Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0544

Zaaknummer

M 148B - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Niet vergewissen van het doorvoeren door de deurwaarder van een aan deze telefonisch doorgegeven adreswijziging is niet dusdanig verwijtbaar dat dit de advocaat tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

Inhoudsindicatie

Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt, indien een toevoegingvraag is afgewezen, informeert over de mogelijkheid van peiljaarverlegging.

Inhoudsindicatie

Gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

 

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

 

 

Beslissing

 

inzake

 

de klacht van

 

klaagster,

gemachtigde

 

tegen

 

advocaat,

verweerster.

 

1. Verloop van de procedure

 

1.1       Bij brief van 15 juli 2009  heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement X de door klaagster op 23 april 2009 ingediende klacht toegezonden aan de raad, tezamen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

 

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

- brief dd. 28 december 2009, met bijlagen, van klaagster,

- brief dd. 6 januari 2010, met bijlagen, van verweerster.

 

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 25 januari 2010. De behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden tegelijk met de behandeling van de klacht van klaagster in klachtzaak M 148A-2009.

Verschenen zijn: klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerster. Aanwezig was verweerder in klachtzaak M 148A-2009.

 

2. De feiten

 

2.1       Verweerster heeft klaagster in de periode 2007 – 2009 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op 30 januari 2007 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd, welke aanvraag bij beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand dd. 6 maart 2007 is afgewezen. Verweerster heeft in de echtscheidingszaak voorlopige voorzieningen verzocht, een verzoekschrift echtscheiding ingediend , een verweerschrift tegen zelfstandig verzoek, nadien gewijzigd in een gemeenschappelijk verzoek met convenant, opgesteld en ingediend.

Verweerster heeft namens klaagster een kort geding gevoerd in verband met een ontstane achterstand van de hypotheekbetalingen door de wederpartij en heeft conservatoir beslag laten leggen onder de werkgever van de wederpartij. Na de echtscheiding heeft verweerster een verzoekschrift tot verhoging van de kinderalimentatie ingediend, welk verzoek bij beschikking van de rechtbank is toegewezen. Verweerster heeft deze beschikking van de rechtbank toegezonden aan de deurwaarder met het verzoek tot betekening en executie hiervan over te gaan. Toen bleek dat de deurwaarder had proberen te betekenen aan het oude adres van de wederpartij heeft klaagster de stukken retour gevraagd en heeft zij zich tot een andere deurwaarder gewend. Klaagster werd door deze gewezen op de benodigde titel ex artikel 58 EEX Verordening.

 

3. De klacht

 

3.1       De klacht bestaat uit de navolgende onderdelen:

1.         Verweerster heeft klaagster in de echtscheidingsprocedure niet begeleid en geadviseerd; alles moest worden voorgekauwd.

2.         Verweerster heeft fouten gemaakt, o.a. door beslag te leggen onder de verkeerde werkgever en stukken te laten betekenen op een foutief adres, en het totaal gebodene stond in geen verhouding tot de aangeboden nota’s.

3.         Verweerster heeft verzuimd om bij de Raad voor Rechtsbijstand voor 2007 en 2008 peiljaarverlegging aan te vragen, zodat zij ten onrechte op betalende basis in plaats van op toevoegingsbasis voor klaagster is opgetreden.

 

3.2       Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:

Klaagster is uit contact met haar huidige advocaat gebleken dat verweerster zaken veel duidelijker en specifieker had moeten regelen. Dat had veel latere problemen kunnen voorkomen. Klaagster moest alles zelf uitzoeken en is slecht geadviseerd. De huidige advocaat van klaagster werkt veel sneller en duidelijker.

Klaagster heeft de adreswijziging van de wederpartij tijdig doorgegeven. Verweerster had dit schriftelijk aan de deurwaarder moeten bevestigen. Klaagster heeft uiteindelijk zelf een deurwaarder ingeschakeld. Deze had binnen een maand geregeld dat de achterstand aan klaagster werd betaald. Verweerster heeft ook nagelaten een titel op grond van art 58 EEX Verordening aan te vragen.

