Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0508

Zaaknummer

R. 3145/08.177 III + IV + V

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

In verzet heeft klager aanvullend bewijs overgelegd, waaruit zijn stelling volgt dat de advocaat ter gelegenheid van de zitting in strijd met de werkelijkheid heeft gesteld dat aan zijn client geen vervangende zekerheid is aangeboden. Verzet (gedeeltelijk) gegrond. Aan de advocaat wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Uitspraak

1.        VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 13 mei 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 28 oktober 2008 ontvangen door de Raad.

 

1.2        Bij beslissing van 11 november 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 11 november 2008.

1.3        Bij brief van 21 november 2008 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 december 2009. Ter zitting zijn klager en verweerder

 

2.             DE KLACHT EN HET VERZET

 

De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij:

a.                     ter zitting van de Raad van Discipline van 7 april 2008 heeft gelogen bij de behandeling van eerdere klachten die klager tegen verweerder had ingediend;

b.                     in een akte in een procedure voor de rechtbank Haarlem uitlatingen heeft gedaan die onjuist, onnodig en onnodig grievend jegens klager zijn geweest;

c.                      in diezelfde akte uitlatingen heeft gedaan die apert onjuist zijn.

De gronden van het verzet

Verweerder heeft ten onrechte volhard in zijn ontkenning dat hij niet door de raadsman van klager is uitgenodigd tot het stellen van vervangende zekerheid. Klager heeft in dat kader een verzendbewijs van de betreffende faxbrief van 24 augustus 2007 overgelegd, waarin zijn advocaat vervangende zekerheid aan verweerder heeft gevraagd. Klager heeft voorts gesteld dat een advocaat de uitlatingen van zijn cliënt op waarheid dient te verifiëren. Voorts heeft klager gesteld dat indien een advocaat wordt geconfronteerd met een conflict, hij desalniettemin in het oog moet houden dat weliswaar behartiging van de hem toevertrouwde belangen van zijn cliënt zijn eerste taak is, doch dat hij deze taak dient te verrichten in overeenstemming met het openbaar belang bij een behoorlijke beroepsuitoefening, waarvoor een enkele maal zelfs het belang van zijn cliënt zal moeten wijken.

 

 

3.             VERWEER

Verweerder heeft ter verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerder heeft betwist het betreffende bericht van de advocaat van klager omtrent de vervangende zekerheid te hebben ontvangen.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2    Verweerder heeft betwist dat hij zich onjuist en onnodig grievend over klager heeft uitgelaten en dat zulks in ieder geval niet zijn bedoeling is geweest.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3    Verweerder heeft gesteld dat de betreffende uitlating correct is en dat zijn cliënt daar nog steeds achter staat.

 

4.      BEOORDELING VAN HET VERZET

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1    Klager heeft bij zijn verzet aanvullend bewijs overgelegd voor zijn standpunt dat zijn raadsman op 24 augustus 2007 een faxbrief aan verweerder heeft gestuurd, waarin hij verweerder heeft uitgenodigd vervangende zekerheid te stellen. De Raad is van oordeel dat er redelijkerwijs vanuit gegaan moet worden dat verweerder het betreffende faxbericht moet hebben ontvangen, zodat verweerder ten onrechte ter zitting van 7 april 2008 heeft aangevoerd dat hem geen bericht met betrekking tot het stellen van vervangende zekerheid had bereikt. De Raad acht het verzet ten aanzien van dit onderdeel van de klacht en dit klachtonderdeel derhalve gegrond. Het verzet is voorts gegrond daar waar een verschrijving in de voorzittersbeslissing staat onder 4.2, regel 3. In deze regel is “verweerder” opgenomen, terwijl dit “klager” dient te zijn.

 

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

4.2.   Ten aanzien van deze klachtonderdelen is de Raad van oordeel dat de door klager in het verzet aangevoerde gronden deels een herhaling en deels een uitwerking zijn van deze klachtonderdelen zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft terzake de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve voor het overige ongegrond.

 

5.      MAATREGEL

          Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat ter zitting verweerder ten onrechte heeft gesteld dat in de betreffende faxbrief een onjuist faxnummer zou zijn gebruikt, acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

6.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart ten aanzien van de klachtonderdelen b en c het verzet ongegrond en ten aanzien van klachtonderdeel a het verzet en de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 8 februari 2010.

 

 

 

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.