Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA0278

Zaaknummer

M 146 - 2009

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Ten aanzien van de intrekking van een klacht bij de raad van discipline onvoldoende zorgvuldig gehandeld en onvoldoende gecommuniceerd met cliënten. Wel tuchtrechtelijk verwijtbaar, maar geen maatregel omdat de intrekking van de klacht in het belang van cliënten moet worden geacht en cliënten zelf excuses hebben aanvaard en geen klacht wensen in te dienen.

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar gegrond; geen maatregel.

Uitspraak

 

BESLISSING

van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake het bezwaar van

 

deken

 

tegen

 

verweerder.

_____________________________________________________________________

 

Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 13 juli 2009 heeft de deken de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.

De raad ontving van verweerder een brief dd. 15 oktober 2009, met bijlagen.

Deze stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd.

 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 20 juli 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 19 oktober 2009.

 

Ter mondelinge behandeling waren de deken en verweerder aanwezig.

 

Vaststelling van de feiten voorzover voor het bezwaar van de deken van belang.

Verweerder trad op als advocaat van zijn cliënten in een civiele procedure betreffende een vermeende vordering van de voormalige advocaat van de cliënten van verweerder, mr. X. De maatschappelijk werker van de cliënten van verweerder had zich gewend tot de deken met klachten over het optreden van mr. X.

Hierna heeft verweerder overleg gevoerd met de deken. Verweerder heeft bij brief dd. 8 april 2008 aan de deken bericht dat hij in de klachtzaak van zijn cliënten tegen mr. X de belangen van zijn cliënten zou behartigen.

Verweerder heeft bij brief dd. 9 oktober 2008 geregeerd op de brief van mr. X dd. 15 september 2008 aan de deken. Verweerder beëindigde zijn brief dd. 9 oktober 2008 als volgt: “Ik zal cliënten adviseren de klachtenprocedure niet door te zetten indien mr. X aangeeft de facturen te zullen crediteren.”

Verweerder heeft bij brief dd. 20 oktober 2008 nogmaals gereageerd, omdat hij geen antwoord ontving van mr. X op zijn schrijven dd. 9 oktober 2008.

Mr. X heeft op voormelde brieven van verweerder gereageerd bij brief dd. 7 november 2008. Bij brief dd. 17 november 2008 heeft de deken aan verweerder verzocht om hem te laten weten of zijn cliënten de klachten tegen mr. X wensten te handhaven dan wel intrekken. Verweerder heeft hierop bij brief dd. 5 december 2008 gereageerd. Verweerder heeft in deze brief niet geantwoord op de vraag of de klacht doorgestuurd diende te worden. De deken heeft vervolgens de stukken in de klachtzaak tegen mr. X op 11 december 2008 toegezonden aan de raad van discipline.

De raad had de mondelinge behandeling van de klachtzaak bepaald op maandag 20 april om 16.00 uur.

Verweerder heeft de klacht per fax dd. 20 april 2009 om 10.35 uur bij de raad ingetrokken, onder de mededeling dat partijen in onderling overleg een regeling hadden getroffen. Verweerder heeft op maandag 20 april 2008 om 15.00 uur gebeld met zijn cliënten. De griffier van de raad heeft per fax dd. 20 april 2009 om 15.05 uur aan partijen bericht dat de klacht door verweerder was ingetrokken en dat de behandeling van de klacht door de raad daarmee was geëindigd. Verweerder gaf in eerste instantie aan dat dit telefoongesprek van hem met zijn cliënt had plaatsgevonden, voordat hij de klacht had ingetrokken. Nadat de cliënte van verweerder aan de deken had laten weten dat dit niet juist was, omdat verweerder haar had gebeld met de mededeling dat hij de klacht had ingetrokken en dat zij niet had gezegd dat zij met haar man wilde overleggen, maar dat zij dit met hem zou bespreken, heeft verweerder bij brief dd. 9 juli 2009 aan de deken te kennen gegeven dat hij uitging van de lezing die zijn cliënte hem had voorgehouden. De deken heeft vervolgens bij brief dd. 13 juli 2009 een dekenbezwaar tegen verweerder bij de raad van discipline ingediend.