Verweerster heeft bij het aanvragen van de toevoeging nooit om fiscale stukken gevraagd. Zij beschikte niet eens over de salarisgegevens. Verweerster kon niet beoordelen of klaagster recht had op peiljaarverlegging. Verweerster heeft hierover nooit gesproken met klaagster. Klaagster was hiervan niet op de hoogte en heeft dit van anderen moeten horen.

 

4. Het verweer

 

4.1       Het standpunt van verweerster houdt in:

Verweerster heeft van alle processtukken concepten aan klaagster toegezonden. Van voorkauwen was geen sprake. Klaagster onderbouwt deze stelling overigens geenszins. De contacten met de wederpartij verliepen stroef, waardoor vaak een procedure bij de rechtbank aangespannen moest worden. In de echtscheidingszaak zijn diverse procedures gevoerd, heeft een kort geding plaatsgevonden wegens achterstand van de hypotheek betalingen door de wederpartij en is er conservatoir loonbeslag gelegd. Na de echtscheiding heeft verweerster een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ingediend, welk verzoek werd toegewezen. Verweerster heeft klaagster ook bijgestaan in een ontslagkwestie en in een geschil met een Duitse advocaat. Klaagster heeft in al deze zaken nooit laten merken dat zij niet tevreden zou zijn over de werkzaamheden van verweerster. Verweerster heeft klaagster wel begeleid en geadviseerd. Uiteraard heeft verweerster regelmatig aan klaagster om gegevens en stukken gevraagd. Dat betekent niet dat klaagster iets heeft moeten voorkauwen, maar dit maakt onderdeel uit van het contact tussen een advocaat en een cliënt.

Verweerster had de verhuizing van de wederpartij in augustus 2008 telefonisch doorgegeven aan de deurwaarder. Zij ging er van uit dat de deurwaarder hiervan aantekening had gemaakt. In januari 2009 heeft verweerster de beschikking van de rechtbank in de kinderalimentatiekwestie aan de deurwaarder verzonden met het verzoek deze te beteken en tot executie over te gaan. Verweerster heeft bij verzending van de beschikking geen expliciete vermelding meer gemaakt van het gewijzigde adres van de wederpartij, omdat zij de deurwaarder daarmee bekend veronderstelde. Toen bleek dat de deurwaarder aan het oude adres had proberen te betekenen heeft klaagster verzocht de stukken aan haar toe te sturen, zodat zij zich rechtstreeks tot een andere deurwaarder kon wenden. Verweerster heeft aan dit verzoek gevolg gegeven. Na overleg met de nieuwe deurwaarder was klaagster van oordeel dat verweerster een Europese titel ex artikel 58 EEX Verordening had moeten aanvragen. Verweerster stelt dat de wederpartij tijdens indiening van het verzoekschrift nog in Nederland woonde en dat bovendien een dergelijke titel normaliter na afloop van de procedure wordt gevraagd. Verweerster heeft evenwel aangeboden de titel kosteloos aan te vragen.  Klaagster heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

De declaraties zijn in overeenstemming met de veelomvattende werkzaamheden die voor klaagster zijn verricht.

De door klaagster nu genoemde gegevens waren in 2007 nog niet bekend. De huidige aan klaagster verleende toevoeging heeft betrekking op peiljaarverlegging 2009. De klacht heeft betrekking op de jaren 2007 en 2008. Klaagster heeft in 2008 mede door de inspanningen van verweerster overigens ook nog een ontslagvergoeding ontvangen. Er was geen enkele aanleiding aanwezig om peiljaarverlegging voor klaagster aan te vragen. Klaagster komt pas vanaf 2009 in aanmerking voor een toevoeging. Verweerster heeft destijds geen rekening kunnen houden met de door klaagster pas thans overgelegde gegevens zoals deze door de fiscus op 15 april 2009 zijn vastgesteld.

