Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0901

Zaaknummer

R. 3357/09.189

Inhoudsindicatie

Schending gedragsregel 10 door vertrouwelijk verstrekte informatie te gebruiken voor ander doel dan waarvoor die verstrekt is.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1 B ij brief van 21 maart 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Dordrecht. Bij brief van 22 oktober 2009 heeft klager een aanvullende klacht ingediend. Het dossier is door de Raad ontvangen op 2 december 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen ter griffie.

1.3   De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 19 april 2010.

Ter zitting zijn klager en verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde mr. B., verschenen.

 

FEITEN

2.1 Verweerder heeft als advocaat mw. T. als benadeelde partij in een procedure bijgestaan.

2.2  Verweerder verzocht in die hoedanigheid op 11 februari 2008 aan de officier van justitie te Dordrecht om een kopie van het politiedossier inzake het ongeval op 27 november 2007, waarbij de dochter van zijn cliënte was komen te overlijden. Als reden werd door verweerder aangevoerd: “Het is namelijk van uitermate groot belang dat cliënte alle details rondom het ongeval zelf kan lezen en vervolgens een start kan maken met de verwerking daarvan.”

2.3  De officier van justitie heeft een kopie van het dossier verstrekt op grond van en met het doel van artikel 51a en 51d Wetboek van Strafvordering (kort gezegd: schadevergoeding en rouwverwerking) en dat ook in zijn aanbiedingsbrief vermeld. Het dossier heeft verweerder op 7 maart 2008 feitelijk in handen gekregen.

2.4  Op 8 maart 2008 verscheen in AD Dordtenaar Drechtsteden Dichtbij een uitgebreid artikel over het ongeval op 27 november 2007, waarin informatie uit het aan verweerder verstrekte dossier was verwerkt. In dit artikel werd tevens melding gemaakt van het feit dat het dossier de dag ervoor (dus op 7 maart 2008) aan de wethouder in Dordrecht was gestuurd.

2.5  Verweerder heeft als advocaat mw. K. als benadeelde partij in een procedure bijgestaan.

2.6  Verweerder verzocht in die hoedanigheid in oktober 2009 aan de officier van justitie te Dordrecht om een kopie van het strafdossier terzake.

2.7  De officier van justitie heeft op 6 oktober 2009 een deel van het strafdossier verstrekt. In de aanbiedingsbrief aan verweerder heeft hij opgenomen: “Volledigheidshalve maak ik u er op attent dat deze stukken uitsluitend ten behoeve van het voeren van het proces aan u en uw cliënt verstrekt worden. Nadrukkelijk meld ik u – gezien een eerdere ervaring met een verstrekking aan u – dat deze stukken niet bedoeld zijn om aan derden, zoals de pers te verstrekken.”

2.8 O p de ochtend van de zitting, 13 oktober 2009, verscheen in het AD een artikel waarin bepaalde zinnen waren opgenomen die rechtstreeks afkomstig waren uit het aan verweerder verstrekte gedeelte van het strafdossier. De cliënte van verweerder heeft desgevraagd aan de officier van justitie laten weten niet (zelf) met de pers te hebben gesproken.

 

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat hij artikel 46 Advocatenwet en Gedragsregel 10 heeft overtreden terwijl hij aldus handelend tevens de belangen van zijn cliënten (mogelijk) heeft geschaad door:

a. aan hem met een specifiek doel verstrekte, vertrouwelijke informatie ( waaronder processtukken) met een ander doel aan derden te verstrekken althans ter inzage te geven.

b. aan hem onder specifieke voorwaarden verstrekte, vertrouwelijke informatie in strijd met die voorwaarden aan derden te verstrekken althans ter inzage te geven.

 

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgendeaangevoerd:

 

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a:

Kort na het ongeval heeft mw. T. zelf de media opgezocht om aandacht te vragen voor de verkeersproblematiek rondom zebrapaden in het algemeen en haar privé-situatie in het bijzonder. Zij heeft verweerder toen verzocht om de door haar al gelegde mediacontacten te onderhouden en zonodig te gebruiken in het belang van haar zaak. Vervolgens is aan de media in kwestie bericht dat de contacten voortaan via verweerder zouden lopen. Vervolgens is het dossier opgevraagd bij het OM. Dat is op 7 maart 2008 verstrekt. Na lezing ervan is op uitdrukkelijk verzoek van mw. T toen de journalist van het AD op de hoogte gebracht van de beschikbaarheid van het dossier en heeft deze het dossier ingezien op kantoor van verweerder. Aan de wethouder is een kopie van het dossier verstrekt. Dit met het oog op door hem toegezegde verkeersmaatregelen. Bij het openbaar maken van het dossier stelt verweerder een belangenafweging te hebben gemaakt, onder meer rekening houdend met het belang van het strafrechtelijk onderzoek, het algemeen belang, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (van verdachte en derden) en het belang van zijn cliënte, mw. T. Deze belangenafweging is in het voordeel van mw. T. uitgevallen. Van klachtwaardig handelen is aldus volgens verweerder geen sprake.

