop verweerster haar wederpartij, Vereniging Y, en haar advocaat, mr. X, bejegende. De raad van discipline te ’s-Gravenhage heeft de klachten op 12 juni 2006 gegrond verklaard. Het Hof van Discipline heeft de klachten op 5 maart 2007 eveneens gegrond verklaard en de door de raad van discipline opgelegde maatregel verzwaard en verweerster geschorst voor een periode van vijf maanden, waarvan twee voorwaardelijk. Het Hof overwoog:

 

"Het Hof kan zich met deze overwegingen (van de raad van discipline) geheel verenigen. Het Hof voegt daaraan toe dat verweerster met name mr. [X] jarenlang heeft achtervolgd en daarbij niet heeft geschroomd de integriteit van mr. [X] bij herhaling en systematisch te beschadigen. Voor het Hof weegt zeer zwaar dat [verweerster], ondanks het aan duidelijkheid niets te wensen overlatend oordeel van de raad over haar handelswijze, ook ter zitting van het Hof bleek te volharden in haar opvatting, dat haar niets te verwijten is. Daarom heeft het Hof eenparig besloten de maatregel te verzwaren als hierna vermeld".

 

 

2.2 Hof van Discipline 30 november 2007

Op 4 december 2006 en 15 februari 2007 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A., alwaar verweerster destijds kantoor hield, ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerster. Op 7 mei 2007 heeft de raad van discipline te ’s-Gravenhage dit dekenbezwaar gegrond verklaard en de maatregel opgelegd van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 30 november 2007 de beslissing van de raad bekrachtigd voor zover daarbij het dekenbezwaar gegrond is verklaard en in plaats van de door de raad opgelegde maatregel, de maatregel opgelegd van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van drie maanden, ingaande 1 januari 2008. Het Hof overwoog:

 

"(…) dat uit de bewoordingen van het beroepschrift van [verweerster], en haar uitlatingen ter zitting van het Hof, is gebleken dat [verweerster] nog steeds niet tot het inzicht is gekomen en nog steeds het onbetamelijke van haar handelen niet inziet. Het beroepschrift is immers in dezelfde beledigende en grievende toon gesteld die [verweerster] ook gebruikte in de stukken waarover de klacht gaat en zij heeft daarin herhaald dat zij aangifte tegen mr. [Z] (deken), zal doen als hij zijn klachten niet intrekt, en dat zij het aan de leden van de Orde zal voorleggen als mr. [Z] niet vrijwillig als deken terugtreedt."

 

 

2.3 Hof van Discipline 24 november 2008

Op 15 februari 2008 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A. wederom een dekenbezwaar ingediend tegen verweerster. De deken klaagde erover

1) dat verweerster in weerwil van de op 1 januari 2008 ingegane schorsing, in haar hoedanigheid van advocaat meermalen gecorrespondeerd heeft met haar procureur en een andere advocaat

2)dat verweerster in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 37 door na het verzoek van de deken van 14 december 2007 en 8 januari 2008 de door de deken gevraagde informatie over de uitvoering van de opgelegde schorsing te weigeren

3) dat verweerster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt door de deken een strafaangifte in het vooruitzicht te stellen indien hij de klacht niet intrekt. De raad van discipline te ’s-Gravenhage heeft op 19 mei 2008 alle bezwaren van de deken gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd. Het Hof van Discipline heeft op 24 november 2008 de beslissing van de raad van discipline te ’s-Gravenhage bekrachtigd voor zover de bezwaren daarbij gegrond zijn verklaard. Het Hof heeft de beslissing vernietigd voor zover daarbij aan verweerster de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd en heeft opnieuw rechtdoende een maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van twee maanden en de tenuitvoerlegging gelast van het voorwaardelijke deel van de maatregel die bij beslissing van het Hof van 5 maart 2007 was opgelegd. Het Hof overwoog:

 

"Hoewel de beslissing van de raad om [verweerster] te schrappen van het tableau in de gegeven omstandigheden niet als disproportioneel kan worden aangemerkt, is het Hof toch van oordeel, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, dat schrapping van het tableau thans nog (net) niet geboden is."

 

 

2.4 Vestiging arrondissement Z. 12 december 2008

Op 12 december 2008 heeft verweerster zich gevestigd in het arrondissement Z. In de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 april 2009 is de schorsingsmaatregel, zoals opgelegd door het Hof op 24 november 2008, ten uitvoer gelegd.

