Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0443

Zaaknummer

B 123 - 2009

Inhoudsindicatie

Zaak stond voor vonnis zodat verweerder aan de advocaat van de wederpartij had moeten verzoeken om toestemming om zich tot de kantonrechter te wenden. Handelen in strijd met met regel 15 lid 2.

Inhoudsindicatie

Gegrond; berisping

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

 

 

B123-2009

 

 

raad van discipline

in het ressort ‘s-Hertogenbosch

 

 

BESLISSING

 

 

inzake

 

de klacht van:

 

verder te noemen: “klager”

 

tegen

 

verder te noemen: “verweerder”,

 

 

1.         Het verloop van de klachtprocedure

 

1.1              Per brief van 9 juni 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de door klager op 19 januari 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2              De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 11 januari 2010. Klager en verweerder zijn verschenen.

2.         De feiten

2.1       In een huurgeschil staat klager verhuurder bij en verweerder de huurder. Het geschil is aanhangig bij de rechtbank Breda, sector Kanton, locatie Bergen op Zoom. Verhuurder is daarbij eiser en huurder gedaagde. Naar aanleiding van een aantal incidenten die zich tijdens deze procedure afspeelden heeft klager aanleiding gezien een klacht tegen verweerder in te dienen.  

 

3.         De klacht

 

3.1       De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen

1.         Medio augustus 2008 heeft verweerder de kantonrechter uitstel gevraagd voor het verrichten van een proceshandeling, zonder klager hiervan in kennis te stellen.

2.         Medio april 2008 heeft verweerder zich rechtstreeks tot de cliënte van klager gewend, terwijl verweerder wist dat deze cliënte door klager werd bijgestaan.

3.         Op de zitting van de kantonrechter van 7 januari 2009 heeft verweerder een akte uitlating producties genomen, waarna de kantonrechter op dezelfde zitting vonnis heeft bepaald. Bij brief van 9 januari 2009 heeft verweerder zich tot de kantonrechter gewend met een verzoek om pleidooi. Hij heeft klager een afschrift van dit verzoek doen toekomen. Hij had dit niet mogen doen zonder toestemming van klager.

 

3.2.      Ter toelichting van de klacht is door klager het navolgende aangevoerd:

Klager werd onaangenaam verrast door een rolbericht van de griffie in de procedure waarin verweerder nader uitstel was verleend voor het verrichten van een proceshandeling. Navraag leerde dat verweerder zelf om uitstel had verzocht zonder klager daarvan in kennis te stellen. Verweerder schond daarmee gedragsregel 15. Op dat moment zag klager dat door de vingers en ging er vanuit dat dat op een misverstand berustte.

Een maand later kwam klager tot de ontdekking dat verweerder zich medio april 2008 rechtstreeks tot de cliënte van klager had gewend, terwijl hij wist dat klager de zaak voor cliënte behandelde. Verweerder had hierover geen overleg gevoerd met klager en klager heeft hem daarvoor ook geen toestemming verleend. Verweerder heeft daarmee gedragsregel 18 geschonden. Per brief van 11 september 2008 heeft verweerder spijt betuigd en toegezegd dat dit niet meer zal voorkomen. Voor klager was daarmee de kous af. Daarna is de procedure op 7 januari 2009 voor vonnis komen te staan. Per brief van 7 januari 2009, nadat verweerder de laatste proceshandeling had verricht, zijn partijen daarover door de rolrechter geïnformeerd. Echter, daarna, bij brief van 9 januari 2009 heeft verweerder zich tot de rechter gewend met het verzoek om pleidooi.

Klager is van mening dat verweerder hiermee opnieuw in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels. Immers, ingevolge gedragsregel 15, lid 2, is het een advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van wederpartij tot de rechter te wenden nadat om een uitspraak is gevraagd. Gelet op alle drie de gedragingen van verweerder afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien, is klager van mening dat verweerder zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

 

4.         Het verweer

 

4.1              Het standpunt van verweerder houdt in:

verweerder betwist dat gedragsregel 15, lid 1, hem verplicht om van een bij de rechtbank ingediend verzoek tot uitstel een afschrift toe te zenden aan de wederpartij. Daarnaast heeft verweerder in elk geval zijn excuses aangeboden in zijn brief van 11 september 2008. Met betrekking tot het tweede onderdeel van de klacht merkt verweerder op dat klager daarin niet ontvankelijk is nu klager de excuses van verweerder heeft aanvaard. Daarmee was voor klager de kous af.

Met betrekking tot onderdeel 3 van de klacht merkt verweerder op dat hij betwist dat hij voor het vragen van pleidooi toestemming nodig heeft van de wederpartij. Hij heeft het recht om pleidooi te vragen en, als hij daarvoor toestemming nodig zou hebben, zou dat recht daarop worden gefrustreerd. Daarnaast merkt verweerder op dat noch hij noch klager om vonnis heeft gevraagd, maar dat dit ambtshalve door de sector kanton is besloten. Verweerder refereert aan gedragsregel 15, lid 2. Deze gedragsregel heeft tot doel om te voorkomen dat partijen proberen om de discussie te heropenen nadat het debat bij de rechter is gesloten en beide advocaten uitspraak hebben gevraagd. In deze procedure heeft de rechter de zaak reeds op de rol voor vonnis geplaatst zonder partijen de gelegenheid te geven zich over de gewenste vervolgstappen uit te laten. Dat is in strijd met artikel 134 Rv. Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat hij geen toestemming nodig had van klager voor het vragen van pleidooi en dat daarom gedragsregel 15 lid 2, niet is geschonden.

 

Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard in de klacht, omdat klachtonderdelen 1 en 2 voorwaardelijk zijn in die zin, dat zij alleen aan de orde komen als klachtonderdeel drie gegrond is.

 

5.         Beoordeling van de klacht

 

            De raad overweegt het volgende.

Ingevolge artikel 229 Rechtsvordering en ingevolge het civiele rolreglement is het de rechter die vonnis bepaalt. Het vragen van pleidooi had kunnen plaatsvinden op 7 januari 2009, de roldatum waarop verweerder een laatste proceshandeling verrichtte en de rolrechter bepaalde dat vonnis zou worden gewezen. Omdat het verzoek van verweerder tot pleidooi na deze roldatum is gedaan, op 9 januari 2009, en de zaak dus al voor vonnis stond, had verweerder aan klager moeten verzoeken om toestemming om zich tot de kantonrechter te wenden. Omdat dit niet gebeurd is heeft klager in strijd gehandeld met regel 15 lid 2.

 

Met betrekking tot de klachtonderdelen 1 en 2 merkt de raad op dat is komen vast te staan dat deze klachtonderdelen niet eerder aan de tuchtrechter zijn voorgelegd. Zijn zijn door klager ook niet onder enige voorwaarde geformuleerd. Het zijn op zichzelf staande klachten, die zelfstandig kunnen worden behandeld.

Mede omdat verweerder het klachtwaardige van klachtonderdelen 1 en 2 heeft onderkend staat voor de raad vast dat deze klachtonderdelen gegrond zijn.

 

Gezien de feiten en de frequentie ervan acht de raad een berisping een passende sanctie.

 

6.                  Beslissing

 

De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, L.W.M. Caudri, P.J.W.M. Theunissen, (leden), op 1 maart 2010.

 

 

Mr.  P. Beens (plaatsvervangend griffier).                   Mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter

 

Verzonden op : 2 maart 2010

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.