Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-05-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1310

Zaaknummer

R. 3340/09.172

Inhoudsindicatie

De door verweerder gestelde afspraak met klager, dat ondanks eerder gegeven advies geen hoger beroep zou worden ingesteld is niet schriftelijk vastgelegd. Dit nalaten komt voor rekening van verweerder. De klacht is gegrond op dit punt.

Het is een advocaat niet toegestaan om een cliënt declaraties toe te sturen voor door hem verrichte werkzaamheden over de periode vanaf de aanvraag van de toevoeging tot de afgifte van de toevoeging voorafgaande aan het afgeven van de toevoeging.

Beide klachtonderdelen zijn gegrond.

Maatregel: enkele waarschuwing.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Klaagster heeft op 1 december 2008 tijdens het Dekenspreekuur bij de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam een klacht ingediend tegen

verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.

Het dossier is op 26 oktober 2009 binnengekomen bij de Raad.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van

partijen hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 15 maart 2010 waarbij klaagster en verweerder zijn verschenen.

 

FEITEN

2.1  Klaagster heeft zich in eerste instantie tot verweerder gewend voor een advies over haar rechten en verplichtingen na het door haar annuleren van een koopovereenkomst betreffende een personenauto. Klaagster werd door de dealer aangesproken tot betaling van 15% van de koopsom, een bedrag van

€ 1.500,00.

2.2  Verweerder heeft klaagster op basis van een lichte adviestoevoeging geadviseerd.

2.3  Verweerder heeft klaagster later bijgestaan in een door de autodealer gestarte procedure bij de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, waarbij betaling van

€ 1.500,00 werd gevorderd.

2.4  Verweerder heeft op 11 oktober 2007 namens klaagster een toevoeging aangevraagd ten behoeve van de procedure. Na peiljaarverlegging is op

29 januari 2008 een toevoeging afgegeven.

2.5  Verweerder heeft klaagster tot 29 januari 2008 op betalende basis bijgestaan en heeft haar voor de door hem verrichte werkzaamheden declaraties gestuurd.

2.6  Bij vonnis van 11 maart 2008 van de Rechtbank Rotterdam is klaagster veroordeeld tot betaling van € 1.500,00.

2.7  Bij brief van 26 maart 2008 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:

“Ik ben van mening dat hoger beroep een reële kans van slagen heeft. Ik zal u nog mede delen na bestudering van jurisprudentie en literatuur of ik dat standpunt blijf handhaven. Te zijner tijd probeer ik u dan uit te leggen wat mijn precieze overwegingen zijn. U heeft overigens drie maanden de tijd vanaf datum uitspraak in hoger beroep te gaan tegen het vonnis.”

2.8  Bij brief van 28 maart 2008 heeft verweerder klaagster onder meer geschreven:

“Het spreekt vanzelf dat ik niet zonder uw eventuele instemming een hoger beroep zal entameren. Zoals ik telefonisch en schriftelijk reeds aan u heb verteld, zal ik daarop nog bij u terugkomen om u een definitief advies te geven.”

2.9  Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld.

 

KLACHT

3.    Klaagster verwijt verweerder dat hij:

       a.    geen hoger beroep heeft ingesteld van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 11 maart 2008;

       b.    haar niet op basis van een toevoeging maar op betalende basis heeft bijgestaan terwijl de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging heeft afgegeven.

  

VERWEER

4.1  Ten aanzien van klachtonderdeel a voert verweerder aan dat hij herhaalde malen in telefoongesprekken met klaagster heeft meegedeeld dat hij terugkwam op zijn eerdere advies om hoger beroep in te stellen. Klaagster heeft moeten begrijpen dat hij geen hoger beroep zou instellen.

Ook als verweerder zijn positieve advies gehandhaafd had, was het de vraag of klaagster daadwerkelijk hoger beroep had willen instellen gelet op de daarmee gepaard gaande kosten en het procesrisico.

4.2 T en aanzien van klachtonderdeel b voert verweerder aan dat het hem was toegestaan om de door hem verrichte werkzaamheden tot aan het moment dat de toevoeging werd afgegeven tegen het voor hem geldende uurtarief in rekening te brengen bij klaagster. De werkzaamheden, die verricht zijn na 29 januari 2008, vallen onder de toevoeging.

4.3  Verweerder verzoekt rekening te houden met het feit dat hij op het moment van het verrichten van de werkzaamheden nog advocaatstagiaire was.

  

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ad klachtonderdeel a

5.1 K laagster heeft betwist dat verweerder met haar heeft afgesproken dat hij geen hoger beroep voor haar zou instellen tegen het vonnis van de kantonrechter en teruggekomen is op het eerder door hem gegeven advies.

Het behoort tot de verplichtingen van de advocaat om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waarnodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.2  Nu verweerder heeft nagelaten de door hem gestelde afspraak, die in verband met het verstrijken van de beroepstermijn van groot belang was voor klaagster, schriftelijk te bevestigen, komt het ontbreken van een schriftelijke bevestiging daarvan voor risico van verweerder. Dat geldt temeer nu verweerder aanvankelijk schriftelijk heeft aangegeven positief te staan tegenover een hoger beroep en nadien ook nog schriftelijk, bij brief van 28 maart 2008, heeft bevestigd daarop terug te zullen komen.

5.3  De Raad gaat dan ook voorbij aan het op dit punt gevoerde verweer en houdt het ervoor dat de gestelde afspraak niet is gemaakt.

5.4  De stelling van verweerder dat het de vraag zou zijn geweest of klaagster daadwerkelijk hoger beroep ingesteld zou hebben, indien verweerder bij zijn eerder gegeven visie was gebleven, leidt niet tot een ander oordeel.

5.5  Dit klachtonderdeel is gegrond.

  

Ad klachtonderdeel b

5.6  Vaststaat dat verweerder op 11 oktober 2007 een toevoeging heeft aangevraagd en de aanvraag op 29 januari 2008 uiteindelijk is gehonoreerd. De vanaf het moment van aanvraag verrichte werkzaamheden vielen daarom onder de afgegeven toevoeging. Het was verweerder daarmee niet toegestaan om de werkzaamheden in de periode 11 oktober 2007 tot 29 januari 2008 op betalende basis bij klaagster in rekening te brengen.

5.7  Het klachtonderdeel is gegrond.

 

MAATREGEL

6. Gelet op de gegrond bevonden klachtonderdelen acht de Raad na te vermelden maatregel passend en geboden. De Raad ziet geen aanleiding een andere maatregel op te leggen in verband met het nog advocaatstagiaire zijn van verweerder op het moment van het verrichten van de werkzaamheden.

 

BESLISSING

7.  De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht gegrond onder oplegging van de maatregel van enkele  waarschuwing;

 

Aldus gewezen door mr. mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.C. van den Dries, mr. P.S. Kamminga, mr. H.E. Meerman, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, plv. grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 17 mei 2010.

 

griffier                                                                                               voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.