Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA0374

Zaaknummer

09-87

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Verweerder handelt in strijd met de voorschriften op de controle van de naleving Wid/MOT, door niet tijdig op het verzoek om nadere informatie van de Algemeen Secretaris en de plaatselijk deken te reageren. Evenwel geen sprake van structureel niet of te laat reageren op verzoeken van de deken (de klacht), nu verweerder daar in andere zaken waarop het verwijt ook betrekking een te begrijpen verklaring voor had.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

09-87

 

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

 

Bij brief van 30 september 2009 heeft mr. J.A. Holsbrink, Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo, ter kennis van de Raad gebracht zijn ambtshalve bezwaar tegen:

 

mr. xx

advocaat te [plaats]

hierna te noemen verweerder

 

1.  Op 16 november 2009 heeft de mondelinge behandeling ten overstaande van de Raad plaatsgevonden. Zowel de Deken als verweerder zijn verschenen.

 

2.  De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter en mrs. F.Klemann, P.R.M. Noppen, P.J.M. van Wersch en C.J. Lunenberg-Demenint, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier.

 

3.   Het dekenbezwaar luidt als volgt.

Verweerder heeft niet tijdig en stipt informatie verstrekt naar aanleiding van een verzoek inzake de steekproef in het kader van de verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Wid/MOT [1] ); Verweerder laat structureel na om brieven die hij ter beantwoording van de orde ontvangt, tijdig te beantwoorden.

 

4.   Verweerder heeft als volgt verweer gevoerd. Hij heeft ten onrechte op de opgave in het kader van de Centrale Controle Verordeningen, waaronder de verordening op de praktijkuitoefening, onderdeel Wid/MOT, opgave gedaan dat verweerder Wid-gerelateerde diensten zou verlenen. Omdat deze informatie feitelijk onjuist was, heeft verweerder niet gereageerd naar aanleiding van de verzoeken om nadere opgave van de Algemeen Secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten van 9 juni 2009 en 2 juli 2009. Naar aanleiding van het verzoek van de Deken van 7 augustus 2009 om opheldering, heeft verweerder het Wid/MOT-formulier alsnog aan de Nederlandse Orde van Advocaten toegezonden. De brief van de Deken d.d. 31 augustus 2009, waarin de Deken vraagt waarom verweerder niet eerder heeft gereageerd op de brief van de landelijke orde, heeft verweerder in eerste instantie onbeantwoord gelaten, omdat deze, zonder dat verweerder daarvan kennisnam, in het dossier is opgeborgen. Verweerder beseft dat hij voor deze gang van zaken verantwoordelijk is maar betwist dat hij stelselmatig of structureel brieven van de plaatselijke of landelijke orde onbeantwoord zou laten. Voor zover verweerder anderszins niet onmiddellijk heeft gereageerd op brieven van de Deken, waren daarvoor gegronde redenen. In het kader van een klacht die verweerder heeft ingediend tegen een voormalig kantoorgenoot en waarbij dat is voorgevallen, heeft hij de Deken daarmee voldoende ruimte willen geven om te bemiddelen. In een tegen verweerder ingediende klacht heeft verweerder niet binnen de gestelde termijn gereageerd, omdat een daarmee samenhangende klacht in behandeling was bij de Deken van de Orde van Advocaten in Zwolle, en een reactie eerst kon worden gegeven nadat een reactie was ontvangen in die Zwolse zaak.

 

5.   Bij de beoordeling van de klacht gaat de raad uit van de volgende gegevens.

Bij brief d.d. 19 juni 2009, heeft de Algemeen Secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten aan verweerder medegedeeld dat hij in het kader van de controle op de naleving van de verordening op de praktijkuitoefening, onderdeel Wid/MOT, nadere opgave diende te doen van de Wid-plichtige diensten die verweerder had verricht en hoeveel dossiers het bij benadering betrof. Verweerder heeft niet gereageerd naar aanleiding van deze brief. Op 2 juli 2009 zond de Algemeen Secretaris een rappel met het verzoek om vóór maandag 13 juli 2009 alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. Verweerder heeft hierop opnieuw niet gereageerd, waarna klager bij brief van 13 augustus 2009 is ingelicht dat verweerder niet heeft gereageerd.

 

Bij brief van 17 augustus 2009 heeft de Deken verweerder gevraagd opheldering te verschaffen over de gang van zaken. Verweerder heeft bij brief d.d. 28 augustus 2009 alsnog de gevraagde informatie verstrekt aan de landelijke orde, en daarvan een afschrift verzonden aan de Deken. Bij brief d.d. 31 augustus 2009 heeft de Deken gevraagd hem te informeren waarom verweerder niet eerder heeft gereageerd op de brieven van de landelijke orde.

