Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0766

Zaaknummer

M 183-2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door geen althans onvoldoende duidelijkheid te geven over de financiële aspecten van de zaak en door niet op de brief van de cliënt te reageren. Voorwaardelijke schorsing twee weken.

Uitspraak

 

M 183 -2009 Klacht

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

klaagster,

 

tegen

 

verweerder,

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 26 augustus 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het           arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen        toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

 

1.2       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 29 maart 2010, waarvoor  partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 2 februari 2010, waarbij  aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de        griffier tot 15 maart 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte             gesteld. Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, mw X, en verweerder verschenen.

 

2.         De feiten

 

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een gerechtelijke procedure bij de Centrale Raad van Beroep. Voordat de zitting plaatsvond op 4 april 2008 heeft verweerder de behandeling van de zaak van de vorige advocaat van klaagster overgenomen. Op 26             maart 2008 heeft verweerder    een psychiatrisch rapport aan de Centrale Raad van Beroep             toegezonden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het rapport te laat was         ingediend en niet zou worden meegenomen bij de beoordeling van de zaak. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen            van het bestreden besluit in stand gelaten. Verweerder heeft abusievelijk aan klaagster           bericht dat zij weer in het oude arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100% zou     terugkomen. De vorige advocaat van klaagster behandelde de zaak op toevoegingsbasis.            Klaagster heeft ten kantore van verweerder ter zake de door hem verrichte werkzaamheden een contante betaling verricht. Partijen verschillen van mening over de             hoogte van het betaalde bedrag.

 

 

3.         De klacht

 

3.1       De klacht houdt het volgende in:

           

1.         Verweerder heeft in de zaak van klaagster stukken te laat ingediend. (verslag psychiater d.d. 11 januari 2008).

2.         Verweerder heeft klaagster onjuist voorgelicht over de consequenties van de door de CRvB in haar zaak gedane uitspraak. (brief 27 mei 2008)

3.         Verweerder heeft klaagster een eigen bijdrage van € 5.500,00 laten betalen, terwijl  zij in aanmerking had kunnen komen voor een toevoeging.

4.         Verweerder heeft nagelaten te reageren op de brief van klaagster van 5 december 2008, waarin zij haar klachten over verweerder heeft geuit.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:

Verweerder is op meerdere fronten tekortgeschoten. Verweerder heeft stukken te laat  ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, met als gevolg dat deze niet zijn         meegenomen    bij de beoordeling van de zaak. Verweerder heeft klaagster bij brief d.d.       27 mei 2008 onjuist geïnformeerd over het resultaat van de procedure, waardoor zij tot        8 september 2008 in de veronderstelling verkeerde dat zij niet langer aanspraak hoefde te          maken op een uitkering in het kader van de WWB. Verweerder heeft voor deze fout geen             excuses aangeboden. Klaagster kwam in aanmerking voor een toevoeging, maar toch             heeft zij een bedrag van € 5.500,-- betaald aan verweerder, welk bedrag zij gerestitueerd    wil zien. Verweerder heeft klaagster nimmer een declaratie of een urenspecificatie doen toekomen.

 

 

4.         Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:

           

            1.         Het door klaagster bedoelde stuk is met bekwame spoed ingediend, nagenoeg onmiddellijk nadat klaagster verweerder had ingeschakeld; bij de mondelinge            behandeling is aan de inhoud ervan ook wel degelijk aandacht besteed.

            2.         Dit was inderdaad een abuis veroorzaakt door de nogal cryptische formulering  van het dictum door de CRvB.

            3.         Verweerder heeft niet gewerkt op basis van toevoeging; zie brief 25 maart         2008.

            4.         Deze brief is nimmer ontvangen.

 

4.2       Ter toelichting van het verweer is door verweerder het navolgende aangevoerd:

            Verweerder is niet tekortgeschoten. Verweerder heeft de behandeling van de zaak pas kort voor de zitting van de vorige advocaat van klaagster overgenomen. Verweerder heeft de opdracht op 25 maart 2008 aan klaagster bevestigd en heeft diezelfde dag aan de         vorige advocaat per telefax verzocht om hem de stukken toe te sturen, waarna hij het             psychiatrisch rapport op 26 maart 2008 aan de Centrale Raad van Beroep heeft            toegestuurd. Inderdaad is abusievelijk aan klaagster geschreven dat zij weer zou  terugkomen in het oude arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De reden voor  dit misverstand is geweest dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep nogal       cryptisch was. Verweerder heeft voor het misverstand zijn excuses aangeboden. Verweerder heeft niet  op basis van een toevoeging gewerkt, hetgeen blijkt uit de     opdrachtbevestiging d.d. 25 maart 2008. Verweerder heeft de brief d.d. 5 december             2008 niet ontvangen.