 

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b:

Op 21 september 2009 ontving verweer uit handen van zijn cliënte, mw. K., een kopie van het proces-verbaal van haar verhoor in een strafzaak. Met cliënte heeft verweerder besproken dat hij namens haar de media in voorkomend geval te woord zou staan. Dat is aan de journalist van het AD medegedeeld. Aan hem is het exemplaar van het proces-verbaal afkomstig van mw. K. ter inzage gegeven, tezamen met de door Slachtofferhulp Nederland opgestelde slachtofferverklaring. Door verweerder zijn voorwaarden aan publicatie verbonden: anoniem en eerst na zijn goedkeuring. Vervolgens is op 25 september 2009 een verzoek ingediend bij de officier van justitie om een kopie van het strafdossier. Vervolgens is op 8 oktober 2009 onder embargo een kopie van het proces-verbaal van verhoor van mw. K. en van de dagvaarding verstrekt. Bij het openbaar maken van het proces-verbaal en de slachtofferverklaring stelt verweerder een belangenafweging te hebben gemaakt, onder meer rekening houdend met het belang van het strafrechtelijk onderzoek, het algemeen belang, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (van verdachte en derden) en het belang van zijn cliënte, mw. K. Deze belangenafweging is in het voordeel van mw. K. uitgevallen. Van klachtwaardig handelen is aldus volgens verweerder geen sprake.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 De Raad acht de beide klachtonderdelen gegrond.

5.2 Vooropgesteld wordt dat Gedragsregel 10 bepaalt dat de advocaat bij het  verstrekken van informatie aan derden over een zaak die bij hem in behandeling is, behalve de belangen van zijn cliënt tevens de gerechtvaardigde belangen van anderen in acht neemt.

5.3 Lid 2 van deze Gedragsregel bepaalt dat in een strafzaak, zoals waarvan hier sprake is, de advocaat geen afschrift van processtukken (waarvan het proces-verbaal van aangifte deel uitmaakt) aan de media verstrekt. Dit zou uitzondering kunnen lijden indien sprake is van ernstige schending van de belangen van zijn cliënt als kennelijk gevolg van door anderen aan de zaak gegeven ruchtbaarheid. De advocaat is terughoudend bij het geven van inzage in die stukken. Dat laatste geschiedt slechts met het oog op een correcte informatieverstrekking. Op de advocaat rust in deze een eigen verantwoordelijkheid, waaruit hij niet kan worden ontslagen door opdracht of instemming van zijn cliënt.

 

5.4  Ten aanzien van klachtonderdeel a.

Vast staat dat aan de pers geen afschrift van de processtukken is verstrekt maar dat daarin wel inzage is gegeven. Volgens verweerder met als doel de rouwverwerking van zijn cliënt. Dat doel komt de Raad gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting, legitiem voor. Aan een andere derde, de wethouder is echter wel afschrift verstrekt. De Raad is van oordeel dat de zaak op een andere, voor de verdachte minder schadelijke manier, onder de aandacht van de wethouder had kunnen worden gebracht. De belangenafweging die verweerder stelt te hebben gemaakt had dan ook anders moeten uitvallen. Daarmee staat vast dat verweerder niet de vereiste terughoudendheid en zorgvuldigheid heeft betracht en met verstrekking van het afschrift Gedragsregel 10 geschonden.

 

5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b.

De Raad stelt voorop dat een proces-verbaal van aangifte een processtuk in de zin van Gedragsregel 10 is, ongeacht van wie het afkomstig is.

Vast staat dat aan de pers geen afschrift van de processtukken is verstrekt maar dat daarin wel inzage is gegeven. Daarmee heeft verweerder in strijd met de door de officier van justitie aan het verstrekken van de stukken verbonden voorwaarde, zoals hiervoor onder 2.7 geciteerd, gehandeld. Vanzelfsprekend zag die voorwaarde op de verstrekte stukken als zodanig en niet slechts op het specifiek verstrekte exemplaar van het proces-verbaal in het bijzonder. Het had onder de gegeven omstandigheden op de weg van verweerder gelegen om – al dan niet in overleg met de officier van justitie en/of de deken – naar een alternatief te zoeken.

 

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de Raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-  verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

-   legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.