 

Inhoud van het bezwaar.

Verweerder heeft namens zijn cliënten een klacht bij de raad van discipline ingetrokken, zonder toestemming van die cliënten en aldus niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft de deken bewust buiten spel gezet, terwijl hij wist dat de deken belang hechtte aan het doorzetten van de klacht.

 

Standpunt van de deken.

Verweerder heeft de klacht bij de raad van discipline ingetrokken, met de mededeling dat de zaak door partijen in onderling overleg was geregeld. De cliënten van verweerder gingen er vanuit dat de behandeling van de klacht zou plaatsvinden. Verweerder had niet gereageerd op een e-mail van klaagster met de vraag of er nog aanvullende stukken nodig waren en of het de bedoeling was dat cliënten aanwezig waren bij de behandeling van de klacht.

Verweerder heeft de klacht tegen mr. X op de dag van de zitting dd. 20 april 2008 ingetrokken zonder medeweten en toestemming van zijn cliënten.

De deken hoorde pas enkele dagen nadat de zitting zou plaatsvinden dat de behandeling van de klachtzaak tegen mr. X niet was doorgegaan omdat de klacht was ingetrokken. Indien verweerder ervan uitging dat de klacht door de deken zou worden overgenomen, had hij de deken van de intrekking van de klacht op de hoogte behoren te stellen.

 

Standpunt van verweerder.

De insteek van verweerder in de zaak tegen mr. X was primair civielrechtelijk. De bemoeienis van verweerder met de klacht gebeurde vanuit die civielrechtelijke discussie.

Verweerder zou een opdracht om een tuchtrechtelijke procedure te gaan voeren niet hebben aanvaard. Verweerder heeft op verzoek van zijn cliënten gereageerd op de brief van mr. X van 15 september 2009, omdat zij en ook hun maatschappelijk werker hiertoe niet in staat waren.

Tijdens een bespreking op 2 december 2008 gaf cliënte aan dat zij niet op een tuchtrechtelijke procedure zat te wachten,. Zij wilde een aanvullende schaderegeling en zij wilde van de facturen van mr. X af. Verweerder heeft dat in zijn brief dd. 9 oktober 2008 aan de deken voorzichtig maar ondubbelzinnig kenbaar gemaakt . Cliënten en de deken waren op de hoogte van de strekking van de brief.

De deken heeft de klacht niet doorgestuurd na overleg met de cliënten van verweerder, maar na telefonisch overleg met verweerder, waarin beiden tot de conclusie kwamen dat aan de gestelde voorwaarde niet was voldaan en de klacht dus doorgestuurd moest worden naar de raad van discipline.

Verweerder heeft de klacht op de dag van de zitting ingetrokken omdat de declaratie waartegen de klacht van de cliënten van verweerder zich richtte van tafel was en de deken eerder had aangekondigd zelf een dekenklacht in te dienen. Het treffen van een goede regeling was meer in het belang van cliënten dan het voeren van een klachtprocedure en verdiende daarom de voorkeur. De intrekking lag van meet af aan besloten in die aanpak van verweerder en was bij cliënten bekend. De deken had nog de mogelijkheid het optreden van mr. X bij de raad aan de orde te stellen, zoals door de deken ook eerder was aangekondigd. Het is juist dat verweerder de deken van de intrekking op de hoogte had moeten stellen. Anderzijds heeft verweerder van meet af aan gecommuniceerd dat de inzet was om de civielrechtelijke vordering van mr X van tafel te krijgen en dat het doorzetten van de klacht een middel was om die vordering van tafel te krijgen. Verweerder heeft zijn cliënte na zijn telefoongesprekken met mr. X op de dag van de zitting van de raad van discipline laten weten dat de klacht niet doorgezet zou worden en dat zij haar rechten niet prijsgaf omdat de deken een bezwaar zou kunnen indienen.

Verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënten. Verweerder is ten gevolge van het haastwerk enkel in de communicatie met zijn cliënten tekortgeschoten. Verweerder erkent dat hij het overleg met mr. X eerder had moeten oppakken, waardoor het haastwerk niet nodig was geweest.

 

Beoordeling van de klacht.