 

 

5.         Beoordeling van de klacht

 

            Klachtonderdeel 1

5.1       Vast is komen te staan dat verweerder op 25 maart 2008 aan de vorige advocaat heeft             verzocht het dossier over te dragen, waarna verweerder het psychiatrisch rapport op 26       maart 2008 heeft verzonden aan de Centrale Raad van Beroep. Uit de overgelegde            stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt niet dat het psychiatrisch             rapport al voor 25 maart 2008 in het bezit van verweerder was. De raad is dan ook van            oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat de Centrale Raad van Beroep heeft  geoordeeld dat het rapport te laat was ingediend en dat het rapport om die reden niet in de       beoordeling kon worden meegenomen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve        ongegrond.

 

            Klachtonderdeel 2

5.2       Verweerder heeft erkend dat hij klaagster onjuist heeft ingelicht over de consequenties  van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in haar zaak. Verweerder wijt dit aan           de cryptische bewoordingen van de uitspraak. De raad is echter van oordeel dat van         verweerder als professionele dienstverlener mag worden verwacht dat hij de inhoud van       een gerechtelijke uitspraak op de juiste wijze weet te interpreteren en vervolgens op de juiste wijze weet over te brengen aan zijn cliënt. Klaagster betwist dat verweerder, zoals             hij stelt, zijn excuses heeft aangeboden en zulks blijkt ook niet uit de overgelegde           stukken, zodat het naar het oordeel van de raad ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd. De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals het een     behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

            Klachtonderdeel 3

5.3       Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat           klaagster door haar vorige advocaat op toevoegingsbasis werd bijgestaan. Klaagster wist  althans kon derhalve weten dat zij voor een toevoeging in aanmerking kwam. Klaagster    heeft verweerder echter betaald voor zijn werkzaamheden. Daaruit blijkt naar het oordeel             van de raad dat zij ermee heeft ingestemd dat verweerder, ofschoon zij voor door de     overheid gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam, zijn werkzaamheden op      betalende basis verrichtte. Voor zover klaagster verweerder verwijt dat hij zijn          werkzaamheden niet op toevoegingsbasis maar op betalende basis heeft verricht is de    klacht dan ook ongegrond.

 

5.4       Partijen verschillen van mening over de vraag welk bedrag klaagster aan verweerder ter             zake de door hem verrichte werkzaamheden heeft betaald. Klaagster stelt contant een        bedrag van € 5.500,-- in twee termijnen aan verweerder te hebben betaald. Verweerder is    niet eenduidig in zijn verklaringen omtrent de door klaagster verrichte betaling.            Aanvankelijk stelt hij dat met klaagster een bedrag van € 3.750,-- inclusief BTW was    overeengekomen en dat dit bedrag contant is betaald, later nuanceert hij dit door te stellen    dat weliswaar een bedrag ad € 3.750,-- inclusief BTW was overeengekomen, doch dat  klaagster slechts een bedrag van € 2.000,-- inclusief BTW heeft betaald.

 

5.5       Uit de opdrachtbevestiging d.d. 25 maart 2008 blijkt niet dat een honorariumafspraak van         € 3.750,-- inclusief BTW is gemaakt. Verweerder heeft voorts niet alleen nagelaten             klaagster een factuur te sturen dan wel te overhandigen, maar heeft ook geen kopie van    de kwitantie (die hij stelt te hebben verstrekt) en zelfs geen urenspecificatie overgelegd.       De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële         aangelegenheden en dient zijn declaratie zodanig in te richten dat de cliënt daaruit kan        afleiden welke bedragen in rekening worden gebracht voor honorarium, verschotten en       BTW. De raad is van oordeel dat verweerder hierin is tekort geschoten. Verweerder heeft             geen althans onvoldoende duidelijkheid gegeven over de financiële aspecten van de zaak.

            In zoverre is dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond.

 

            Klachtonderdeel 4

5.6       Klaagster beklaagt zich erover dat verweerder niet heeft gereageerd op haar klachtbrief             d.d. 5 december 2008. Verweerder betwist deze brief te hebben ontvangen. Tijdens de  instructiefase heeft de Deken op basis van de door klaagster overgelegde Track en Trace- informatie van TNT Post echter vastgesteld dat de aangetekende verzending en bezorging          door klaagster aannemelijk is gemaakt. Door niet op de brief te reageren heeft verweerder         niet gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Ook dit    onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

 

5.7       De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 ongegrond en de klachtonderdelen 2,          3 en 4 gegrond moeten worden verklaard. De raad constateert voorts dat verweerder reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld omdat hij onvoldoende zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden heeft betracht. Deze tuchtrechtelijke           beslissingen hebben kennelijk echter niet tot een gewijzigde opstelling van verweerder           geleid. De raad acht in deze een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de        praktijk voor de duur van twee weken passend en geboden.

 

 

6.         Beslissing

De raad verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond. De raad verklaart de klachtonderdelen 2, 3 en 4 gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, met de bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, die de raad vaststelt op een periode van een jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. L.W.M. Caudri, L.R.G.M. Spronken, J.D.E. van den Heuvel, R.G.A.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 31 mei 2010.

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                           mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

 

 

Verzonden op:

 1 juni 2010.

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.