 

Verweerder heeft tegen een voormalig kantoorgenoot, die zelfstandig praktijk is gaan voeren, een klacht ingediend ter zake de financiële afwikkeling van de door deze voormalige kantoorgenoot meegenomen zaken. In deze kwestie heeft de (voormalig) Deken getracht het geschil op te lossen door bemiddeling en is uitvoerig gecorrespondeerd met de Deken, waarbij verweerder niet altijd aanstonds of prompt heeft gereageerd naar aanleiding van brieven van de Deken.

In een andere kwestie, betreffende een klacht die een confrère uit het arrondissement Zwolle tegen verweerder aanhangig heeft gemaakt, heeft verweerder evenmin aanstonds en prompt gereageerd. Tegen voornoemde confrère heeft verweerder ook zelf een klacht ingediend bij de Deken te Zwolle, naar aanleiding waarvan deze confrère eerst na enige maanden reageerde. De Deken was op de hoogte van de klacht die verweerder bij de Deken in Zwolle heeft ingediend en dat beide klachten samenhingen.

 

 

6.  De Raad beoordeelt de klacht als volgt.

     Ad klachtonderdeel a.

Per 1 juli 2009 is de Verordening op de praktijkuitoefening ingetrokken. De bepalingen van deze Verordening zijn grotendeels overgenomen in de Verordening op de administratieve en de financiële integriteit. In deze wijziging valt geen veranderd inzicht te bespeuren in de regels waarom het hier gaat of het belang van de naleving van die regels.

Vast staat dat verweerder niet stipt en tijdig heeft gereageerd naar aanleiding van verzoeken van de Algemeen Secretaris van de landelijke orde die met (de controle op) de  uitvoering van deze regelgeving is belast tot verstrekking van nadere informatie over de door hem beweerdelijk verrichte Wid-plichtige diensten. Pas naar aanleiding van het verzoek van de Deken te reageren, waarbij een dekenbezwaar in het vooruitzicht werd gesteld, verstrekte verweerder alsnog nadere informatie. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft er (inderdaad, zoals de deken aanvoert) groot belang bij om de controle op de naleving van de Wid/MOT-regeling in eigen beheer te houden. Hiervoor is noodzakelijk dat de betrokken advocaten daaraan onvoorwaardelijk hun medewerking verlenen, hetgeen verweerder niet heeft gedaan. De door verweerder aangevoerde reden waarom hij niet prompt en adequaat heeft gereageerd, disculpeert verweerder, in het licht van het belang van de Orde, niet.  Klachtonderdeel a. is dan ook gegrond.

 

    Ad klachtonderdeel b.

De Raad ziet onvoldoende aanleiding vast te stellen dat verweerder, zonder enige geldige reden, structureel na zou laten om op brieven van de Deken of de landelijke orde te antwoorden.

In het kader van de klachtbehandeling van een tegen verweerder gerichte klacht heeft verweerder niet onmiddellijk gereageerd omdat in dezelfde kwestie een klacht liep tegen de oorspronkelijke klager bij de Deken in het arrondissement Zwolle. De Deken was hiervan op de hoogte. Voorstelbaar is dat verweerder de reactie af wilde wachten die door de beklaagde in Zwolle moest worden gegeven, alvorens hij zich nader kon of wilde uitlaten naar aanleiding van die tegen hem ingediende klacht die bij de Almelose deken (klager) in behandeling was.

In de andere kwestie die de Deken heeft aangevoerd ter adstructie van zijn stelling dat er sprake zou zijn van het structureel niet reageren op zijn brieven, is verweerder steeds nauw betrokken geweest bij de voortgang in de afwikkeling van de klacht waarbij verweerder steeds ruimte heeft gelaten en willen laten voor een bemiddeling. Tegen die achtergrond, waarvan de raad deze kwestie niet wil isoleren is te begrijpen dat verweerder niet tijdig heeft gereageerd omdat hij meende dat hij de Deken daarvoor voldoende ruimte moest gunnen. Klachtonderdeel b. is, begrepen in die context derhalve ongegrond of in elk geval van onvoldoende gewicht om een tuchtrechtelijk verwijt op te kunnen leveren.

 

De beslissing van de Raad luidt als volgt:

Klachtonderdeel a. is gegrond en klachtonderdeel b. is ongegrond.

 

De Raad legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus beslist door de Raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

 

Voorzitter                                                      Griffier

 

 

[1] ) de afkortingen voor de Wet identificatie bij dienstverlening en Wet melding ongebruikelijke transacties die de raad verder ook zal hanteren.