Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1207

Zaaknummer

10-134

Inhoudsindicatie

De zorg voor clieënt. 1.4 kwaliteit verleende bijstand. 1.5 Afrekening niet in orde.

Inhoudsindicatie

Schorsing veertien dagen.

Uitspraak

10-134

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF TE ARNHEM

Bij brief dd. 9 september 2010 heeft mr. A.P.J.M. de Bruyn, deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zutphen, ter kennis van de raad gebracht de klacht van:

klager,

wonend te [woonplaats]

tegen

verweerder

tot [….] 2010 als advocaat gevestigd te [plaats],

wonend te [woonplaats],

postadres [adres] te [plaats],

1. De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 oktober 2010, waar noch klager noch verweerder is verschenen.

De raad heeft bij de behandeling van de klacht zitting gehouden in de volgende samenstelling: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. E. Bige, J.R.O. Dantuma, G.E.J. Kornet en P.R.M. Noppen, leden van de raad, en is bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier.

2. Na of tijdens die behandeling is op het kantooradres van de griffier van de zijde van [B] een wrakingsverzoek binnen gekomen, gericht tegen de voorzitter. Dat verzoek is door de raad (in een andere samenstelling) op 25 oktober 2010 behan-deld en bij beslissing van 5 november 2010 afgewezen.

3. Verweerder heeft voor klager een tweetal zaken in behandeling gehad, een zaak tegen [Y]Vitens en een zaak tegen [Q].

De [Q]-zaak heeft geleid tot een vonnis waarbij klager in het gelijk is gesteld. Als gevolg van die op zichzelf gunstige uitkomst werd een loonkorting teruggedraaid en verloor klager een aantal toeslagen, te weten zorgtoeslag en huurtoeslag, en werd hij tevens anders aangeslagen voor gemeentelijke belastingen.

Klager verwijt verweerder dat hij deze aspecten niet ter hand heeft genomen en zich, na het [Y]-vonnis, heeft beperkt tot het instellen van beroep om een kosten-vergoeding voor zichzelf als raadsman te verkrijgen.

In de [Y]-zaak (klager was in verband met achterstallige betalingen afgesloten van waterlevering) heeft de rechter wel materiële schadevergoeding aan klager toege-kend, maar niet vergoeding van de immateriële schade. Hij klaagt erover dat het negatieve appeladvies niet deugdelijk door verweerder is gemotiveerd.

Tenslotte meent klager dat de afrekening van verweerder niet duidelijk is.

4. De raad beoordeelt de klachten als volgt.

Klagers verwijt met betrekking tot de [Q]-zaak betreft een procedure die door mr. [C], toenmalig medewerker van verweerder, is opgestart. Verweerder heeft klager alleen ter zitting bijstand verleend.

Die procedure had als doel vergoeding te verkrijgen van de kosten die klager in de vorm van de hem opgelegde eigen bijdragen had moeten maken in de eerdere pro-cedure tegen het [Q] waarin hij in het gelijk was gesteld. Het is dus feitelijk onjuist dat verweerder louter en alleen zou hebben getracht in die procedure vergoeding van kosten voor zichzelf als raadsman te verkrijgen, het ging hier juist om de eigen bijdrage die klager sowieso aan verweerder althans diens kantoor verschuldigd was.

Als de raad klager goed begrijpt had deze graag gezien dat zijn advocaat daarnaast zou hebben getracht om in rechte compensatie te realiseren van de nadelige belas-tingeffecten van de door hem gewonnen procedure. De raad ziet niet uit hoofde van welke rechtsregel verweerder althans diens medewerker [C] een dergelijke compensatie had moeten claimen. Klager heeft dat verder ook niet toegelicht.

Dit onderdeel van de klacht is dus ongegrond.

Klagers verwijt met betrekking tot de [Y]-procedure ziet kennelijk op het feit dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij niet nogmaals in hoger be-roep de vordering tot immateriële schadevergoeding aan de orde heeft willen stel-len.

De raad heeft gezien dat verweerder het vonnis en de motivering daarvan in zijn brief van [….] 2009 aan klager heeft beschreven. De raad heeft er wel begrip voor dat verweerder in dit geval aan zijn negatieve appeladvies niet veel woorden heeft besteed. De motivering van de afwijzing zal duidelijk zijn geweest. Als er een ge-rede kans was geweest op een betere uitkomst in appel dan zou de waardering daarvan gebaseerd moeten zijn geweest op materiaal dat in de onderhavige casus niet direct voorhanden lijkt althans door de raad niet is gevonden.

Ook dit onderdeel van de klacht is daarom ongegrond.

Klagers verwijt ten aanzien van de afrekening treft doel.

In zijn brief van [….] 2010 aan klager heeft verweerder gesteld dat na verrekening van het door zijn kantoor van [Y] ontvangen bedrag van € 326,44 met de open-staande declaraties, een door klager aan zijn kantoor te betalen bedrag resteerde van € 513,50.

In zijn verweer tegen de klacht bij brief d.d. [….] 2010 heeft verweerder juist be-rekend dat het onbetaald gelaten declaratiesaldo € 513,50 bedroeg en dat hij daar-mee de van [Y] ontvangen € 326,44 heeft verrekend zodat resteert door klager te voldoen € 187,06.

Verweerder heeft op geen enkele wijze verklaard of onderbouwd waarom hij eer-der tot een met deze laatste opgaaf afwijkende specificatie kwam. Hij heeft nagelaten inzichtelijk te maken welke declaraties op welke wijze zijn verrekend. De raad kan dan ook niet anders dan concluderen dat verweerder hier terecht wordt verweten dat hij tekort is geschoten in het verstrekken van een duidelijke, eenduidige afrekening. Dit onderdeel is dan ook gegrond. Met betrekking tot de terzake op te leggen maatregel overweegt de raad dat verweerder eerder alsook bij beslissing van heden tuchtrechtelijk is bestraft in kwesties die de financiële afwikkeling van zaken betreffen.

De beslissing van de raad luidt als volgt:

klachtonderdelen 1 en 2 zijn ongegrond, het derde klachtonderdeel is gegrond.

Verweerder wordt terzake de maatregel opgelegd van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 14 dagen. Deze schorsing gaat in op de 43ste dag nadat verweerder na eventuele herinschrijving op het tableau de praktijk heeft hervat.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2010.

griffier     voorzitter