 

 

2.5 Vonnis Rechtbank Breda 10 juni 2009

De rechtbank te Breda heeft op 10 juni 2009 uitspraak gedaan in een civielrechtelijk geschil tussen mr. X en Vereniging Y enerzijds, en verweerster anderzijds. De Vereniging heeft gevorderd verweerster te veroordelen tot betaling van een geldbedrag uit hoofde van aan mr. X betaalde declaraties, de door de Vereniging aan de zaak bestede tijd, reputatieschade aan de zijde van de Vereniging en de rente over de hiervoor genoemde vorderingen. Mr. X heeft in deze procedure een vergoeding gevorderd voor zijn werkzaamheden in een voor de raad van discipline te Amsterdam gevoerde procedure, een vergoeding voor reputatieschade en rente over de vorderingen.

 

De rechtbank Breda heeft de gevorderde reputatieschade voor zowel de Vereniging als voor mr. X toegewezen, te weten een bedrag van € 10.000,-- respectievelijk € 25.000,--. De rechtbank overwoog:

 

"(3.10) (...) Zo heeft [verweerster] tot op heden geen afstand gedaan van haar gewraakte uitlatingen (waarvoor zij door het Hof van Discipline tuchtrechtelijk is veroordeeld tot vijf maanden schorsing waarvan twee maanden voorwaardelijk) en handhaaft en herhaalt zij vergelijkbare uitlatingen ook in de onderhavige gedingstukken (…)".

 

(3.14) (…) De rechtbank stelt vast dat [verweerster] haar uitlatingen over mr. [X] ook in de onderhavige procedure bij deze rechtbank herhaalt en handhaaft ."

 

(3.17) (...) Voorts richt [verweerster] wederom een groot aantal zeer ernstige verwijten aan het adres van [….]en mr. [X], die zij naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk heeft onderbouwd. Zo verwijt [verweerster] - […. ]- misleiding van diverse rechters waaronder deze rechtbank en wordt mr. [X] verweten dat hij tijdens een bijeenkomst op 18 maart 2004 het algemeen bestuur van […] heeft misleid.

 

Dat [….] op 14 januari 2003 valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd door aan mr. [….] een uitdraai uit de stamboekadministratie over [….] te verschaffen, waarvan [….] wist dat die onvolledig/onjuist was, is evenmin aangetoond.

 

Voor zover [verweerster] heeft betoogd dat zij is beschadigd door lasterlijke uitspraken van [….] en mr. [X] is de rechtbank van oordeel dat de hieraan door [verweerster] ten grondslag gelegde voorbeelden van die lasterlijke uitspraken niet gekwalificeerd kunnen worden als onnodig grievend, zodat van het geschaad zijn van de eer en goede naam van [verweerster] geen sprake is."

 

2.6 Brieven verweerster d.d. 25 juni en 3 juli 2009

Na afloop van de schorsingsperiode heeft verweerster op 25 juni en 3 juli 2009 aan mr. X brieven gestuurd naar aanleiding van het door de rechtbank op 10 juni 2009 gewezen vonnis.

 

In de brief d.d. 25 juni 2009 schrijft verweerster onder meer:

 

"(…) niet ik, maar u en […] verre van integer bent doordat afgezien van uw insinuerend en intimiderend optreden en valse aantijgingen, door u en […] onwaarheden worden verkondigd, gemaakte overeenkomsten niet worden nagekomen en/of onrechtmatig jegens mij wordt gehandeld en dat wat u mij in de procedures valselijk in de schoenen schuift.

• u hebt uw eigen verhaal geconstrueerd op basis van stellingen, aannames en verzinsels

• u weet werkelijkheid en fictie niet meer te scheiden

• er is aan uw zijde geen toets op werkelijkheids- en waarheidsgehalte van uw uitlatingen, omdat u uw eigen belang behartigt

• u hebt […] en de rechters geconfronteerd met uw aanhoudende leugens

• waarvan u er wel voor zorgt dat deze niet te verifiëren zijn."

 

"Ofwel niet ik – (…) – maar ù zuigt […] mee in de procedure op procedure en ù bent de gifbeker, die dient te worden gestopt".

 

"Nochtans berust de beslissing van het Hof van Discipline van 5 maart 2007 (…) op het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog".

 

"Ik zal aantonen dat buiten de lasterlijke aantijgingen, uw processtukken en evenals uw pleidooi doordat u voortdurend aperte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert en daarbij de ware feiten loochent, een aaneengesloten reeks zijn van tientallen valse feiten".

