Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA0922

Zaaknummer

32/09

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft diverse afspraken met klaagster zoals over het maken van bezwaar, het al dan niet instellen van een procedure, het schorsen van een executie, niet voldoende schriftelijk vastgelegd. De klachten zijn daarom grotendeels gegrond. Gezien het feit dat de advocaat pas recent was beëdigd en heeft aangegeven zijn aanpak te hebben aangepast wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Uitspraak

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 32/09.

 

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen van 20 april 2009 is bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

mevrouw [  ]

klaagster

 

tegen

 

mr. [  ]

verweerder

 

Procesverloop

De Raad, bestaande uit de mrs. M.M.A. Wind, voorzitter, M.E. Derix, M.I. van Horssen-Bok, H.J. Meijer en J.V. van Ophem, leden en J.M.G. Kuin-van den Akker, plv. griffier, heeft in een openbare zitting op vrijdag 13 november 2009 de klacht behandeld.

 

Ter zitting is klaagster verschenen, vergezeld van mr. W. Verweerder is eveneens verschenen bijgestaan door mr. H.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

Feiten

Verweerder heeft klaagster vanaf eind 2006 tot in 2008 rechtskundige bijstand verleend in ondermeer de volgende zaken:

• een procedure tegen de gemeente Groningen vanwege een inhoudingsbeslissing van een gedeelte van de bijstandsuitkering van klaagster;

• een procedure tegen een zekere I. (geldlening);

• vordering van een geldbedrag verbandhoudend met de levering van een zaak.

 

Klacht

De klachten luiden - kort samengevat - als volgt.

 

1.

Verweerder heeft willens en wetens de beroepstermijn laten verstrijken tegen een besluit van de gemeente Groningen betreffende inhouding van een gedeelte van de bijstandsuitkering van klaagster.

 

2.

Verweerder heeft op eigen houtje een  toevoeging aangevraagd voor een civiele procedure tegen de gemeente Groningen. Dit terwijl uitdrukkelijk was afgesproken – in het bijzijn van een getuige – dat er geen civielrechtelijke maar een bestuursrechtelijke procedure gevoerd zou worden.

 

3.

Verweerder heeft ondanks een uitdrukkelijk verzoek van klaagster geweigerd een verstekvonnis waarbij een geldvordering van € 1.815,13 van klaagster op I. was toegewezen, te laten executeren.

Enige tijd later heeft verweerder de deurwaarder geschreven dat de executie op naam van klaagster diende plaats te vinden.

Vervolgens heeft verweerder de deurwaarder bericht dat de executie moest worden opgeschort in verband met de verzetprocedure. Het is klaagster naderhand gebleken dat verweerder expliciet met de raadsman van I. is overeen gekomen de executie op te schorten. Verweerder heeft dit buiten klaagster om gedaan.

 

4.

Verweerder heeft de verjaring van een vordering van klaagster ter zake de verduistering van een aan haar toebehorend paard niet gestuit.

Bovendien heeft verweerder klaagster onvoldoende op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen, termijnen voor het indienen van stukken, brieven of anderszins.

 

5.

Verweerder was niet bereid lopende dossiers af te geven aan de opvolgend advocaat, voordat zijn nota’s waren voldaan.

Het is een toegevoegde advocaat bovendien niet toegestaan (niet gespecificeerde) nota’s aan zijn cliënte te zenden.

Verweerder is tekort geschoten in de uitvoering van zijn werkzaamheden.

 

6.

Klaagster heeft verweerder medio 2007 verzocht te bezien of haar betaling aan de gemeente Groningen van € 46.724,06 nog bij de Belastingdienst in mindering kon worden gebracht op haar inkomen over 2002. Ondanks zijn toezegging zulks te doen heeft verweerder nagelaten dat binnen daarvoor beschikbare termijn, die op

31 december 2007 afliep, te doen.  

 

Verweer

Het verweer luidt - kort samengevat - als volgt.

 

Ad 1

Het is juist dat verweerder de beroepstermijn heeft laten verstrijken. Dit gebeurde in overleg met klaagster, omdat een beroep kansloos zou zijn.

 

Ad 2

Nadat verweerder en klaagster gezamenlijk haar volledige dossier bij de afdeling SoZaWe van de gemeente Groningen hadden onderzocht, is in overleg besloten een civiele procedure tegen de gemeente aanhangig te maken. Daarvoor heeft verweerder een toevoeging aangevraagd en verkregen. Klaagster heeft in dat kader op 4 december 2007 een door verweerder opgemaakte overeenkomst van opdracht getekend.

 

Ad 3

Nadat verweerder de deurwaarder had verzocht het verstekvonnis tegen I. te executeren, heeft hij naar aanleiding van de ontvangst van een verzetdagvaarding, de deurwaarder verzocht met de executie te wachten gezien het procesrisico.

Hij heeft klaagster hier telefonisch over ingelicht. Omdat klaagster het hier niet mee eens was, heeft verweerder de deurwaarder verzocht de executie op naam van klaagster voort te zetten.

