Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1303

Zaaknummer

R. 3424/10.54

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft namens zijn cliënte een faillissementsaanvraag tegen klaagster ingediend. In het rekest is naast de vordering van de cliënte een tweede vordering opgevoerd, die berust op een cessie door de cliënte van een deel van haar vordering aan een derde. De advocaat heeft na de indiening van het rekest tot kort voor de zitting informatie over de cessie aan klaagster onthouden. De cessie is enkele dagen voor de zitting aan klaagster meegedeeld. Hierdoor was de inhoud van het rekest juridisch onjuist en is klaagster op oneigenlijke wijze onder druk gezet. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 30 november 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht

door de Deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. Deze heeft, na afronding van het onderzoek, aan het Hof van Discipline verzocht een andere Raad van

Discipline aan te wijzen dan de Amsterdamse, daar verweerder griffier is van de Raad van Discipline Amsterdam. 

1.2  Bij beslissing van 29 maart 2010 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, hierna: “de Raad”,

aangewezen voor de behandeling van de klacht.

1.3   De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4   De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 6 september 2010. Ter zitting is de heer D. als directeur van klaagster verschenen. Verweerder is

verschenen.

 

FEITEN

2.1  Verweerder behartigt de belangen van X B.V. in een geschil met klaagster over de betaling van openstaande facturen van X B.V.

Klaagster wordt in dat geschil bijgestaan door een advocaat.

2.2  Verweerder heeft namens zijn cliënte rechtsmaatregelen tegen klaagster genomen. Hij heeft onder meer conservatoir beslag gelegd, gevolgd door het

aanhangig maken van een procedure, die later is ingetrokken. Verweerder heeft voorts een faillissementsaanvraag tegen klaagster ingediend.

2.3  De faillissementsaanvraag is op 11 november 2009 ingediend namens X B.V. en Y. B.V., waarbij ten aanzien van Y B.V. is aangevoerd dat deze, evenals X

B.V., een vordering op klaagster heeft.

2.4  De vordering van Y B.V. is gebaseerd op een akte van cessie d.d. 1 oktober 2009, waarbij X B.V. een deel van haar vordering op klaagster aan Y B.V. heeft

overgedragen. Verweerder heeft de akte van cessie op 4 december 2009, enkele dagen voor de behandeling van het faillissementsrekest (8 december 2009), aan

klaagster doen betekenen.

2.5  Tussen X B.V. en klaagster is over de te voeren bodemprocedure en een daarbij door klaagster te storten bedrag als zekerheid een minnelijke regeling

getroffen, waarbij tevens de intrekking van de faillissementsaanvraag is overeengekomen.

 

KLACHT

3.1  Klaagster verwijt verweerder dat hij bij de incasso van de vordering van zijn cliënte niet zorgvuldig heeft gehandeld. Volgens klaagster is een steunvordering

“bedacht”, te weten de vordering van Y B.V., terwijl Y B.V. klaagster niet had laten weten welke vordering zij had, terwijl ook de vordering van Y B.V. in het

faillissementsrekest niet was onderbouwd.

3.2  In de toelichting op de klacht heeft klaagster onder meer gesteld dat zij met Y B.V. gebeld heeft om te vragen naar de vordering, maar dat men klaagster niet

kende. Klaagster heeft aanvankelijk van verweerder geen stukken gekregen waaruit de cessie zou blijken. Klaagster vindt het onjuist dat van een betwiste

vordering op deze manier betaling wordt afgedwongen.

 

VERWEER

4.   Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1  In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn

cliënt behartigt.

Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt

goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf  feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zijn. De vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid  kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden. Ook dient hij onder omstandigheden rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen  van de wederpartij.

5.2  De klacht spitst zich toe op de indiening door verweerder van het faillissementsrekest en de daarin vermelde vorderingen, bezien in samenhang met het feit dat

de cessie niet eerder dan op 4 december 2009 aan klaagster is betekend.

5.3  Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt het volgende.

Verweerder heeft in het rekest eerst vermeld dat zijn cliënte, X B.V., inclusief rente tot en met 22 juni 2009 een bedrag van € 56.108,72 te vorderen had.

Vervolgens heeft verweerder vermeld dat Y B.V. een vordering op klaagster in handen had van € 12.316,50 en dat ook die vordering onbetaald bleef.

Op grond hiervan heeft verweerder gesteld dat sprake was van pluraliteit van schuldeisers en dat klaagster had opgehouden aan haar verplichtingen te voldoen

ondanks aanmaning daartoe. 

5.4  Ter zitting is aan de orde gekomen dat het rekest in de zojuist aangehaalde onderdelen onjuistheden bevat. Zo is gebleken dat het als vordering van X B.V.

vermelde bedrag van € 56.108,72 niet juist is omdat het bedrag van de aan Y B.V. gecedeerde vordering (een bepaalde nota) hierin is begrepen. Bij een juiste

weergave had derhalve het bedrag van de vordering van X B.V. met € 12.316,50 (eventueel vermeerderd met rente) verlaagd moeten worden.

Voorts is aan de orde gekomen dat de stelling dat Y B.V. een vordering op klaagster in handen had van € 12.316,50 en dat ook die vordering onbetaald bleef

juridische juistheid mist. De vordering was weliswaar op 1 oktober 2009 gecedeerd, maar op 11 november 2009, de datum waarop het faillissementsrekest werd

ingediend, nog niet aan klaagster betekend. Jegens klaagster was Y B.V. derhalve tot 4 december 2009, de datum waarop de cessie werd betekend, geen

schuldeiser.

5.5   Tenslotte is ter zitting aan de orde gekomen dat in het rekest enkel de vorderingen van X B.V. en Y B.V. zijn vermeld en dat enige uitleg over het ontstaan van

de vordering van Y B.V., die immers rechtstreeks ontleend is aan de vordering van X B.V., ontbreekt.

5.6  De Raad merkt nog op dat de in het rekest vervatte suggestie dat klaagster ondanks aanmaningen heeft opgehouden aan haar verplichtingen te voldoen ten

onrechte op Y B.V. betrekking heeft, daar van de cessie aan Y. B.V. geen mededeling aan klaagster was gedaan, zoals is voorgeschreven in artikel 3:94 BW.

5.7  Verweerder heeft klaagster – desbewust - niet in staat gesteld de gegrondheid van de in het rekest vermelde vordering van Y B.V. te onderzoeken. Ter

zitting heeft verweerder verklaard dat hij, toen hem in een telefoongesprek met de advocaat van klaagster werd gevraagd naar de vordering van Y B.V., enkel aan

die advocaat heeft meegedeeld dat er een exploot onderweg was. De cessie is pas enkele dagen voor de geplande behandeling van het faillissementsrekest aan

klaagster betekend.

5.8   De Raad is van oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klaagster door enerzijds in het rekest

onjuiste informatie over de vorderingen op te nemen en anderzijds aan klaagster de informatie te onthouden die voor klaagster nodig was om de voor haar volstrekt

onbekende vordering van Y B.V. te kunnen beoordelen. Verweerder heeft aldus op oneigenlijke wijze druk op klaagster bewerkstelligd.

Daarmee heeft verweerder de grens van de hem toekomende vrijheid overschreden. 

5.9   Verweerder heeft aangevoerd dat zijn handelen is ingegeven door een met zijn cliënte gekozen strategie om klaagster tot betaling aan te zetten. Dit doet aan het vorenstaand oordeel niet af. 

5.10  Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond.

MAATREGEL

6.1 De Raad acht gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.1   De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klacht gegrond;

-               legt als maatregel op een enkele waarschuwing.

 

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.P. Heinrich, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 1 november 2010.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.