 

"Door u (…) gedane lasterlijke uitspraken en het smaadschrift welke, afgezien van de tientallen valse feiten doordat u voortdurend aperte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert en daarbij de ware feiten loochent, zonder enige twijfel een belangrijke factor is geweest waardoor de rechtbank tot het vonnis van 10 juni 2009 is gekomen."

 

2.7 Strafaangifte

Op 12 juni 2008 en 26 juni 2009 heeft verweerster tegen mr. X en Vereniging Y aangifte gedaan "wegens smaad(schrift), laster, stalking en hun lasterlijke aanklachten (268 Sr) en chantage".

 

 

3. Inhoud van het dekenbezwaar.

Verweerster is naar aanleiding van de klachten van mr. X en zijn cliënte, zijnde de wederpartij van verweerster in privé, door het Hof van Discipline op 5 maart 2007 veroordeeld tot een schorsing voor de duur van vijf maanden waarvan twee voorwaardelijk, op 30 november 2007 naar aanleiding van een dekenbezwaar tot een schorsing voor de duur van drie maanden en op 24 november 2008 naar aanleiding van een nieuw dekenbezwaar tot een schorsing voor de duur van twee maanden plus tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke twee maanden, terwijl de rechtbank te Breda haar bij vonnis van 10 juni 2009 tot vergoeding van schade aan mr. X en zijn cliënte veroordeeld heeft; toch blijkt uit haar brieven/faxberichten aan mr. X van 25 juni 2009 en 3 juli 2009 en uit de strafaangiftes die zij op 12 juni 2008 en 26 juni 2009 gedaan heeft dat in haar gedrag geen verbetering valt waar te nemen en dat zij daarmee doorgaat.

 

4. Standpunt van verweerster.

1. Verweerster beklaagt zich erover dat zij niet de informatie heeft gekregen waarom ze heeft gevraagd. Verweerster heeft naar aanleiding van het concept dekenbezwaar het Bureau van de Orde gevraagd haar te vertellen wie de aangever was van de klachten die hadden geleid tot het dekenbezwaar, doch men weigerde haar die informatie te verstrekken.

2. Het doen van aangifte, waartoe de gebruikte bewoordingen – in overeenstemming met de waarheid – zonder meer nodig zijn, is een grondrecht dat verweerster niet kan worden ontzegd;

3. Het vonnis van de rechtbank te Breda, waarop de deken zijn bezwaar baseert, is nog niet in kracht van gewijsde gegaan, zodat het dekenbezwaar prematuur is;

4. Het conflict gaat over de manier waarop mr. X de zaak heeft behartigd voor zijn cliënte. Verweerster komt slechts op voor haar rechtmatige belangen. Mr. X handelt in zijn verdediging laakbaar doordat hij, buiten dat hij niet schroomt voortdurend aperte onjuistheden en onjuiste voorstellingen van zaken voor waar te debiteren, verweerster voortdurend belastert, beledigt en schoffeert en chanteert;

5. De citaten in het dekenbezwaar zijn uit hun verband getrokken, onvolledig en misleidend. Het lijkt erop dat de deken eenvoudigweg in zijn dekenbezwaar heeft opgenomen wat de aangever hem voorschreef;

6. De uitlatingen van verweerster zijn niet onnodig grievend;

7. De tweede schorsing ging niet over de kwestie mr. X en ook niet over gedragingen als waar dit dekenbezwaar betrekking op heeft

8. Verweerster is gestigmatiseerd;

9. De deken heeft voorafgaand aan het dekenbezwaar geen onderzoek gedaan. Indien de deken wel onderzoek zou hebben verricht, had hij moeten vaststellen dat uit de feiten die verweerster in de faxberichten d.d. 25 juni en 3 juli 2009 naar voren had gebracht, ontegenzeggelijk blijkt dat de opmerkingen van verweerster jegens mr. X gerechtvaardigd zijn.

 

 

5. Beoordeling van de klacht.

De raad stelt vast dat verweerster, blijkens haar brieven van verweerster aan mr. X d.d. 25 juni 2009 en 3 juli 2009 voor zichzelf in privé als advocaat is opgetreden.

 

Een advocaat dient zich in woord en geschrift niet onnodig grievend uit te laten (gedragsregel 31.