 

5. Beoordeling van de klacht

 

5.1              Uit het aan de raad overgelegde dossier en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerster de zaak van klaagster niet naar behoren heeft behandeld. Verweerster heeft klaagster steeds van alle processtukken concepten toegezonden, waarop klaagster heeft kunnen reageren. Het is begrijpelijk en gebruikelijk dat verweerster klaagster heeft verzocht feiten en bewijsmateriaal aan te voeren, die door verweerster in de processtukken zijn verwerkt. Het is de taak van een advocaat de door zijn cliënt aangedragen gegevens in de juridische procedure in te brengen. Niet gebleken is dat verweerster hierin nalatig is gebleven.

 

5.2              Door verweerster is erkend dat in eerste instantie beslag was gelegd onder de voormalige werkgever van de wederpartij. Door verweerster is ter zitting naar voren gebracht dat verweerster beslag had laten leggen onder de bij haar op dat moment bekende werkgever. Toen bleek dat deze gegevens niet meer juist waren heeft zij klaagster hierover om nadere informatie verzocht. Direct nadat verweerster de juiste naam van de werkgever had doorgekregen, heeft verweerster voor beslaglegging onder de nieuwe werkgever zorg gedragen. Klaagster heeft voormelde gang van zaken ter zitting bevestigd. Ten aanzien van de onjuiste beslaglegging in eerste instantie valt verweerster dan ook geen verwijt te maken.

 

5.3              Ten aanzien van de adreswijziging van de wederpartij overweegt de raad dat het, ter voorkoming van misverstanden, op de weg van verweerster had gelegen de door verweerster telefonisch aan de deurwaarder doorgegeven adreswijziging schriftelijk aan deze te bevestigen. Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij zich op het moment dat zij het verzoek tot betekening en executie van de beschikking van de rechtbank aan de deurwaarder richtte had vergewist of de adreswijziging door de deurwaarder was verwerkt. De raad acht het nalaten van verweerster echter niet dusdanig verwijtbaar dat dit verweerster tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

 

5.4              Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Voorts dient een advocaat bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtshulp. De raad zal dit onderdeel van de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

 

5.5              Naar aanleiding van het door de kantoorgenoot van verweerster gestelde dat niet verweerster maar hij verantwoordelijk is voor de kwestie betreffende de toevoegingsaanvraag, overweegt de raad dat verweerster ten aanzien van haar optreden met betrekking tot het aanvragen van een toevoeging een eigen –tuchtrechtelijke- verantwoordelijkheid heeft. De raad stelt vast dat de beslissing tot afwijzing van de toevoeging bovendien op naam van verweerster was gesteld.

 

5.6              Verweerster heeft bij het begin van de zaak een toevoeging aangevraagd welke toevoeging werd afgewezen. Niet gebleken is dat klaagster verweerster heeft verzocht tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand bezwaar te maken. Hiertegen richt dit onderdeel van de klacht zich ook niet. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het gegeven dat verweerster klaagster niet heeft gewezen op de mogelijkheid van peiljaarverlegging, waardoor zij klaagster de mogelijkheid heeft ontnomen aan te tonen dat zij hiervoor in aanmerking zou komen.

Van verweerster had verwacht mogen worden dat zij klaagster op het moment dat de toevoegingsaanvraag werd afgewezen had geïnformeerd over de mogelijkheid van peiljaarverlegging. Door dit na te laten heeft verweerster klaagster de keuzemogelijkheid onthouden aan te tonen dat zij voor peiljaarverlegging in aanmerking kwam. Dit valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten. Of klaagster op grond van peiljaarverlegging in 2007 al dan niet voor een toevoeging in aanmerking was gekomen is door de raad niet vast te stellen.

 

 

 

 

6. Beslissing

 

De raad wijst de onderdelen 1 en 2 als ongegrond af.

 

De raad verklaart klachtonderdeel 3 gegrond en legt aan verweerster ter zake de maatregel van enkele waarschuwing op.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. I.E.M. Sutorius, A.L.W.G. Houtakkers J.D.E. van den Heuvel en R.F.L.M. van Dooren, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2010,

 

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

 

Verzonden op: 16 maart 2010

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.