Omdat klaagster niet tevreden was over de voortgang heeft verweerder de stukken bij de deurwaarder weggehaald en aan klaagster toegezonden met het advies een andere advocaat te zoeken. 

 

Ad 4

In april 2007 heeft verweerder een opdracht van klaagster aanvaard aangaande de verduistering van aan haar toebehorend paard onder de voorwaarde dat zij voor bewijsmiddelen zou zorgen. Klaagster kon na maanden slechts twee schriftelijke getuigenverklaringen overhandigen. Verweerder heeft de zaak onder zich gehouden in afwachting van aanvullend bewijs om een zinvolle procedure te kunnen entameren. Verweerder heeft op 7 mei 2007 en 13 augustus 2007 brieven met een ingebrekestelling aan de wederpartij gezonden ter stuiting van de verjaring.

Uit het elektronische systeem van verweerder blijkt dat hij klaagster voortdurend op de hoogte heeft gehouden van ontwikkelingen in lopende zaken.

 

Ad 5

De  aan klaagster gezonden facturen betreffen uitsluitend kosten ter zake de eigen bijdrage en de verschotten, die zij ingevolge de Wet op de rechtsbijstand zelf dient te betalen.

 

Ad 6

Het is verweerder niet duidelijk wat de aard en inhoud van dit onderdeel van de klacht zijn.

 

Beoordeling

Ad 1

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de raad onvoldoende gebleken dat er tussen verweerder en klaagster een afspraak is gemaakt geen beroep aan te tekenen tegen een besluit van de gemeente Groningen.

Onder verwijzing naar de gedragregels is het aan verweerder om dergelijke belangrijke afspraken met zijn cliënte schriftelijk vast te leggen. Door zulks na te laten heeft hij niet alleen onverstandig maar ook klachtwaardig gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is daarom gegrond.

 

Ad 2

Ook is niet komen vast te staan dat er tussen klaagster en verweerder is afgesproken dat er een civiele procedure aanhangig gemaakt zou worden tegen de gemeente Groningen. Naar het oordeel van de raad was de tekst van de overeenkomst tot opdracht niet zodanig helder dat het voor klaagster voldoende duidelijk was dat het een opdracht voor het voeren van een civiele procedure betrof.

Ook dit onderdeel van haar klacht is gegrond.

 

Ad 3

Vast staat dat verweerder met de raadsman van I. heeft afgesproken de executie van een  tegen I. gewezen verstekvonnis op te schorten. Verweerder heeft aangegeven dat hij klaagster pas achteraf telefonisch heeft geïnformeerd.

Verweerder had een dergelijke beslissing niet zonder voorafgaand overleg met klaagster mogen nemen. Zij had immers juist om executie van het vonnis verzocht. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 

Ad 4

Verweerder heeft bestreden dat hij een vordering terzake de verduistering van een paard van klaagster heeft laten verjaren. Hij heeft een tweetal brieven overgelegd van respectievelijk 7 mei 2007 en 13 augustus 2007, waarmee hij de - blijkens de brief in het voorjaar van 2003 ontstane vordering - heeft gestuit.

Klaagster heeft vervolgens niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de verjaring middels deze brieven is gestuit. Dit onderdeel van de klacht is dan ook niet komen vast te staan en zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

Ad 5

Ingevolge de gedragregels dient een advocaat zeker in toegevoegde zaken terughoudend te zijn bij het gebruik maken van zijn retentierecht. Door de dossiers van klaagster vast te houden, ook was dat slechts voor korte tijd, totdat de nota’s waren voldaan, heeft verweerder klachtwaardig gehandeld.

 

Ad 6

Vast is komen te staan dat de betalingen die klaagster bij de Belastingdienst in mindering wenste te brengen op haar inkomen, in 2001 zijn gedaan.

Verweerder kon ter zake geen actie meer voor klaagster ondernemen omdat de termijn die daarvoor gold op 31 december 2006 was geëindigd en klaagster verweerder hierover, zo staat vast, pas in 2007 benaderd heeft.

Dit klachtonderdeel acht de raad daarom ongegrond.

Bij de bepaling van de op te leggen maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder in 2006 is beëdigd, dat hij heeft erkend dat hij op onderdelen in de uitvoering van zijn werkzaamheden tekort is geschoten, met name ook waar het gaat om het vastleggen van gemaakte afspraken en dat hij heeft aangegeven zijn handelwijze in dit soort situaties te hebben aangepast.

De raad volstaat daarom met het opleggen van een enkele waarschuwing.

 

Beslissing

De raad oordeelt de klachtonderdelen 4 en 6 ongegrond en de klachtonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

 

Aldus gewezen door mrs. M.M.A. Wind, voorzitter, M.E. Derix, M.I. van Horssen-Bok, H.J. Meijer en J.V. van Ophem, leden en uitgesproken ter openbare zitting van de raad van 22 januari 2010 door mr. P. Schulting in tegenwoordigheid van de griffier.

 

 

 

Voorzitter       Griffier

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44,4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.