 

Met de hierboven onder 2.5 en 2.6 vermelde citaten, ontleend aan brieven en processtukken van verweerster, heeft verweersters die regel overtreden. In beide brieven heeft zij zich veelvuldig zowel tegenover mr. X als tegenover Vereniging Y grievend uitgelaten. Verweerster heeft in haar brieven voor de kwalificatie van de gedragingen en persoon van mr. X en Vereniging Y bij voortduring termen gebezigd als "insinuerend en intimiderend optreden", "valse aantijgingen", " uw aanhoudende leugens", "ù bent de gifbeker, die dient te worden gestopt", "het door u in de tuchtrechtprocedures gepleegd bedrog", "u voortdurend aperte onjuistheden en onjuiste voorstelling van zaken voor waar debiteert", "door u (…) gedane lasterlijke uitspraken en het smaadschrift" en "smaad(schrift), laster, stalking en hun lasterlijke aanklachten (268 Sr) en chantage".

 

Het onnodig grievende is hierin gelegen dat verweerster, ook nu in de klachtprocedure weer, niet uitlegt of zelfs maar bij benadering aangeeft waarop al haar beweringen berusten, zodat niet valt in te zien waarom zij redelijkerwijs zou mogen menen dat zij die mag doen. Dat het vonnis van de rechtbank Breda waarin zij tot betaling van schadevergoeding aan mr X en zijn cliënte is veroordeeld nog niet in kracht van gewijsde is gegaan en dat zij als burger het echt heeft aangifte te doen is waar, maar neemt dat niet weg. Dat de citaten in het dekenbezwaar uit hun verband getrokken zijn ziet de raad na lezing van beide brieven integraal niet in. Het verweer dat de deken geen onderzoek naar de gronden van alle aantijgingen en beweringen heeft gedaan treft evenmin doel, want nu verweerster zelfs in deze procedure nalaat aan te geven waarom zij meent dit allemaal te kunnen zeggen, kan het ervoor gehouden worden dat daar geen behoorlijke redenen voor zijn.

Voorts is het verweerster hoogst kwalijk te nemen, dat zij verzaakt aan een van de belangrijkste eisen waaraan een advocaat als professioneel rechthelper moet voldoen, namelijk aanvaarden dat het verdedigde standpunt het bij de rechter niet gehaald heeft (in twee instanties heeft verweerster van de rechter ongelijk gekregen) of, als hij meent dat van bedrog sprake is, de daarvoor door de wet aangewezen wegen te bewandelen. Een willekeurige procespartij behoeft zich in het uiten van zijn misnoegen niet meer te beperken dan de strafwet voorschrijft, maar een advocaat dient er na het verlies van een zaak het zwijgen toe te doen. Dat geldt ook voor een advocaat in een ‘eigen’ zaak

 

De raad komt tot de slotsom dat verweerster zich bij voortduring in woord en geschrift onnodig grievend heeft uitgelaten en de professionele distantie die zij in haar hoedanigheid van advocaat dient te bewaren volledig uit het oog is verloren.

 

De raad constateert voorts dat verweerster volhardt in haar onbetamelijke gedrag. Verweerster is reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld vanwege de wijze waarop zij zich jegens onder meer mr. X en Vereniging Y heeft uitgelaten. Deze tuchtrechtelijke beslissingen hebben kennelijk echter niet tot een gewijzigde opstelling van verweerster geleid. Het moge zo zijn dat een van de schorsingen andere gedragingen betrof dan hier aan de orde zijn, aan de algemeen-waarschuwende en corrigerende werking die een schorsing dient te hebben doet dat niet af.

De raad verklaart het dekenbezwaar op grond van het bovenstaande gegrond. De raad is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het gegrond bevonden dekenbezwaar en de eerdere schorsingen een zware maatregel passend en geboden is. De aard en de ernst van het onderhavige feitencomplex is echter van een andere orde dan dat waarover het Hof van Discipline in de zaak met zaaknummer 5209 op 24 november 2008 heeft geoordeeld, zodat schrapping van het tableau thans niet geboden is.

 

De raad acht in deze een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar passend en geboden.

 

 

BESLISSING.

De raad verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een jaar. De schorsingsperiode vangt aan op de dag dat 14 dagen zijn verstreken nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

 

 

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. Chr.M.J. Peeters, L.J.G. de Haas, R.G.A.M. Theunissen en E.P.C.M. Teeuwen, leden, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 maart 2010 in aanwezigheid van de griffier.

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,

griffier

 

mr. P.M. Knaapen,

voorzitter.

 

 

Verzonden op: 16 maart 2010

 

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.