Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2010:YA0425

Zaaknummer

09-288A

Inhoudsindicatie

Marginale toetsing bij advocaat die als arbiter optreedt. Verzet gegrond, klacht ongegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

beslissing d.d. 23 maart 2010

in de zaak 09-288 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

 

De heer

k l a g e r

tegen:

 De heer mr

 v e r w e e r d e r

 1. Verloop van de procedure:

1.1 Bij brief van 19 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 Bij brief van 13 oktober 2009, bij de raad ontvangen op 15 oktober 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 26 oktober  2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad te Amsterdam de klacht kennelijk niet ontvankelijk verklaard, op de gronden zoals vermeld in die beslissing. 

1.4 Bij brief van 3 november 2009, door de raad ontvangen op 5 november 2009, heeft klager tijdig verzet aangetekend tegen de voorzittersbeslissing.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 januari 2010 in aanwezig-heid van partijen.

 

1.6.  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet, van de stukken waarop de beslissing is gegeven, van het verzetschrift met bijlagen en van het aanvullend verzetschrift met bijlagen d.d. 26 november 2009.

2. Het verzet:

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij geen rekening en verantwoording wil afleggen over (voorschot)declaraties die hij in rekening heeft gebracht voor zijn werk-zaamheden. Voorts staan de arbitragekosten volgens klager niet in verhouding tot het belang van de zaak.

2.2 Door aldus te handelen danwel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij, aldus klager, niet die zorg betracht die jegens de cliënt in acht diende te worden genomen, alt-hans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

2.3 In verzet heeft klager er nog op gewezen dat de arbitragekosten ook te hoog zijn in verhouding tot het belang van de zaak, nu de arbitrage inmiddels na inschake-ling van andere arbiters wel ten einde kwam, in die zin dat een schikking tussen partijen werd getroffen.

3. Feiten:

3.1 Verweerder is in september 2006 door de Kamer voor Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden tot arbiter benoemd in een arbitraal college bestaande uit drie arbiters. Genoemd arbitraal college diende een geschil, waarbij klager als partij betrokken was, te beslechten.

3.2 Op 19 februari 2009 heeft klagers raadsman twee arbiters, onder wie verweerder, gewraakt. Bedoelde arbiters hebben zich teruggetrokken. In hun plaats zijn door de betreffende Kamer van Koophandel nieuwe arbiters benoemd.

3.3 De drie arbiters hebben gezamenlijk in de periode oktober 2006 tot en met februari 2009 voor hun werkzaamheden € 51.530,52 inclusief de BTW gedecla-reerd.

3.4 Klager heeft zich bij de Kamer van Koophandel, die de arbiters heeft voor-gesteld, beklaagd over de hoogte van de declaraties waarna deze Kamer toepas-sing heeft gegeven aan artikel 60 van het van toepassing zijnde arbitrageregle-ment. De Kamer concludeert na toepassing van deze procedure dat de door ver-weerder voor zijn diensten gerekende vergoeding redelijk is, waarna deze is vastgesteld overeenkomstig het door verweerder gedeclareerde bedrag.

4. Beoordeling:

4.1 De  raad is van oordeel dat verweerder, optredend als arbiter op voordracht van de Kamer van Koophandel op basis van een arbitragebeding in de overeenkomst die klager met een derde heeft gesloten, zich in die hoedanigheid niet als advocaat manifesteert, zodat de gedragingen in beginsel niet vallen onder de werking van het advocatentuchtrecht. Dit zou evenwel anders kunnen zijn als een advocaat zich als arbiter zo zou gedragen, dat daardoor het aanzien van en/of het vertrou-wen in de advocatuur zou zijn geschaad, temeer nu verweerders hoedanigheid van advocaat zal hebben bijgedragen aan zijn benoeming. Dit brengt met zich dat er geen reden is om klager niet ontvankelijk te verklaren in zijn klacht, zoals in de voorzittersbeslissing is geschied, want verweerders gedragingen kunnen wel dege-lijk – zij het marginaal -  tuchtrechtelijk worden getoetst. In zoverre is het verzet dan ook gegrond. Wel is het zo, zoals in de voorzittersbeslissing terecht is over-wogen, dat niet is gebleken dat verweerder in verhouding tot het belang van de zaak exessief heeft gedeclareerd, zoals ook al was vastgesteld in de onder 3.4 ge-noemde procedure. Het is ook niet juist daarbij enkel acht te slaan op de financië-le resultaten van de nadien bereikte schikking, aangezien de inzet van klager en zijn wederpartij bij de aanvang van de zaak veel hoger was.  Klager is derhalve weliswaar ontvankelijk in zijn klacht, maar de klacht is wel ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht alsnog ongegrond;

Aldus gewezen door Mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. M. le Belle, S.M. Gaasbeek-Wielinga, M.J.G.H. Verviers, M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2010.

 

 

voorzitter       griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2010 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na  verzending van de beslis-sing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gron-den van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzen-ding van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroep-schrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post:

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging:

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruike-lijke kantooruren.

c. Per fax:

Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.

d. Telefonische informatie:   076- 548 46 07