Verweerder trad op voor zijn cliënten in een civiele procedure, onder meer betreffende een vordering van mr. X op zijn cliënten. In eerste instantie had de maatschappelijk werker van de cliënten van verweerder zich tot de deken gewend met klachten over mr. X. Halverwege de klachtprocedure (in oktober 2009) heeft verweerder de behartiging van de belangen van zijn cliënten in die procedure overgenomen.

Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit wat ter zitting naar voren is gebracht is gebleken, dat verweerder in onderhandeling met mr. X de regeling heeft besproken dat hij zijn cliënten zou adviseren de klacht in te trekken indien mr. X  zijn vorderingen zou intrekken. Toen door mr. X niet werd voldaan aan de voorwaarde om tot intrekking van de klacht over te gaan, is de klacht van de cliënten van verweerder door de deken doorgestuurd aan de raad van discipline.

Verweerder heeft vervolgens tijdens de ochtend van de dag van de zitting van de raad dd. 20 april 2009 contact opgenomen met mr. X, waarbij hij heeft onderhandeld over een regeling in der minne, waarbij mr. X zou overgaan tot intrekking van zijn vordering jegens de cliënten van verweerder. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen de zaak eerder op te pakken, en geruime(re) tijd voor de zitting de onderhandelingen met mr. X te voeren en hierover met zijn cliënten overleg te voeren. De raad overweegt dat de regeling waarbij mr. X zijn vordering tegen de cliënten van verweerder introk in hun belang was. Wat verweerder te verwijten valt is dat hij de zaak op een zo laat tijdstip heeft opgevat dat er nauwelijks een mogelijkheid bestond om met cliënten te overleggen, of zij inderdaad konden instemmen met de door verweerder bereikte regeling. Daarnaast had van verweerder verwacht mogen worden, dat hij terstond met de deken contact had opgenomen, om hem uit te leggen wat zich op de dag van de zitting had afgespeeld, opdat de deken kon beslissen of hij al dan niet tot indiening van een dekenbezwaar zou overgaan.

Op grond van het bovenstaande komt de raad tot de conclusie dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet met zijn cliënten te overleggen, alvorens de klacht in te trekken. Hiervan valt hem tuchtrechtelijk een verwijt te maken, zodat het bezwaar van de deken gegrond zal worden verklaard.

 

De raad overweegt ten aanzien van een op te leggen maatregel het volgende.

Verweerder heeft weliswaar niet de nodige zorgvuldigheid in acht genomen en onvoldoende met zijn cliënten gecommuniceerd, doch daar staat tegenover dat verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënten door te bewerkstelligen dat mr. X zijn vordering tegen hen introk welke regeling naar verwachting niet tot stand was gekomen, indien verweerder niet was overgegaan tot intrekking van de klacht tegen mr. X. Daarnaast overweegt de raad dat de weg naar de raad van discipline niet definitief was afgesneden, nu de klacht alsnog door de deken als dekenbezwaar aan de raad kon worden voorgelegd, en de deken eerder had aangegeven dit te overwegen. Nu de deken inderdaad is overgegaan tot indiening van een dekenbezwaar hebben de cliënten geen nadelige gevolgen ondervonden van de handelwijze van verweerder. Daarnaast stelt de raad vast dat de cliënten van verweerder bij brief dd. 10 september 2009 aan de deken te kennen hebben gegeven de excuses van verweerder te aanvaarden en geen klacht tegen hem in te zullen indienen.

 

Gelet op bovenstaande is de raad van oordeel dat verweerder zich weliswaar tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen, doch dat dit handelen niet van dien aard is dat de raad het nodig acht om aan verweerder een maatregel op te leggen.

De raad zal het bezwaar van de deken daarom gegrond verklaren, zonder oplegging van een maatregel.

 

 

BESLISSING.

 

De raad verklaart het bezwaar van de deken gegrond, doch legt ter zake aan verweerder geen maatregel op.

 

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. L.W.M. Caudri, L.J.M. Luchtman, E.P.C.M. Teeuwen en M. B. Ph. Geeraedts, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op  4 januari 2010

 

 

griffier.                                                            voorzitter.

 

 

Verzonden op: 5 januari 2010

 

 

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

 

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.